Ergotherapie
Week 1: Bloedstolling en trombose
Week 2: Soorten kraakbeen en artrose
Week 3: Oncologie
Week 4: Astma en COPD
Week 1: Bloedstolling en trombose
Bloedsomloop:
- Rood is zuurstofrijk/slagader
- Blauw is zuurstofarm /ader
Klein is van het hart naar de longen en weer terug.
Groot is van het hart naar de rest van het hele lichaam.
Poortader is van belang om voedingstoffen je lichaam in te krijgen.
Waar kunnen stolsels vandaan komen in de volgende organen:
Hersenen vanaf het hart door onregelmatig hartritme. Stolsel linker
atrium, rechterventrikel, halsslagader naar hersenen.
Lever uit het maagdarmkanaal/evt. in het hart.
Longen vanuit de benen via ra/rv naar de longen.
Hartspier door atherosclerose / verstopping.
Beenader embolie kan helemaal naar de longen.
Halsslagader embolie kan de hersenen in gaan.
Longader embolie kan het hart verstoppen met als gevolg het hele lichaam
Longslagader embolie kan het hart verstoppen met als gevolg het hele lichaam
De grote van embolie heeft grote invloed. Grotere embolieën blijven steken en kunnen ene grotere
complicatie veroorzaken zoals bijvoorbeeld in de longen die BEIDE longen afsluit. Bij een kleiner
embolie kan het soms nog zijn dat 1 long nog werkt.
Bloed
Vloeibaar weefsel waarin bloedcellen
bloedplasma rond zweven.
Er zijn 3 soorten bloedcellen:
1. Erytrocyten zorgen voor zuurstoftransport
( rood )
2. Leukocyten vervullen diversie functies in
de afweer tegen micro-organismen, niet
eigen weefsel en tumorcellen.
3. Trombocyten spelen een centrale rol in de
natuurlijke stelping van bloedingen.
Plasma bestaat uit water, zouten en eiwitten.
Bloedstelping ( hemostaste )
, - Vasoconstrictie: actieve / onmiddellijke reactie van vaatvernauwing
o In het begin beperkt het bloedverlies, daarna neemt effect af.
- Trombocytenactiviteit: reacties van bloedplaatjes
o Adhesie: trombocyten worden kleverig en hechten zich aan collageenvezels van
vaatwand + bindweefsel.
o Aggregatie: trombocyten gaan samen kleven en vormen een prop/plug die de
vaatwand voorlopig afsluit: voorlopige stelping.
o Secretie: afscheiden van lichaamsvocht, bevorderd vasoconstrictie, bloedstolling en
aggregatie.
- Bloedstolling ( coagulatie ) verzorgd door plasmaeiwitten
o Vorming van een stolstel ( coagulaat; gelatine achtig waar fibrine en bloedcellen
inzitten ) van fibrinedraden die de bloedcellen
omsluiten: geen bloed meer uit kan stromen.
o Nodig: stollingsfactoren o.a. fibrinogeen. De productie
hiervan gebeurd in de lever waar ze vit. K maken. Het
zet zich voort in een
kettingreactie.
Stollingsfactoren kunnen alleen worden
aangemaakt bij de aanwezigheid van
vitamine K.
Fibrinolyse
- Fibrinedraden worden in kleine stukjes geknipt door enzym plasmine
- Stolsel valt uit elkaar en wordt afgevoerd
- Plasminogeen palsmine door plasminogeenactivator
Trombose
Bij trombose is het zelfde mechanisme werkzaam als bij normale bloedstolling maar het proces
blijft zich herhalen door achterblijvende trombocyten daardoor ontstaat een trombus.
Die wordt steeds groter en belemmerd de bloedstroom steeds meer. Dit leidt tot dat het
hele vat dicht gaat en kan leiden tot bijvoorbeeld een hartinfarct.
Trombose is een pathologische bloedstolling die niet nodig is.
= resultaat is een trombus
Hoofdoorzaken trombose:
- Bloedstroomvertraging
- Verandering van de bloedsamenstelling
- Verandering van de vaatwand
Trombose in arteriën artherosclerose / necrose
Trombose in venen
Diepe veneuze trombose in bekken/benen
- Immobilisatie / decompensatio cordis (hartfalen) / ontstekingsprocessen / operatie,
trauma bevalling / kwaadaardige processen / geneesmiddelen.
Oppervlakkige veneuze trombose
- Injecties ( medicijnen/drugs )
- Ontsteking op venewand ( tromboflebitis )
Veranderde bloedsamenstelling
- Tekort aan stolling afbrekende enzymen