Probleem 5
Leerdoelen:
o Wat is paniekstoornis en wat zijn paniek aanval?
o Wat zijn de symptomen van body en mind?
o Wat zijn de cognitieve modellen en biologische modellen van PD?
o Wat is hyperventilatie?
o Hoe helpt hyperventilatie in de behandeling van PD?
Cognitieve theorie: kennen maar niet echt goed weten
Biologische theorie: beide well belangrijk
Composiet: theorie niet specifiek kennen, kritiek wel weten!
Je moet het laatste artikel de MODEL goed kennen, maar ook de onderzoek over een
donkere kamer (dit is dan de bewijs).
Causale model van paniekstoornissen (Leonardo Fava & John Morton)
De belangrijkste gebeurtenis bij paniekstoornis is de paniekaanval. Dit wordt door
Clark op de volgende manier gedefinieerd:
o Een paniekaanval bestaat uit een intens gevoel van vrees of dreigend
onheil dat plotseling opkomt en dat wordt geassocieerd met een breed
scala aan pijnlijke fysieke sensaties. Deze gewaarwordingen zijn onder
meer kortademigheid, hartkloppingen, pijn op de borst, verstikking,
duizeligheid, tintelingen in handen en voeten, warme en koude opvliegers,
zweten, flauwvallen, beven en gevoelens van onwerkelijkheid.
Cognitieve hypothesen
Clark
Clarks verklaring van paniekstoornis was
gebaseerd op de catastrofale verkeerde
interpretatie van de bepaalde lichamelijke
gewaarwordingen die verband houden met
angstreacties.
Lichamelijke gewaarwordingen, zoals
hartkloppingen en duizeligheid, kunnnen
optreden bij dagelijkse gebeurtenissen zoals lichaamsbeweging wandelen en kunnen
, zelfs worden veroorzaakt door niet een angst gerelateerde emotionele toestanden,
zoals opwinding, woede en geluk. Bij een paniekstoornis interpreteert het individu
deze lichamelijk gewaarwordingen cognitief verkeerd als bewijs van dreigend
gevaar.
Voor Clark betekent Interne trigger stimuli een lichamelijke gewaarwordingen op een
laag niveau
Het causale model voor de theorie van Clark wordt gegeven in de figuur hierboven. In
de theorie van Clark is de enige voorafgaande oorzaak de aangeleerde dreiging en
deze wordt veroorzaakt door een eerder opgetreden kritieke gebeurtenis. In de
figuur wordt de vicieuze cirkel aangegeven met dikke stippellijnen. Dit kan worden
gestart door een externe trigger of door een interne trigger: aanvankelijke, relatie
kleine variatie in lichamelijke gewaarwordingen. Hiervoor moet er een drempel van
lichamelijke gewaarwording zijn waarboven de paniekaanval zal worden geactiveerd.
Het lijkt nodig dat de drempel voor lichamelijke gewaarwording voor een catastrofale
verkeerde interpretatie en misschien ook de verbanden die de vicieuze cirkel vormen,
ook abnormaal zou zijn.
, Compositie model
De samengestelde cognitieve theorie wordt getoond in de figuur hierboven. De patiënt
wordt geleverd met drie antecedente aandoeningen: lagere zelf efficacy als gevolg
van vroegere hechtingsproblemen, op de manier van Bowlbly (1973), hoge
angstgevoeligheid, voortkomend uit een genetische aanleg of uit hechtingsproblemen
en aangeleerde dreiging die voorkomt uit een vroege kritieke gebeurtenis. Samen
maken deze systeem dat ten grondslag ligt aan de vicieuze cirkel vatbaar voor
activering. Dit kan extern gebeuren, met een combinatie van de externe trigger en de
aangeleerde dreiging, of intern. Intern hebben we een lage zelf efficacy laten leiden to
een toename van de opwindingsniveaus, wat leidt tot lichamelijke sensaties die de
vicieuze cirkel op gang brengen.
Causale model:
Leerdoelen:
o Wat is paniekstoornis en wat zijn paniek aanval?
o Wat zijn de symptomen van body en mind?
o Wat zijn de cognitieve modellen en biologische modellen van PD?
o Wat is hyperventilatie?
o Hoe helpt hyperventilatie in de behandeling van PD?
Cognitieve theorie: kennen maar niet echt goed weten
Biologische theorie: beide well belangrijk
Composiet: theorie niet specifiek kennen, kritiek wel weten!
Je moet het laatste artikel de MODEL goed kennen, maar ook de onderzoek over een
donkere kamer (dit is dan de bewijs).
Causale model van paniekstoornissen (Leonardo Fava & John Morton)
De belangrijkste gebeurtenis bij paniekstoornis is de paniekaanval. Dit wordt door
Clark op de volgende manier gedefinieerd:
o Een paniekaanval bestaat uit een intens gevoel van vrees of dreigend
onheil dat plotseling opkomt en dat wordt geassocieerd met een breed
scala aan pijnlijke fysieke sensaties. Deze gewaarwordingen zijn onder
meer kortademigheid, hartkloppingen, pijn op de borst, verstikking,
duizeligheid, tintelingen in handen en voeten, warme en koude opvliegers,
zweten, flauwvallen, beven en gevoelens van onwerkelijkheid.
Cognitieve hypothesen
Clark
Clarks verklaring van paniekstoornis was
gebaseerd op de catastrofale verkeerde
interpretatie van de bepaalde lichamelijke
gewaarwordingen die verband houden met
angstreacties.
Lichamelijke gewaarwordingen, zoals
hartkloppingen en duizeligheid, kunnnen
optreden bij dagelijkse gebeurtenissen zoals lichaamsbeweging wandelen en kunnen
, zelfs worden veroorzaakt door niet een angst gerelateerde emotionele toestanden,
zoals opwinding, woede en geluk. Bij een paniekstoornis interpreteert het individu
deze lichamelijk gewaarwordingen cognitief verkeerd als bewijs van dreigend
gevaar.
Voor Clark betekent Interne trigger stimuli een lichamelijke gewaarwordingen op een
laag niveau
Het causale model voor de theorie van Clark wordt gegeven in de figuur hierboven. In
de theorie van Clark is de enige voorafgaande oorzaak de aangeleerde dreiging en
deze wordt veroorzaakt door een eerder opgetreden kritieke gebeurtenis. In de
figuur wordt de vicieuze cirkel aangegeven met dikke stippellijnen. Dit kan worden
gestart door een externe trigger of door een interne trigger: aanvankelijke, relatie
kleine variatie in lichamelijke gewaarwordingen. Hiervoor moet er een drempel van
lichamelijke gewaarwording zijn waarboven de paniekaanval zal worden geactiveerd.
Het lijkt nodig dat de drempel voor lichamelijke gewaarwording voor een catastrofale
verkeerde interpretatie en misschien ook de verbanden die de vicieuze cirkel vormen,
ook abnormaal zou zijn.
, Compositie model
De samengestelde cognitieve theorie wordt getoond in de figuur hierboven. De patiënt
wordt geleverd met drie antecedente aandoeningen: lagere zelf efficacy als gevolg
van vroegere hechtingsproblemen, op de manier van Bowlbly (1973), hoge
angstgevoeligheid, voortkomend uit een genetische aanleg of uit hechtingsproblemen
en aangeleerde dreiging die voorkomt uit een vroege kritieke gebeurtenis. Samen
maken deze systeem dat ten grondslag ligt aan de vicieuze cirkel vatbaar voor
activering. Dit kan extern gebeuren, met een combinatie van de externe trigger en de
aangeleerde dreiging, of intern. Intern hebben we een lage zelf efficacy laten leiden to
een toename van de opwindingsniveaus, wat leidt tot lichamelijke sensaties die de
vicieuze cirkel op gang brengen.
Causale model: