Organisatie en organisatieleer
Wat is een organisatie? “doelgerichte samenwerkingsverbanden van mensen.”
• Organisaties beïnvloeden het werk van sociaal werkers
- Inzicht in eigen organisaties is voorwaarde om eigen plaats en bevoegdheden
te begrijpen.
• Sociaal werkers beïnvloeden organisaties
- Vaardigheden nodig om organisatiedoelstellingen te kunnen realiseren.
• Leren kijken naar organisaties
- Morfologie (hoe beweegt het zich, hoe ziet het eruit?) + processen + context
Organisatie waarin je werkt daar moet je de taal leren. Zo weet je wat er van jou
verwacht wordt.
Hoe maak je van een goed OCMW een fantastisch OCMW → dit is moeilijk.
Hoe maak je van een slecht OCMW een goed OCMW → dit is makkelijk.
Is een gezin een organisatie?
• Bij organisaties komt het doel eerst.
• Doel is er eerst daarna komt de samenwerking.
• Gezinnen hebben ook doelen maar die doelen komen later wat ze samen
beslissen.
• Organisaties willen in leven blijven, dus ze gaan nieuwe dingen gaan realiseren.
Organisaties en ook gezinnen:
• Hebben een structuur
• Verhouden zich tot een omgeving
• Produceren
• Hebben een structuur
• Hebben leiderschap
• Bestaan uit mensen
Diverse categorieën
1
,Blau & Scott (de aard van de klant is bepalend):
“Mutual benefit organizations” = zijn gericht op (voorzien in voordelen voor) leden. Dan
denken we aan politieke partijen, vakbonden, beroepsverenigingen.
“Business concerns”= zien klanten meer als middel dan als doel, en zijn gericht op het
belang van de organisatie zelf. De meeste profitondernemingen vallen onder deze
categorie, maar in sectoren waar de grens tussen profit en social profit vervaagt door
vermarketing en commercialisering, begeven organisaties zich meer en meer op een
spanningsveld tussen organisatiebelang (voortbestaan, groei, winst…) en
klantenbehandeling.
“Service organizations”= zijn gericht op het verlenen van diensten aan directe klanten.
Ziekenhuizen en scholen vallen onder deze categorie.
“Commonweal organizations”= staan ten dienste van het brede publiek. Onder deze
noemer vallen bv. Politie, lokale overheden en ministeries.
Kijken naar organisaties
• Organisaties zijn er altijd geweest.
• Organisatieleer (het bestuderen van het gedrag van organisaties, de factoren die
dit gedrag veroorzaken en hoe deze organisaties het meest doeltreffend bestuurd
kunnen worden) is echter een vrij nieuwe wetenschap.
• Ontstaan ervan loopt gelijk met moderniteit
• Voor 1800: ambachten en gilden
o Belang van traditie
o Onafhankelijkheid van ambachtslieden, geen personeel
• Eerste Industriële Revolutie tussen 1760-1830
o Stoommachine brengt kentering teweeg in arbeid
o Ontstaan van bedrijven
o Vanaf het einde van de 19de eeuw: aandacht voor organisatiekunde en
theorieën hierover. Deze zijn in 4 stromingen te delen:
▪ Scientific management
▪ Human relations benadering
▪ Revisionisme
▪ Open systeem model
De organisatie als machine: scientific management
• Eind 19de eeuw tot 1935
• Op een wetenschappelijke wijze vormgeven aan (het aansturen van)
bedrijfsprocessen.
2
, • Gebaseerd op militair model
• Taylor als belangrijkste exponent van deze stroming
- Streven naar efficiency stond voorop.
- De lopende band werd in deze periode uitgevonden.
- De mens werd een verlengstuk van de machine.
- Mens is een rationeel wezen was die alleen gemotiveerd werd van
geldprikkels.
• Favol gebruikte de general management theory:
o Prévoir (vooruitzien= plannen)
o Organiser (organiseren)
o Commander (opdrachten geven)
o Coordonner (afstemmen, coördineren)
o Contrôler (controleren)
• Weber: de bureaucratische organisatie
o Functievervulling onafhankelijk moet zijn, mensen op hun kennis en
vaardigheden een functie krijgen (geen vriendjespolitiek)
o Eenheid- van bevelprincipe. Iedere werknemer heeft maar 1 baas, en niet
meerdere.
o Formalisering van regels: leidt tot administratie, maar ook
gelijkvormigheid.
Focus:
• Efficiëntie
• Arbeidsdeling
• Command en control
• Processen ontwerpen
De organisatie als sociaal construct: human relations- beweging
• De periode van circa 1935 tot circa 1955
• Hawthore experimenten: belang van sociale aspecten. Door ook aandacht te
schenken aan de sociale verhoudingen binnen de organisatie kon meer succes
behaald worden.
• Groeiende aandacht voor de ‘sociale mens’: humanistisch perspectief
• Organisaties waren in deze periode nog gesloten systemen
- Door beperkte omgevingsinvloeden
- Schaarste nog groot was op de economische markt
Focus:
• Impact van sociale
context
3
, De organisatie als behoefte- en ambitie- vervullend: revisionisme
• De jaren ‘60
• Onder andere McGregor
• Probeerde scientific management en de humanrelations benadering te
combineren.
- Van economische en sociale behoeften naar onplooingsbehoefte (Maslow)
- Taakverrijking en motivatie staan centraal
- Medewerkers: van kostenpost naar “menselijk kapitaal”
• Systeemdenken
- Medezeggenschap en delegatie
Focus:
• Behoeften
• Motivatie
De organisatie als complex systeem: open system model
• De jaren ’80 (in ontwikkeling sinds jaren ’60)
• De organisatie als een systeem dat zonder de omgeving niet kan functioneren.
Tussen omgeving en de organisatie vindt interactie plaats, omdat de organisatie
een systeem is.
• Stijgend belang van technologie en globalisering
• Meer samenwerking
• “samenhangend geheel van elementen en hun relaties die met elkaar een functie
vervullen voor de omgeving.”
Focus:
• Strategie
• Samenwerking
• Leren en ontwikkelen
En nu…?
• Welzijn op het werk
• Belang van communicatie
• “war for talent”: verpleegkundigen, ICT… en sociaal werkers
• Meer en meer aandacht voor duurzaamheid!
o Duurzame economie en duurzame loopbanen
• VUCA- omgeving (volatile, uncertain, complex, ambigious)
o Nood aan flexibilisering
• Generaties op de werkvloer
4