Hoofdstuk 2: groepsnormen: de groep als
richtsnoer voor het individu
1 hoe normen ontstaan
Groepsnormen = de verwachtingen of voorschriften die leven binnen een
groep over de wijze waarop men zich ten opzichte van een bepaald object
dient op te stellen of te gedragen.
Handelen, denken, voelen, …
Kunnen expliciet en impliciet zijn.
Van bovenaf opgelegde normen:
Groepsnormen ontstaan vaak door hiërarchie maar in sociale psychologie
gaan we kijken naar de normen die spontaan zijn.
Normen die spontaan ontstaan binnen de groep:
- Parlementair systeem: resultaat van overleg en rationele
besluitvorming.
- Normen als product van sociale vergelijking:
o Non-verbale dialoog.
o In situaties waarvan we niet weten hoe we erover moeten
denken.
o Proberen te komen tot een gemeenschappelijke kijk = sociale
normering = allemaal hetzelfde doen zonder dat het gezegd
wordt.
o Zoals conformeren.
o Experiment met auto kinetisch effect: een stilstaand object
lijkt te bewegen omdat je ogen continu bewegen.
Proefopstelling Evolutie van individuele
schattingen
Individueel Ontstaan van individuele norm
In groepjes van 3 Vorming van groepsnorm
Individueel Groepsnorm als referentie gebruikt
o Verklaring resultaten: wanneer we in een ambigue situatie
terechtkomen dan richten we ons op elkaar om ons oordeel te
toetsen. We gaan leren van de anderen = sociale
vergelijkingstheorie van Festinger.
o Ander voorbeeld: het elevator experiment (lift experiment).
o In situaties waar het niet duidelijk is hoe we moeten
handelen/denken, proberen we vaak bij elkaar uit te vissen wat
al dan niet passend is.
, 2 Impact van een groepsnorm op het individu
- Groepsnormen hebben geen vrijblijvend karakter.
- Ze bevatten een appel om er terdege rekening mee te houden.
3 verschillende niveaus:
- Conformeren = Opmerken van groepsnorm voldoende om zich aan
te passen. Geen uitdrukkelijke vraag, verzoek of bevel richting
individu.
- Verzoek = Expliciet verzoek om norm na te leven. Bijvoorbeeld
verzoek solidair te zijn. Wat is er nodig opdat iemand een verzoek
gaat accepteren?
- Gehoorzamen = Druk om norm na te leven wordt hoger en wordt
een bevel. Twee normen staan tegenover elkaar, die van het individu
en die van de gezagvoerder.
Automatische sociale invloed:
We hebben de neiging om elkaar automatisch te imiteren: kameleoneffect
= de onbewuste neiging van mensen om het gedrag, de houding en zelfs
de spreekstijl van anderen te imiteren tijdens sociale interacties.
Conformeren aan de groepsnorm:
Klassiek experiment van Solomon Asch:
conformiteitsexperiment – eenduidige
beoordelingssituatie: Het Asch-conformiteitsexperiment
toont aan dat mensen vaak meegaan met de
meerderheid, zelfs als die duidelijk ongelijk heeft, uit de behoefte aan
sociale acceptatie.
- Resultaat:
o 76.4 % van de deelnemers confirmeerde minstens één keer.
o 37.4% liet zich minstens zes keer beïnvloeden.
o 36% van alle antwoorden was fout.
Wat moet je weten over een experiment:
- Wij waren de deelnemers?
- In welke groepen werden ze verdeeld?
- Welke procedure werd er gevolgd?
- Wat deed de meerderheid van de deelnemers in situatie x, y, z, …
- Wat tonen deze resultaten aan?
richtsnoer voor het individu
1 hoe normen ontstaan
Groepsnormen = de verwachtingen of voorschriften die leven binnen een
groep over de wijze waarop men zich ten opzichte van een bepaald object
dient op te stellen of te gedragen.
Handelen, denken, voelen, …
Kunnen expliciet en impliciet zijn.
Van bovenaf opgelegde normen:
Groepsnormen ontstaan vaak door hiërarchie maar in sociale psychologie
gaan we kijken naar de normen die spontaan zijn.
Normen die spontaan ontstaan binnen de groep:
- Parlementair systeem: resultaat van overleg en rationele
besluitvorming.
- Normen als product van sociale vergelijking:
o Non-verbale dialoog.
o In situaties waarvan we niet weten hoe we erover moeten
denken.
o Proberen te komen tot een gemeenschappelijke kijk = sociale
normering = allemaal hetzelfde doen zonder dat het gezegd
wordt.
o Zoals conformeren.
o Experiment met auto kinetisch effect: een stilstaand object
lijkt te bewegen omdat je ogen continu bewegen.
Proefopstelling Evolutie van individuele
schattingen
Individueel Ontstaan van individuele norm
In groepjes van 3 Vorming van groepsnorm
Individueel Groepsnorm als referentie gebruikt
o Verklaring resultaten: wanneer we in een ambigue situatie
terechtkomen dan richten we ons op elkaar om ons oordeel te
toetsen. We gaan leren van de anderen = sociale
vergelijkingstheorie van Festinger.
o Ander voorbeeld: het elevator experiment (lift experiment).
o In situaties waar het niet duidelijk is hoe we moeten
handelen/denken, proberen we vaak bij elkaar uit te vissen wat
al dan niet passend is.
, 2 Impact van een groepsnorm op het individu
- Groepsnormen hebben geen vrijblijvend karakter.
- Ze bevatten een appel om er terdege rekening mee te houden.
3 verschillende niveaus:
- Conformeren = Opmerken van groepsnorm voldoende om zich aan
te passen. Geen uitdrukkelijke vraag, verzoek of bevel richting
individu.
- Verzoek = Expliciet verzoek om norm na te leven. Bijvoorbeeld
verzoek solidair te zijn. Wat is er nodig opdat iemand een verzoek
gaat accepteren?
- Gehoorzamen = Druk om norm na te leven wordt hoger en wordt
een bevel. Twee normen staan tegenover elkaar, die van het individu
en die van de gezagvoerder.
Automatische sociale invloed:
We hebben de neiging om elkaar automatisch te imiteren: kameleoneffect
= de onbewuste neiging van mensen om het gedrag, de houding en zelfs
de spreekstijl van anderen te imiteren tijdens sociale interacties.
Conformeren aan de groepsnorm:
Klassiek experiment van Solomon Asch:
conformiteitsexperiment – eenduidige
beoordelingssituatie: Het Asch-conformiteitsexperiment
toont aan dat mensen vaak meegaan met de
meerderheid, zelfs als die duidelijk ongelijk heeft, uit de behoefte aan
sociale acceptatie.
- Resultaat:
o 76.4 % van de deelnemers confirmeerde minstens één keer.
o 37.4% liet zich minstens zes keer beïnvloeden.
o 36% van alle antwoorden was fout.
Wat moet je weten over een experiment:
- Wij waren de deelnemers?
- In welke groepen werden ze verdeeld?
- Welke procedure werd er gevolgd?
- Wat deed de meerderheid van de deelnemers in situatie x, y, z, …
- Wat tonen deze resultaten aan?