hoofdstuk 2: de dierlijke cel
1. bouwtenen van organismen
• oude opvatting: men geloofde dat organismen bestonden uit een mengsel van vaste stof en vloeistoffen
• begin 19e eeuw: alle organismen zijn opgebouwd uit cellen en hun producten
cellen zijn opgebouwd uit welbepaalde structuren
• ontdekking van de celdeling en DNA-chromosomen bevestigde dat de cel de fundamentele eenheid van het leven is
• de vorm van de cel is vooral afhankelijk van haar functionele aanpassingen, maar ook van de oppervlaktespanning, de
viscositeit van het protoplasma, mechanische actie van naburige cellen & de stijfheid van het celmembraan
-> de cellen van de meeste weefsels hebben een blijvende polyedrische vorm
• meeste cellen zijn microscopisch klein, maar enkele zijn te zien met het blote oog
• het volume is vrij constant voor elk celtype en onafhankelijk van de grootte van het beschouwde organisme
organismen verschillen in grootte door het aantal cellen, niet door de grootte van de individuele cellen
• het aantal cellen dat een dierlijk lichaam opbouwt, kan heel groot zijn
vb. mensenbloed
• de cel is een zeer complexe structuur
cytologie = celbiologie = de studie van de cel & de processen die erin plaatsvinden
2. inwendige structuur van de cel
, 2.1 protoplasma
• waterige moleculaire en colloïdale oplossing waar levensprocessen plaatsvinden
• het wordt van de omgeving gescheiden door het plasmamembraan.
• de moleculen in het protoplasma bewegen constant
-> nieuwe moleculen opbouwen en andere afbreken
• alle levensprocessen gebeuren binnen het protoplasma volgens de chemische en fysische wetten, die gelden voor de niet
levende natuur
2.2 plasmamembraan
structuur:
• scheidt het inwendige van het protoplasma van het uitwendige milieu
• semi-permeabel membraan
◦beheerst en reguleert het transport van de verschillende moleculen en ionen
◦poriën in de plasmamembraan, gevormd door eiwitmoleculen, laten bepaalde moleculen door
-> kleine moleculen (zoals water) passeren gemakkelijk, grote moleculen (zoals eiwitten) niet
◦de doorlaatbaarheid van de plasmamembraan wordt beïnvloed door verschillende factoren
1. bouwtenen van organismen
• oude opvatting: men geloofde dat organismen bestonden uit een mengsel van vaste stof en vloeistoffen
• begin 19e eeuw: alle organismen zijn opgebouwd uit cellen en hun producten
cellen zijn opgebouwd uit welbepaalde structuren
• ontdekking van de celdeling en DNA-chromosomen bevestigde dat de cel de fundamentele eenheid van het leven is
• de vorm van de cel is vooral afhankelijk van haar functionele aanpassingen, maar ook van de oppervlaktespanning, de
viscositeit van het protoplasma, mechanische actie van naburige cellen & de stijfheid van het celmembraan
-> de cellen van de meeste weefsels hebben een blijvende polyedrische vorm
• meeste cellen zijn microscopisch klein, maar enkele zijn te zien met het blote oog
• het volume is vrij constant voor elk celtype en onafhankelijk van de grootte van het beschouwde organisme
organismen verschillen in grootte door het aantal cellen, niet door de grootte van de individuele cellen
• het aantal cellen dat een dierlijk lichaam opbouwt, kan heel groot zijn
vb. mensenbloed
• de cel is een zeer complexe structuur
cytologie = celbiologie = de studie van de cel & de processen die erin plaatsvinden
2. inwendige structuur van de cel
, 2.1 protoplasma
• waterige moleculaire en colloïdale oplossing waar levensprocessen plaatsvinden
• het wordt van de omgeving gescheiden door het plasmamembraan.
• de moleculen in het protoplasma bewegen constant
-> nieuwe moleculen opbouwen en andere afbreken
• alle levensprocessen gebeuren binnen het protoplasma volgens de chemische en fysische wetten, die gelden voor de niet
levende natuur
2.2 plasmamembraan
structuur:
• scheidt het inwendige van het protoplasma van het uitwendige milieu
• semi-permeabel membraan
◦beheerst en reguleert het transport van de verschillende moleculen en ionen
◦poriën in de plasmamembraan, gevormd door eiwitmoleculen, laten bepaalde moleculen door
-> kleine moleculen (zoals water) passeren gemakkelijk, grote moleculen (zoals eiwitten) niet
◦de doorlaatbaarheid van de plasmamembraan wordt beïnvloed door verschillende factoren