Samenvatting: Cariologie
Hoofdstuk 1: Inleiding
Gezondheid = een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk
welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere
lichamelijke gebreken (WHO, 1948)
→ ONZE ROL?: - people centered care: vanuit patiënt zelf genezen (motivatie,
gewoontes, algemene gezondheid)
Mondgezondheid = een staat van vrij zijn van mond & gezichtspijn, mond- of
keelkanker, orale infectie, parodontale ziekte, tandbederf,
tandverlies en andere ziekten die de capaciteit v/e individu
beperken in het bijten, kauwen, glimlachen, spreken en
psychosociaal welzijn
→ impact op levenskwaliteit & algemene gezondheid
→ BEHANDELINGEN: - vullingen
- verzegelingen: pit- en fissuur sealingen
- pulpotomieën (als cariës richting pulpa/zenuwweefsel gaat)
- wortelkanaalbehandeling
- TMJ-therapie
- protheses
- implantaten, kroon & brugwerk
- behandeling gingivitis, rookstop, voedingsadvies
→ GROOTSTE BOOSDOENER: cariës = plaatselijke aantasting v hard tandweefsel
door zuren afkomstig van bacteriën in de mond.
Bacteriën zetten suiker/koolhydraten om in
zuren & zuren tasten harde tandweefsel aan
→ cariëscontrole: “om het te controleren, moeten ze het begrijpen”
→ ANDERE AANDOENINGEN HARDE TANDWEEFSELS:
- verworven defecten: Externe factoren: kauwgom
~ erosie = slijtage rechtstreeks via zuren
~ attritie Interne factoren: reflux
= slijtage van kauwvlakken & snijranden van gebitselementen doordat ze
elkaar raken (bv. bruxisme)
~ abrasie = natuurlijke afslijting door mechanisch proces (bv. te hard poetsen)
~ abfractie = bij klemmen: fracturen thv marginale gingiva
- ontwikkelingsdefecten: ~ hypoplasie
= kwantitatief defect (hoeveelheid glazuur & dentine
minder)
~ hypomineralisatie
= kwalitatief defect (ontwikkelingsstoornis v glazuur)
1) Ecologie van de orale caviteit
Ecologie = dynamiek v/d wisselwerking tussen organismen met hun populaties en
levensgemeenschappen, de abiotische omgeving en de wisselwerking
daartussen binnen een afgebakende eenheid
Cariës = gevolg van de interactie (dynamiek) tussen: - tanden
- speeksel
- micro-organismen
→ Belangrijk om compositie/structuur/functie v verschillende onderdelen te kennen
1
,→ Diagram van Keyes:
Moeten alle 3 aanwezig zijn om
cariës te ontwikkelen
-> suiker
1.1 Tanden: structuur
Tanden bestaan uit:
• Glazuur -> enkel in coronale gedeelte
• Dentine
• Pulpa
• Wortelcement
Coronale gedeelte = kroongedeelte
= wat zichtbaar is in de mond
→ BEVAT: - glazuur (= hardste deel van het lichaam)
- dentine -> wordt volledig omgeven door glazuur
- pulpa -> onder dentine
→ Kern bevat: pulpa, zenuwen & bloedvaten
Apicale gedeelte = wortelgedeelte
→ BEVAT: - wortelcement
Verschil tussen glazuur & dentine: organische comonenten -> dentine gevoeliger voor
cariës -> water & eiwitten nemen groter volume in dan in glazuur
1.2 Tanden: ontwikkeling
Normale doorbraaktijden:
- 1ste melktand: 6-8 maand
Soort: centrale melksnijtand
- Volledig melkgebit: 2,5 jaar
- Eerste definitieve tand: 5-6j
- Laatste definitieve tand: 18j
- 1ste wisselfase begint: 6j
- 1ste wisselfase helemaal afgerond: 9j
- Rustfase: 8/9j-10j
- 2de wisselfase begint: 10j
- 2de wisselfase afgerond: 13j
1.3 Macromorfologie
Cariësgevoelige plaatsen = voorkeursplaatsen om cariës te ontwikkelen
→ IN MELKGEBIT: - occlusaal
- approximaal
→ IN DEFINITIEF GEBIT: - occlusaal
- foramen caecum
- later: approximaal
- ouderen: worteloppervlakken
2
,A) Occlusale vlakken
Cariës ontwikkelen zich vnl. thv: - brede fissuren
- centrale fossae
Putten en fissuren:
- Fossae (zwarte pijl)
- Intersegmentale fissuren = fissuren tussen lobben
- Marginosegmentale fissuren (rode pijl)
- Foramen caecum
= een uitdieping van de mesiolobulaire groeve in een dieper gelegen
putje in het buccale vlak
= dieper gelegen putje in buccaal vlak waar mesiobuccale
intersegmentale fissuur/groeve eindigt
→ onderdeel v volledig pit & fissuur systeem
→ bij fissuur is de bodem v/d groeve niet zichtbaar
Ondermolaar (buccaal 3 knobbels, linguaal 2 knobbels)
DF: disto-buccale knobbel
CF: centrale buccale knobbel
MF: mesio-buccale knobbel
DL: disto-linguale knobbel
ML: mesio-linguale knobbel
FC: foramen caecum
→ knobbels gescheiden door interlobulaire groeven
(eventueel samenvatting lichaam & mond bekijken)
1. Fossae
2. Foramen caecum
3. Intersegmentale & margino-segmentale
groeven
B) Approximale vlakken (zie ook 7.1)
Belangrijke macromorfologische karakteristieken die interdentale cariës bevorderen:
- breedte & locatie v/h approximaal contact (bij molaar > premolaar)
-> Hoe meer contact, hoe meer cariës
- curvatuur (concaviteit approximaal)
-> meer cariës bij concaaf profiel ipv convex!
-> interdentale ruimte -> approximaal meer cariës
- marginosegmentale groeve over marginale kam
-> cariës ontstaat net onder contactpunt
→ Hoe breder het contactpunt, hoe sneller je cariës krijgt
3
, C) Cervicale glazuur-dentinegrens en wortels
Patiënten met gezonde gingiva:
- CEJ op zelfde hoogte als marginale gingiva
- onregelmatig en ruw → micro-organismen makkelijk blijven plakken
Wortels (ouderen):
- geen macromorfologische structuren -> makkelijkere plaqueretentie
- gingivale recessies -> meer wortelopp. bloot -> meer plaque-accumulatie -> snellere
cariësontwikkeling
Cariës ontwikkelt zich thv specifieke locaties op tanden:
- Occlusaal
- Approximaal
- Thv marginale gingiva (vnl. bij ouderen)
1.4 Amelogenesis
Amelogenesis = glazuurvorming
→ GEVORMD DOOR: ameloblasten
→ FASES: - 1ste fase: Secretoire fase = secretie van proteïnen + partiële/deels
vervanging door mineraal
- 2de fase: Maturatie fase = grootste deel proteïne wordt vervangen door
mineraal (meerjarige fase)
- 3de fase: Einde v/d glazuurvorming = net voor doorbraak
→ NA DOORBRAAK TAND: - geen glazuurvorming
-> wel nog dentinevorming (want vitaal weefsel)
Chemische compositie & structuur van apatietkristallen:
➢ Gewicht: - 96-97% anorganisch (mineralen)
- 3-4% organisch (eiwit)
- water
➢ Volume: - 86% anorganisch
- 2% organisch
- 12% water
➢ Kristallijne structuur (samengesteld uit calciumfosfaat)
Kristal = solide substantie waarin atomen/moleculen/ionen in een herhalend patroon
zijn gerangschikt en dit in de 3 dimensies
→ kristal in glazuur: hydroxyapatiet
o Calciumfosfaat:
→ kleinste entiteit glazuur: Ca5(PO4)3(OH) of hydroxyapatiet (HAP)
→ hexagonale kristallen: 40 nm diameter, 100-1000nm lengte
→ ≠ varianten mogelijk door substitutie/vervanging van ionen (OH-) in HAP
- FHAP (Fluor, zeldzaam bij de mens):
- CHAP (Carbonaat gemodificeerd)
- MHAP (Magnesium-gemodificeerd)
→ oplosbaarheid: FHAP < HAP < CHAP/MHAP (-> belangrijk in cariësproces)
minst opl.
-> Fluor maakt glazuur minder oplosbaar en dus sterker!!!
4
Hoofdstuk 1: Inleiding
Gezondheid = een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk
welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere
lichamelijke gebreken (WHO, 1948)
→ ONZE ROL?: - people centered care: vanuit patiënt zelf genezen (motivatie,
gewoontes, algemene gezondheid)
Mondgezondheid = een staat van vrij zijn van mond & gezichtspijn, mond- of
keelkanker, orale infectie, parodontale ziekte, tandbederf,
tandverlies en andere ziekten die de capaciteit v/e individu
beperken in het bijten, kauwen, glimlachen, spreken en
psychosociaal welzijn
→ impact op levenskwaliteit & algemene gezondheid
→ BEHANDELINGEN: - vullingen
- verzegelingen: pit- en fissuur sealingen
- pulpotomieën (als cariës richting pulpa/zenuwweefsel gaat)
- wortelkanaalbehandeling
- TMJ-therapie
- protheses
- implantaten, kroon & brugwerk
- behandeling gingivitis, rookstop, voedingsadvies
→ GROOTSTE BOOSDOENER: cariës = plaatselijke aantasting v hard tandweefsel
door zuren afkomstig van bacteriën in de mond.
Bacteriën zetten suiker/koolhydraten om in
zuren & zuren tasten harde tandweefsel aan
→ cariëscontrole: “om het te controleren, moeten ze het begrijpen”
→ ANDERE AANDOENINGEN HARDE TANDWEEFSELS:
- verworven defecten: Externe factoren: kauwgom
~ erosie = slijtage rechtstreeks via zuren
~ attritie Interne factoren: reflux
= slijtage van kauwvlakken & snijranden van gebitselementen doordat ze
elkaar raken (bv. bruxisme)
~ abrasie = natuurlijke afslijting door mechanisch proces (bv. te hard poetsen)
~ abfractie = bij klemmen: fracturen thv marginale gingiva
- ontwikkelingsdefecten: ~ hypoplasie
= kwantitatief defect (hoeveelheid glazuur & dentine
minder)
~ hypomineralisatie
= kwalitatief defect (ontwikkelingsstoornis v glazuur)
1) Ecologie van de orale caviteit
Ecologie = dynamiek v/d wisselwerking tussen organismen met hun populaties en
levensgemeenschappen, de abiotische omgeving en de wisselwerking
daartussen binnen een afgebakende eenheid
Cariës = gevolg van de interactie (dynamiek) tussen: - tanden
- speeksel
- micro-organismen
→ Belangrijk om compositie/structuur/functie v verschillende onderdelen te kennen
1
,→ Diagram van Keyes:
Moeten alle 3 aanwezig zijn om
cariës te ontwikkelen
-> suiker
1.1 Tanden: structuur
Tanden bestaan uit:
• Glazuur -> enkel in coronale gedeelte
• Dentine
• Pulpa
• Wortelcement
Coronale gedeelte = kroongedeelte
= wat zichtbaar is in de mond
→ BEVAT: - glazuur (= hardste deel van het lichaam)
- dentine -> wordt volledig omgeven door glazuur
- pulpa -> onder dentine
→ Kern bevat: pulpa, zenuwen & bloedvaten
Apicale gedeelte = wortelgedeelte
→ BEVAT: - wortelcement
Verschil tussen glazuur & dentine: organische comonenten -> dentine gevoeliger voor
cariës -> water & eiwitten nemen groter volume in dan in glazuur
1.2 Tanden: ontwikkeling
Normale doorbraaktijden:
- 1ste melktand: 6-8 maand
Soort: centrale melksnijtand
- Volledig melkgebit: 2,5 jaar
- Eerste definitieve tand: 5-6j
- Laatste definitieve tand: 18j
- 1ste wisselfase begint: 6j
- 1ste wisselfase helemaal afgerond: 9j
- Rustfase: 8/9j-10j
- 2de wisselfase begint: 10j
- 2de wisselfase afgerond: 13j
1.3 Macromorfologie
Cariësgevoelige plaatsen = voorkeursplaatsen om cariës te ontwikkelen
→ IN MELKGEBIT: - occlusaal
- approximaal
→ IN DEFINITIEF GEBIT: - occlusaal
- foramen caecum
- later: approximaal
- ouderen: worteloppervlakken
2
,A) Occlusale vlakken
Cariës ontwikkelen zich vnl. thv: - brede fissuren
- centrale fossae
Putten en fissuren:
- Fossae (zwarte pijl)
- Intersegmentale fissuren = fissuren tussen lobben
- Marginosegmentale fissuren (rode pijl)
- Foramen caecum
= een uitdieping van de mesiolobulaire groeve in een dieper gelegen
putje in het buccale vlak
= dieper gelegen putje in buccaal vlak waar mesiobuccale
intersegmentale fissuur/groeve eindigt
→ onderdeel v volledig pit & fissuur systeem
→ bij fissuur is de bodem v/d groeve niet zichtbaar
Ondermolaar (buccaal 3 knobbels, linguaal 2 knobbels)
DF: disto-buccale knobbel
CF: centrale buccale knobbel
MF: mesio-buccale knobbel
DL: disto-linguale knobbel
ML: mesio-linguale knobbel
FC: foramen caecum
→ knobbels gescheiden door interlobulaire groeven
(eventueel samenvatting lichaam & mond bekijken)
1. Fossae
2. Foramen caecum
3. Intersegmentale & margino-segmentale
groeven
B) Approximale vlakken (zie ook 7.1)
Belangrijke macromorfologische karakteristieken die interdentale cariës bevorderen:
- breedte & locatie v/h approximaal contact (bij molaar > premolaar)
-> Hoe meer contact, hoe meer cariës
- curvatuur (concaviteit approximaal)
-> meer cariës bij concaaf profiel ipv convex!
-> interdentale ruimte -> approximaal meer cariës
- marginosegmentale groeve over marginale kam
-> cariës ontstaat net onder contactpunt
→ Hoe breder het contactpunt, hoe sneller je cariës krijgt
3
, C) Cervicale glazuur-dentinegrens en wortels
Patiënten met gezonde gingiva:
- CEJ op zelfde hoogte als marginale gingiva
- onregelmatig en ruw → micro-organismen makkelijk blijven plakken
Wortels (ouderen):
- geen macromorfologische structuren -> makkelijkere plaqueretentie
- gingivale recessies -> meer wortelopp. bloot -> meer plaque-accumulatie -> snellere
cariësontwikkeling
Cariës ontwikkelt zich thv specifieke locaties op tanden:
- Occlusaal
- Approximaal
- Thv marginale gingiva (vnl. bij ouderen)
1.4 Amelogenesis
Amelogenesis = glazuurvorming
→ GEVORMD DOOR: ameloblasten
→ FASES: - 1ste fase: Secretoire fase = secretie van proteïnen + partiële/deels
vervanging door mineraal
- 2de fase: Maturatie fase = grootste deel proteïne wordt vervangen door
mineraal (meerjarige fase)
- 3de fase: Einde v/d glazuurvorming = net voor doorbraak
→ NA DOORBRAAK TAND: - geen glazuurvorming
-> wel nog dentinevorming (want vitaal weefsel)
Chemische compositie & structuur van apatietkristallen:
➢ Gewicht: - 96-97% anorganisch (mineralen)
- 3-4% organisch (eiwit)
- water
➢ Volume: - 86% anorganisch
- 2% organisch
- 12% water
➢ Kristallijne structuur (samengesteld uit calciumfosfaat)
Kristal = solide substantie waarin atomen/moleculen/ionen in een herhalend patroon
zijn gerangschikt en dit in de 3 dimensies
→ kristal in glazuur: hydroxyapatiet
o Calciumfosfaat:
→ kleinste entiteit glazuur: Ca5(PO4)3(OH) of hydroxyapatiet (HAP)
→ hexagonale kristallen: 40 nm diameter, 100-1000nm lengte
→ ≠ varianten mogelijk door substitutie/vervanging van ionen (OH-) in HAP
- FHAP (Fluor, zeldzaam bij de mens):
- CHAP (Carbonaat gemodificeerd)
- MHAP (Magnesium-gemodificeerd)
→ oplosbaarheid: FHAP < HAP < CHAP/MHAP (-> belangrijk in cariësproces)
minst opl.
-> Fluor maakt glazuur minder oplosbaar en dus sterker!!!
4