A. Inleiding
B. Soorten Bronnen
o Primaire bronnen: uit het verleden
o Secundaire bronnen: een verhaal over
het verleden
o Juridische bronnen: wetgeving,
doctrine, rechterlijke uitspraak
o Politieke bron: partijdig
o Hedendaagse internetbronnen
C. Structuur
o Sociaaleconomische breuklijn: arbeid (armen) <> kapitaal (rijken)
Bv: jaarlijkse vakantie -> resultaat van stakingen/conflicten
o Levensbeschouwelijke breuklijn: Katholieke Kerk als machtsinstituut (scholen, abdijen, katholieke
partij) <> zij die de macht van de Kerk willen doen afnemen
Bv: schooloorlog -> ULB gecreëerd als reactie op Katholieke universiteit Leuven
Bv: 1905 -> FR scheiding financiën staat en Kerk
o Communautaire breuklijn:
Bv: 1970 -> Federalisme = Vlaamse, Waalse en Brusselse nemen apart beslissingen (geen
uniek parlement)
Bv: studentenopstand in Leuven als reactie op Franse opstanden (links Vlaams-
nationalistisch)
Bv: VL > Wallonië/Brussel -> Jodenvervolgingen
D. Verkiezingen
- 1936: overwinning Leon Degrelle (katholieke populist die katholieke partij verlaat)
o 3 traditionele partijen + radicale partijen op opkomst (communisten, VNV, REX)
o Extra zetels bijgekomen?: als bevolking stijgt -> aantal zetels ook stijgen
- Katholieken: tot in de jaren 70 -> grote meerderheid
o Platteland: sterk
o Stad: zwak (regels manipuleren om meer stemmen hier te halen)
- Liberalen en socialisten: macht katholieke partij verminderen
- België nu:
o Evenredige vertegenwoordiging van het aantal zetels: 20% v.d stemmen = 20% v.d zetels
o Andere landen:
Meerderheidssysteem: meerderheid stemmen halen om in parlement te zijn
- België in de wereld: centrum van grootmachten
o Koning?: resultaat van het toenmalige internationale systeem (omringd door monarchieën ->
monarchie in België
Duitse koning: resultaat van internationale druk (verwant aan Britse koninklijke familie)
,I. Hoofdstuk I: De doorbraak van de burgerlijke parlementair-
constitutionele staat (1830-1848)
1. Inleiding
- 4 oktober 1830: besluit centraal comité van het voorlopig bewind (kleine groep mensen die revolutie leed
tegen Verenigd Koninkrijk der Nederlanden)
o Wat?: Charles Roger als leider
Onafhankelijke staat wording v.d. voortaan Belgische afgescheiden provincies
Verkiezingen voor een grondwetgevende vergadering
Macht om grondwet te maken
o Hoe?:
Toneelstuk in Brussel: naweeën FR -> burgerij/later volk wil meer macht van Willem I van
Oranje
o 3 principes:
Constitutioneel: bezit een grondwet
Parlementair: bezit een parlement
Vergadering volksvertegenwoordigers: verkozen door het volk(niet zo ervoor)
Burgerlijk: burgerij, rijke mannelijke handelaars, advocaten, …
- Grondwettelijk charter: mensen vonden dat Willem I niet op een Grondwet steunde en wouden hem dus
weg hebben
- 1830-1848: overgangsperiode
o Ancien Régime:
Landbouweconomie
Adel en Kerk: geprivilegieerde standen (werd normaal beschouwd)
Bv: prinsbisschop Jozef Clemens
Boeren/stedelingen: geen privileges
Macht bij Kerk/godsdienst en Vorst
o 2de helft 18de eeuw: systeem begint te kraken: o.i.v. verlichting/filosofie/wetenschap, in vraag stellen
van:
Privileges:
Bv: Declaration of Independence: einde privileges
Bv: Franse Revolutie: einde privileges (afschaffen leenrecht)
Bv: Jozef II die in BE macht adel/Kerk probeert te breken
de
o 19 eeuw:
Industrieel kapitalisme: burgerij
Bv: John Cockerill, rijk door staalindustrie
Sociale wantoestanden: uitbuiten arbeiders
Industriëlen zijn ook met weinig: in geval van verkiezingen overspoeld door land met
meerderheid katholieken
Kerk verliest bezittingen: Willem I = verlichte despoot
Bv: in FR veel macht verloren (vreest dit ook in de België, dus grijpt er de macht)
,B. Ancien Régime
- Ancien Régime: maatschappijvorm BE tot aan FR, aanhechting Frankrijk in 1795
o Macht: vorst gelegitimeerd door God (Kerk = conservatief, katholiek)
o 3 standen: clerus, adel en derde stand
Statenvergaderingen: 3 standen komen samen
Confederaal niveau: elk provincie onafhankelijk, als vorst sterft -> opvolger moet
trouwzweren aan privileges/gewoonten in elke provincie
Bv: Graafschap Vlaanderen (Gent, Brugge, Oostende, …)
Bv: Hertogdom Brabant (Brussel, Antwerpen, Lier, …)
Bv: Henegouwen
o Zuidelijke Nederlanden en Luik: onze gebieden bestonden uit deze 2 hoofdblokken
Zuidelijke Nederlanden: 61% Nederlandstalige inwoners en 35% Franstalig
o Schoonmoederregime: van 1715-aanhechting Frankrijk bestuurd vanuit Wenen
VK: koning van VK
Toezicht regime op gebied van België om NL te
Republiek: voorganger van NL
beschermen voor aanvallen van Frankrijk
BE op zich bestaat niet: reeks provincies waar
Oostenrijk over heerst
2.2 Frans Regime
- 1795: “België” deel van Frankrijk
o Eenheidsstaat: volledige integratie van BE in Frankrijk
o Departementen i.p.v.. vorstendommen: geen feodale graafschappen/hertogdommen meer (9
departementen -> 9 provincies)
o Afschaffen leenrecht/privileges
Nationale soevereiniteit: soevereiniteit komt voort uit het feit dat alle burgers samen een
natie vormen
Wet is dezelfde voor alle leden van de natie
Macht gaat uit van de verkozenen van het volk
Openbare verkoop goederen Kerk: Franse revolutionairen vallen rijkdom Kerk aan
o Nieuw juridisch systeem:
Rechtbanken (van verkozen vrederechter tot Hof van Cassatie in Parijs)
Burgerlijk Wetboek, Strafwetboek (einde versnippering rechten)
Geen gewoonterecht meer (alle juristen moeten opnieuw studeren)
o Haven Antwerpen weer vrij: Napoleon gebruikt dit later tegen GB
o Concordaat tussen Napoleon en Kerk
Weddes priesters
Kerkgebouwen beheerd door kerkfabrieken (gemeente subsidieert de kerkfabriek)
2.3 1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
- 1815: Fransen verslagen en Oostenrijk laat onze gebieden gaan, dus onzekerheid over wat er moet gebeuren
, o Koning Willem I: wil BE verenigen met NL, zodat FR moeilijker kan binnenvallen in DU
o Grootmachten: beslissen dat Willem I vorst van Noord en Zuid mag worden
- Congres van Wenen: 1814-1815
o Bufferstaat tegen Frankrijk: Noord en Zuid samenvoegen als sterk, gecentraliseerd land (forten
gebouwd op Franse kosten)
o Uitbreiding voor het huis van Oranje: compensatie voor Oranjes door kwijtgeraakte bezittingen in DU
Départements réunis: krijgen huidige BE
Willem van Oranje titel geven groothertog Luxemburg (deel Duitse Bond, DU beschermen)
- Grondwet 1815:
o Macht gaat uit van de vorst:
Geen ministeriele verantwoordelijkheid: ministers verantwoordelijk tegen Koning, dus
Uitvoerende
Willem I beslist of hij minister houdt of niet
macht
Parlement buitenspel gezet, verkiezingen doen er niet toe
controleert
Vorst kan tussenkomen in processen: rechters zijn niet volledig onafhankelijk
wetgevende/r
o Parlement: Staten-Generaal
echterlijke
macht 50/50 vertegenwoordiging Noord/Zuid
Bicameraal: 1ste/2de Kamer
Tienjarige begroting: overheid kan gedurende 10 jaar zonder grondige controle belasting
innen
C. De Revolutie van 1830
- 1830: rellen in Brussel
o Machtsvacuüm: politie doet niks
B. Soorten Bronnen
o Primaire bronnen: uit het verleden
o Secundaire bronnen: een verhaal over
het verleden
o Juridische bronnen: wetgeving,
doctrine, rechterlijke uitspraak
o Politieke bron: partijdig
o Hedendaagse internetbronnen
C. Structuur
o Sociaaleconomische breuklijn: arbeid (armen) <> kapitaal (rijken)
Bv: jaarlijkse vakantie -> resultaat van stakingen/conflicten
o Levensbeschouwelijke breuklijn: Katholieke Kerk als machtsinstituut (scholen, abdijen, katholieke
partij) <> zij die de macht van de Kerk willen doen afnemen
Bv: schooloorlog -> ULB gecreëerd als reactie op Katholieke universiteit Leuven
Bv: 1905 -> FR scheiding financiën staat en Kerk
o Communautaire breuklijn:
Bv: 1970 -> Federalisme = Vlaamse, Waalse en Brusselse nemen apart beslissingen (geen
uniek parlement)
Bv: studentenopstand in Leuven als reactie op Franse opstanden (links Vlaams-
nationalistisch)
Bv: VL > Wallonië/Brussel -> Jodenvervolgingen
D. Verkiezingen
- 1936: overwinning Leon Degrelle (katholieke populist die katholieke partij verlaat)
o 3 traditionele partijen + radicale partijen op opkomst (communisten, VNV, REX)
o Extra zetels bijgekomen?: als bevolking stijgt -> aantal zetels ook stijgen
- Katholieken: tot in de jaren 70 -> grote meerderheid
o Platteland: sterk
o Stad: zwak (regels manipuleren om meer stemmen hier te halen)
- Liberalen en socialisten: macht katholieke partij verminderen
- België nu:
o Evenredige vertegenwoordiging van het aantal zetels: 20% v.d stemmen = 20% v.d zetels
o Andere landen:
Meerderheidssysteem: meerderheid stemmen halen om in parlement te zijn
- België in de wereld: centrum van grootmachten
o Koning?: resultaat van het toenmalige internationale systeem (omringd door monarchieën ->
monarchie in België
Duitse koning: resultaat van internationale druk (verwant aan Britse koninklijke familie)
,I. Hoofdstuk I: De doorbraak van de burgerlijke parlementair-
constitutionele staat (1830-1848)
1. Inleiding
- 4 oktober 1830: besluit centraal comité van het voorlopig bewind (kleine groep mensen die revolutie leed
tegen Verenigd Koninkrijk der Nederlanden)
o Wat?: Charles Roger als leider
Onafhankelijke staat wording v.d. voortaan Belgische afgescheiden provincies
Verkiezingen voor een grondwetgevende vergadering
Macht om grondwet te maken
o Hoe?:
Toneelstuk in Brussel: naweeën FR -> burgerij/later volk wil meer macht van Willem I van
Oranje
o 3 principes:
Constitutioneel: bezit een grondwet
Parlementair: bezit een parlement
Vergadering volksvertegenwoordigers: verkozen door het volk(niet zo ervoor)
Burgerlijk: burgerij, rijke mannelijke handelaars, advocaten, …
- Grondwettelijk charter: mensen vonden dat Willem I niet op een Grondwet steunde en wouden hem dus
weg hebben
- 1830-1848: overgangsperiode
o Ancien Régime:
Landbouweconomie
Adel en Kerk: geprivilegieerde standen (werd normaal beschouwd)
Bv: prinsbisschop Jozef Clemens
Boeren/stedelingen: geen privileges
Macht bij Kerk/godsdienst en Vorst
o 2de helft 18de eeuw: systeem begint te kraken: o.i.v. verlichting/filosofie/wetenschap, in vraag stellen
van:
Privileges:
Bv: Declaration of Independence: einde privileges
Bv: Franse Revolutie: einde privileges (afschaffen leenrecht)
Bv: Jozef II die in BE macht adel/Kerk probeert te breken
de
o 19 eeuw:
Industrieel kapitalisme: burgerij
Bv: John Cockerill, rijk door staalindustrie
Sociale wantoestanden: uitbuiten arbeiders
Industriëlen zijn ook met weinig: in geval van verkiezingen overspoeld door land met
meerderheid katholieken
Kerk verliest bezittingen: Willem I = verlichte despoot
Bv: in FR veel macht verloren (vreest dit ook in de België, dus grijpt er de macht)
,B. Ancien Régime
- Ancien Régime: maatschappijvorm BE tot aan FR, aanhechting Frankrijk in 1795
o Macht: vorst gelegitimeerd door God (Kerk = conservatief, katholiek)
o 3 standen: clerus, adel en derde stand
Statenvergaderingen: 3 standen komen samen
Confederaal niveau: elk provincie onafhankelijk, als vorst sterft -> opvolger moet
trouwzweren aan privileges/gewoonten in elke provincie
Bv: Graafschap Vlaanderen (Gent, Brugge, Oostende, …)
Bv: Hertogdom Brabant (Brussel, Antwerpen, Lier, …)
Bv: Henegouwen
o Zuidelijke Nederlanden en Luik: onze gebieden bestonden uit deze 2 hoofdblokken
Zuidelijke Nederlanden: 61% Nederlandstalige inwoners en 35% Franstalig
o Schoonmoederregime: van 1715-aanhechting Frankrijk bestuurd vanuit Wenen
VK: koning van VK
Toezicht regime op gebied van België om NL te
Republiek: voorganger van NL
beschermen voor aanvallen van Frankrijk
BE op zich bestaat niet: reeks provincies waar
Oostenrijk over heerst
2.2 Frans Regime
- 1795: “België” deel van Frankrijk
o Eenheidsstaat: volledige integratie van BE in Frankrijk
o Departementen i.p.v.. vorstendommen: geen feodale graafschappen/hertogdommen meer (9
departementen -> 9 provincies)
o Afschaffen leenrecht/privileges
Nationale soevereiniteit: soevereiniteit komt voort uit het feit dat alle burgers samen een
natie vormen
Wet is dezelfde voor alle leden van de natie
Macht gaat uit van de verkozenen van het volk
Openbare verkoop goederen Kerk: Franse revolutionairen vallen rijkdom Kerk aan
o Nieuw juridisch systeem:
Rechtbanken (van verkozen vrederechter tot Hof van Cassatie in Parijs)
Burgerlijk Wetboek, Strafwetboek (einde versnippering rechten)
Geen gewoonterecht meer (alle juristen moeten opnieuw studeren)
o Haven Antwerpen weer vrij: Napoleon gebruikt dit later tegen GB
o Concordaat tussen Napoleon en Kerk
Weddes priesters
Kerkgebouwen beheerd door kerkfabrieken (gemeente subsidieert de kerkfabriek)
2.3 1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
- 1815: Fransen verslagen en Oostenrijk laat onze gebieden gaan, dus onzekerheid over wat er moet gebeuren
, o Koning Willem I: wil BE verenigen met NL, zodat FR moeilijker kan binnenvallen in DU
o Grootmachten: beslissen dat Willem I vorst van Noord en Zuid mag worden
- Congres van Wenen: 1814-1815
o Bufferstaat tegen Frankrijk: Noord en Zuid samenvoegen als sterk, gecentraliseerd land (forten
gebouwd op Franse kosten)
o Uitbreiding voor het huis van Oranje: compensatie voor Oranjes door kwijtgeraakte bezittingen in DU
Départements réunis: krijgen huidige BE
Willem van Oranje titel geven groothertog Luxemburg (deel Duitse Bond, DU beschermen)
- Grondwet 1815:
o Macht gaat uit van de vorst:
Geen ministeriele verantwoordelijkheid: ministers verantwoordelijk tegen Koning, dus
Uitvoerende
Willem I beslist of hij minister houdt of niet
macht
Parlement buitenspel gezet, verkiezingen doen er niet toe
controleert
Vorst kan tussenkomen in processen: rechters zijn niet volledig onafhankelijk
wetgevende/r
o Parlement: Staten-Generaal
echterlijke
macht 50/50 vertegenwoordiging Noord/Zuid
Bicameraal: 1ste/2de Kamer
Tienjarige begroting: overheid kan gedurende 10 jaar zonder grondige controle belasting
innen
C. De Revolutie van 1830
- 1830: rellen in Brussel
o Machtsvacuüm: politie doet niks