MYCOLOGIE
LAURA PAUWELS | FBT 3D
BIOMEDISCHE LABORATORIUMTECHNOLOGIE | 2024-2025
,H11 : INLEIDING MYCOLOGIE
11.1 ALGEMENE EIGENSCHAPPEN VAN FUNGI
Eukaryoten (ze zijn relatief groot) zonder chlorophyl
Celwand waarin chitine (geen peptidoglycaan!)
o Verder ook hemicellulose, eiwitten en lipiden
Celmembraan: bevat ergosterol
Vermenigvuldiging: sporen in een vruchtlichaam, op een schimmeldraad
of op een cel
Heterotroof: ze gebruiken organische stoffen aangemaakt door andere
organismen (planten, dieren) om eigen organisch celmateriaal op te
bouwen
Meeste: ‘saprofytisch’: ze kunnen leven op (dood) organisch materiaal
o Exosaprofieten: biotoop in de natuur en deze kan een infectiebron
zijn naar de mens
o Endosaprofieten: commensalen die inwendig aanwezig zijn bij de
gastheer (Candida albicans kan voorkomen in de darmen)
o Episaprofieten leven op de huid (Pityrosporum ovale = is een gist
dat in overmaat roos veroorzaakt). → Een saprofiet wordt soms
een ‘parasiet’
Sommige: ‘parasitair’ omdat ze levende organismen binnendringen en
leven ten koste van de gastheer
Sommige: leven in symbiose met hun gastheer (cfr. Mycorrhizae) beide
organismen gaan er een voordeel uithalen
Eéncellige fungi (= gisten)
Meercellige fungi (= schimmels)
o Hyfen (mycelium of thallus)
Coïnocytisch (geen celtussenschoten) of apocytisch
(celtussenschoten)
Vegetatief (voor voedingstoffen) en reproductief (voor
vermenigvuldiging) mycelium
Dimorfe fungi: zowel gistvorm als schimmelvorm
o Afhankelijk van de omstandigheden: bij 25°C zien we vaak de
saprofytische schimmelvorm en bij 37°C/30°C de parasitaire
gistvorm
1,5 miljoen verschillende fungale speciës bekend
o In de lucht, in de aarde, op planten, op bomen, op dieren, op de
huid, in gebouwen…
Een 300-tal species zijn pathogeen:
o Door hypersensitiviteit van de gastheer: er ontstaat een allergische
reactie tegen schimmels en sporen.
o Mycotoxicosen: er ontstaat een ziekte door consumptie van
voeding gecontamineerd met schimmels die toxines produceren
Aspergillus flavus produceert het aflatoxine
PAGE 1
, Claviceps purpurea produceert ergotalkaloïden
(veroorzaakt ergotisme dat problemen gaat geven bij de
bloedvaten zoals het vernauwen hiervan)
o Door infectie! Hierdoor ontstaat een mycose bij de gastheer
11.2 VERMENIGVULDIGING VAN FUNGI
Het rijk der schimmels:
Ascomyceten ascosporen vorming
Basidiomyceten basidosporen vorming
Zygomyceten zygosporen vorming
De indeling is gebaseerd op de geslachtelijke voortplanting
geslachtelijke voortplanting niet bekend? → 'restgroep' Fungi imperfecti
(onderzoek van het genetisch materiaal: bij de Ascomyceten
Identificatie fungi :
macroscopisch uitzicht (kan voor of na de kweek gebeuren)
microscopisch uitzicht (vooral na de kweek) :
o morfologie (vruchtlichamen, hyfen)
o asexuele sporen (verkregen na de kweek) :
serologie om een infectie op te sporen of soms antilichamen aan te
tonen
biochemisch (vooral gisten) op basis van deze eigenschappen gaan we
gaan identificeren. We kunnen bijvoorbeeld een API of een MALDI-TOF
(voor gisten en een aantal schimmels) gaan uitvoeren zoals in de
bacteriologie
andere : Bv een biopt waar we een coupe van gaan maken om te
onderzoeken. We kunnen ook altijd een qPCR gaan uitvoeren
PAGE 2
LAURA PAUWELS | FBT 3D
BIOMEDISCHE LABORATORIUMTECHNOLOGIE | 2024-2025
,H11 : INLEIDING MYCOLOGIE
11.1 ALGEMENE EIGENSCHAPPEN VAN FUNGI
Eukaryoten (ze zijn relatief groot) zonder chlorophyl
Celwand waarin chitine (geen peptidoglycaan!)
o Verder ook hemicellulose, eiwitten en lipiden
Celmembraan: bevat ergosterol
Vermenigvuldiging: sporen in een vruchtlichaam, op een schimmeldraad
of op een cel
Heterotroof: ze gebruiken organische stoffen aangemaakt door andere
organismen (planten, dieren) om eigen organisch celmateriaal op te
bouwen
Meeste: ‘saprofytisch’: ze kunnen leven op (dood) organisch materiaal
o Exosaprofieten: biotoop in de natuur en deze kan een infectiebron
zijn naar de mens
o Endosaprofieten: commensalen die inwendig aanwezig zijn bij de
gastheer (Candida albicans kan voorkomen in de darmen)
o Episaprofieten leven op de huid (Pityrosporum ovale = is een gist
dat in overmaat roos veroorzaakt). → Een saprofiet wordt soms
een ‘parasiet’
Sommige: ‘parasitair’ omdat ze levende organismen binnendringen en
leven ten koste van de gastheer
Sommige: leven in symbiose met hun gastheer (cfr. Mycorrhizae) beide
organismen gaan er een voordeel uithalen
Eéncellige fungi (= gisten)
Meercellige fungi (= schimmels)
o Hyfen (mycelium of thallus)
Coïnocytisch (geen celtussenschoten) of apocytisch
(celtussenschoten)
Vegetatief (voor voedingstoffen) en reproductief (voor
vermenigvuldiging) mycelium
Dimorfe fungi: zowel gistvorm als schimmelvorm
o Afhankelijk van de omstandigheden: bij 25°C zien we vaak de
saprofytische schimmelvorm en bij 37°C/30°C de parasitaire
gistvorm
1,5 miljoen verschillende fungale speciës bekend
o In de lucht, in de aarde, op planten, op bomen, op dieren, op de
huid, in gebouwen…
Een 300-tal species zijn pathogeen:
o Door hypersensitiviteit van de gastheer: er ontstaat een allergische
reactie tegen schimmels en sporen.
o Mycotoxicosen: er ontstaat een ziekte door consumptie van
voeding gecontamineerd met schimmels die toxines produceren
Aspergillus flavus produceert het aflatoxine
PAGE 1
, Claviceps purpurea produceert ergotalkaloïden
(veroorzaakt ergotisme dat problemen gaat geven bij de
bloedvaten zoals het vernauwen hiervan)
o Door infectie! Hierdoor ontstaat een mycose bij de gastheer
11.2 VERMENIGVULDIGING VAN FUNGI
Het rijk der schimmels:
Ascomyceten ascosporen vorming
Basidiomyceten basidosporen vorming
Zygomyceten zygosporen vorming
De indeling is gebaseerd op de geslachtelijke voortplanting
geslachtelijke voortplanting niet bekend? → 'restgroep' Fungi imperfecti
(onderzoek van het genetisch materiaal: bij de Ascomyceten
Identificatie fungi :
macroscopisch uitzicht (kan voor of na de kweek gebeuren)
microscopisch uitzicht (vooral na de kweek) :
o morfologie (vruchtlichamen, hyfen)
o asexuele sporen (verkregen na de kweek) :
serologie om een infectie op te sporen of soms antilichamen aan te
tonen
biochemisch (vooral gisten) op basis van deze eigenschappen gaan we
gaan identificeren. We kunnen bijvoorbeeld een API of een MALDI-TOF
(voor gisten en een aantal schimmels) gaan uitvoeren zoals in de
bacteriologie
andere : Bv een biopt waar we een coupe van gaan maken om te
onderzoeken. We kunnen ook altijd een qPCR gaan uitvoeren
PAGE 2