- Geboren baby huilt longen ontvouwen + ademhaling komt op gang
Voor geboorte: O2 met bloed via navelstreng in lichaam binnen
Foetus oefent met ademhalingsspieren hikken vorm van spieroefening van middenrif
- Dolfijn moet actief naar boven zwemmen om adem te halen
1 hersenhelft slaapt, andere is wakker om te zorgen dat hij op tijd naar boven zwemt
Voordeel: met 1 oog omgeving in de gaten houden
- Lichaamscellen hebben voortdurend zuurstof nodig
Zuurstof wordt voor grootste deel gebruikt voor verbranding (aerobe dissimilatie)
o Weefselcellen onttrekken zuurstof uit inwendige milieu
o Inwendige milieu krijgt zuurstof van bloed + bloed ontvangt zuurstof uit lucht in longen
o In tegengestelde richting = afvalgas CO2 uit cellen, inwendige milieu + bloed gewerkt
o Transport van gassen = door diffusie
- Ademhalingsstelsel:
o In 1ste plaats voor gaswisseling
o Speelt rol bij warmteafgifte, uitscheiding van water, communicatie, ruiken en proeven
1. Historie
- Oude Grieken: dachten dat naast lucht ook ‘pneuma’ bestond
Fijne, doordringende stof die activerende, organiserende werking had op materie = levensstof
Pneuma binnenkrijgen met ademhaling + via longen met lucht naar hart vervoerd, waar het
werd omgezet in ‘levenspneuma’
Lucht zou vooral dienen om hart te koelen
- Michael Servetus (1511-1553)= theoloog + tijdgenoot van Vesalius
Lucht mengde met bloed in longen, waarna bloed lichter werd + naar hart kon stromen
Constateerde dat longslagader naar verhouding veel te dik was om alleen longen van voedsel
te voorzien
Als eerste tot juist inzicht in functie van longen: zuurstof aan bloed afgeven
- In loop van 17de eeuw = pompwerking van hart ontdekt
In 1661 ontdekte Malpighi longcapillairen
Robert Hooke begon te vermoeden dat er in longen iets uit lucht wordt gehaald, omdat bloed
dat longen verlaat er anders uitziet dan bloed dat longen binnenkomt
2. De luchtwegen
- Luchtwegen = vormen verbindingsweg tussen buitenlucht en longweefsel
Via luchtwegen kan O2 naar longen getransporteerd worden + CO 2 naar buitenlucht
, 1) Neusholte
2) Mondholte
3) Keelholte
4) Tongbeen
5) Strottenhoofd
6) Luchtpijp
7) Slokdarm
8) Linkerlong
9) Middenrif
A) Neusholte
- Grootste deel van dit orgaan = opgebouwd uit elastisch kraakbeen
Neus = goed beweegbaar, maar vorm blijft gehandhaafd
Neus heeft van binnen neusharen + vormt toegang tot neusholte
- Neusholte = bekleed met neusslijmvlies; buitenste laagje hiervan bestaat uit trilhaarepitheel
Laag dekweefselcellen die aan 1 kant bedekt is met trilhaarcellen, waartussen veel
slijmvormende klieren bevinden
1) Neusschelpen
2) Onderste neusgang
3) Keelholte
4) Strottenhoofd
5) Slokdarm
6) Luchtpijp
- Neusholte = in 2 delen verdeeld door neustussenschot
Aan beide kanten heeft wand van neusholte 3 uitstekende plooien = neusschelpen
Door de neus ingeademde lucht wervelt langs neusschelpen, die oppervlak van neusholte
aanzienlijk vergroten
- Boven in neusholte = reukzintuig stukje slijmvlies van 2 à 3 cm2, met reukzintuigcellen
Staan in verbinding met hersenen
Bijbehorende reukcentrum in hersenschors ligt er vlak boven