Filosofie
Vooral gekleurde woorden kennen + boek is leerstof (pp is niet echt) jaartallen
niet kennen, wel de periodes, woorden Latijns niet kennen wel de Nederlandse
vertaling, dingen in het geel belangrijk
HOOFDSTUK 1: DE OORSPRONG VAN DE
FILOSOFIE
“Filosofie begint met verwondering” quote van Plato
Welke filosofische vragen stelde je jezelf ooit/onlangs? (vraag naar de studenten)
Wat is het eerst kip of het ei? (is er een eerste oorzaak, stop het ergens of
gaat het verder)
Wat is tijd?
Wat is liefde?
Is er leven na de dood?
Wat is dat nu eigenlijk zijn?
1.1. Inleiding
Het woord filosofie verwijst naar een vrouw: Sophie.
Filosofie komt van het Griekse filein en sophia.
Filein = houden van
Sophia = (Godin van de) wijsheid
De oorsprong heeft twee visies:
1) Filosofie is zo oud als de mensheid
2) Filosofie is ontstaan in bepaalde cultuur (= bepaalde periode in bepaalde
regio)
Overgang van mythos naar logos, met andere woorden: van een wereldbeeld
gebaseerd op mythen, meestal gekleurd door een rijke wereld van goden en
fantastische verhalen, naar een wereldbeeld dat haar fundering zoekt in een
meer ‘rationele’ verklaring.
Rationaliteit verwijst naar het toenemende belang van observatie en
argumentatie en naar het feit dat de natuur uit de natuur wordt verklaard
en niet door te verwijzen naar goden en andere wezens.
Van mythos naar logos is dus een nieuwe manier van denken en verklaren dan
traditionele eerder mythische verklaringsmodellen
,VAN MYTHOS
Voorbeeld 1: Adam en Eva, werden verleidt door een kwade slang om
een stukje van een appel van kennis te proeven terwijl God had belooft
om er niet van te eten
Voorbeeld 2: verhaal van Troje is eerste verhaal en tweede verhaal is het
verhaal van Homeros = terugkeer van Odysseus
Hij maakt allerlei miseries mee, verleiding van de sirenes van
zeemeerminnen -> zijn bemanning kreeg soort van oordoppen, maar hij
niet want hij moest kunnen horen, hij laat zichzelf vastbinden en luistert
naar hun gezang
Mensen verliezen hun doel uit het oog door verleiding, ze geraken de weg
kwijt
NAAR LOGOS (de ratio, essentie, de basis, het woord)
Voorbeeld 1: Upanishaden, Boeddha & Mahavira in India
In India zijn er veel goden en bijgeloof, Boeddha kwam er en bracht hen
terug naar de essentie
Voorbeeld 2: Confucius en Lao Tzu (Taoïsme) in China
1.2. Omschrijving en inleiding van de filosofie
1.2.1. RELIGIE EN WETENSCHAP
Is een omschrijving van Italiaanse filosoof de Crescenzo, volgens hem bevindt de
filosofie tussen religie en wetenschap.
1) Wetenschap bestudeert op systematische wijze de ‘objectieve’
verschijnselen of fenomenen
domein: de materiële (waarneembare?) werkelijkheid
natuurfilosofie werd fysica (1543: Copernicus en Vesalius), later ook andere
natuurwetenschappen en sociologie/psychologie
ratio (rede, verstand) en empirie (zintuiglijke waarneming)
2) Religie zoekt naar iets absoluuts en biedt troost en zingeving
domein: zingeving, waarden, bewustzijn
“voorbij” zintuigen en verstand
Later gaf Francis Bacon de aanzet tot de ontwikkeling van de zogenaamde
wetenschappelijke methode en lanceerde hij de begrippen inductie en
experiment.
Beide concepten vormen de basis van de wetenschappelijke methode,
die een eeuw later zou uitmonden in de natuurwetten van Newton en het
begin van de fysica. (later ook scheikunde, biologie, sociale- en
, menswetenschappen) MAAR filosofie hield stand als moeder van de
wetenschappen
1.2.2. SOORTEN VAN FILOSOFISCHE VRAGEN
Vragen van Immanuel Kant (grote filosoof van de verlichting):
= bracht alle filosofische vragen terug tot drie essentiële vragen
1) Wat kan ik weten? (ons denken)
2) Wat moet ik doen (ons handelen (ethiek en sociale filosofie)
3) Wat mag ik hopen (onze verwachtingen)
Deze 3 vragen teruggebracht tot één vraag: ‘Wat is de mens?’
Indeling van Luc Ferry (hedendaagse Franse filosoof):
= filosofie houdt zich bezig met:
1) Kennis: werkelijkheid
2) Ethiek: rechtvaardigheid
3) Wijsheid: heil of geluk
Kennis verschilt van wijsheid.
Kennis gaat over objectieve feiten of objectiveerbare begrippen en richt
zich op het weten hoe die objecten verschijnen en hoe ze op elkaar
inwerken.
Wijsheid heeft veel meer te maken met de manier waarop we in het leven
staan en hoe we erin slagen om te gaan met de wisselvalligheden van het
leven.
1.3. HET HUIS VAN DE FILOSOFIE
1: wat is = zijn en zijnden
1) Metafysica & ontologie (leer van het zijn) over de fundamentele aard van
de werkelijkheid vb. wat is zijn? Vrijheid? Eeuwigheid? Zin?
2) Over datgene wat bestaat = de zijnden
• de wereld, de natuur of “kosmos” = kosmologie of natuurfilosofie
(waaruit de wetenschappen zoals fysica, scheikunde, biologie zich
ontwikkelden)
• de geest of “psyche” = filosofie van de geest (waaruit de psychologie
ontsproot)
• de mens of “antropos” = wijsgerige antropologie (waaruit sociologie,
economie,…)
, 2: wat ‘behoort = drie grote waarden
2.1. HET WARE
1. De epistemologie of kennisleer houdt zich bezig met de vragen over
waarheid en kennis. Voorbeelden van zulke vragen zijn: "wat is kennis?",
"wat is waarheid?", "wat is het verschil tussen waarheid en mening?";
"waarop is ware kennis gefundeerd"; wat zijn de grenzen van de kennis en
"hoe kunnen we zekere kennis bereiken?".
2. De logica houdt zich bezig met de vraag: "wat is geldig redeneren". In de
twintigste eeuw ontstonden de wetenschapsfilosofie, de taalfilosofie en de
bewustzijnsfilosofie als aparte takken van de kennisleer.
3. De wetenschapsfilosofie houdt zich bezig met de grondslagen van de
kennis van de afzonderlijke wetenschappen. Methoden, grondstellingen,
begrippen en doel worden hier verhelderd en aan kritisch onderzoek
onderworpen.
4. De taalfilosofie behandelt het ontstaan, de ontwikkeling, de betekenis en
de functie van de taal.
2.2. HET GOEDE EN HET RECHTVAARDIGE
1. De ethiek onderzoekt het goede. Ze vraagt wat goedheid en rechtvaardigheid
is, of en hoe het goede kan gefundeerd worden, of normen en waarden een
universele grond hebben, dan wel relatief zijn aan de mens en cultuur.
2. Toegepast op de maatschappij vertaalt de vraag naar het goede zich in de
vraag: "hoe dient een rechtvaardige maatschappij te worden georganiseerd?" Dit
soort vragen behoort tot het domein van de politieke en/of sociale filosofie.
3. Ook de rechtsfilosofie is een apart vakgebied: daarin wordt o.a. de vraag
gesteld naar de aard en de oorsprong van recht en haar verhouding tot ethiek.
2.3. HET SCHONE
1. De esthetica houdt zich bezig met de vraag naar wat Schoonheid en wat
Kunst is.
2. Afgeleide deelgebieden zijn de kunst- en cultuurfilosofie.
1.4. De pre socratische filosofie
De voorsocratische natuurfilosofen
1. 6de – 5de eeuw vchr
2. rond Egeïsche Zee (o.a. Milete)
3. Vraag naar de aard van de kosmos (kosmologie)