Hormoonstelsel als conductor
Aard van het signaal
o Chemisch signaal: via hormonen in het bloed
Snelheid van het signaal
o Traag
Effect van het signaal
o Van lange duur
Doelwit van het signaal
o Alle cellen gevoelig voor bepaald hormoon
Functies hormonen
Groei en ontwikkeling
Homeostase (stimulatie – inhibitie)
Verdediging lichaam (alarmsituaties)
Voortplanting
Exocrien: excretie (afvalstoffen verwijderen) vs secretie (heeft functie) gaan beide uit
lichaam
Dit: endocrien (hormonen blijven in lichaam)
Vb uitwerpselen horen niet bij een van deze 2, niet door vb darm gevormd, het is een
overblijfsel
Hormonen
Chemische signaalstof (± 30 hormonen die het lichaam aanmaakt)
Hormoontype:
o AZ-derivaten (vb. (nor)adrenaline, schildklierhormonen, melatonine)
o Peptidenhormonen (ketens van AZ) (vb. oxytocine, ADH, GH, prolactine)
o Vetderivaten (vb. steroïden)
Sleutel-slot-theorie: mogelijk verschillende doelwitten
Receptoren:
o Celmembraan
o Cytoplasma
o Celkern
o Mitochondriën
Transport: bloedvaten
o Vrije circulatie (met bloedstroom mee)
o Transporteiwit (gebonden en zo transport)
, Hormonale activiteit: oorzaken
A. Humorale prikkel
a. = verandering van extracellulaire vloeistof
b. Vb lymfe
c. Vb calcium
i. [Ca] stijgt schildklier calcitonine
stimuleert Ca afzetting in botten + verminderd
Ca opnamen in nieren + verminderd Ca
opname in darmen normaal Ca gehalte in
bloed
ii. [Ca] daalt bijschildklier
parathyroïdhormoon Ca vrijgave van
botten + stimuleert Ca opname in nieren +
bevordert Ca opname in darmen normaal
Ca gehalte in bloed
B. Hormonale prikkel
a. = verandering [hormoon] bloed
b. vb. [adrenocorticotroop] stijgt → [corticosteroïden
(vb. cortisol)] stijgt
C. Neurale prikkel
a. = aangestuurd door neurotransmitters
Hypothalamus: coördinerend centrum
Regulerende hormonen
o RH: releasing hormone
o IH: inhiberende hormonen
Endocrien orgaan
o ADH: antidiuretisch hormoon
o Oxytocine
Centrum van autonoom zenuwstelsel