OMGEVINGSRECHT
INHOUDSOPGAVE
1. Inleiding................................................................................................................................................. 2
1.1. Geschiedenis......................................................................................................................................... 3
1.2. Omgevingsrecht en het recht ............................................................................................................... 4
1.3. Ontwikkelingen van het milieurecht en ruimtelijke ordening in BE ...................................................... 4
1.3.1. Tendens naar integratie en codificatie ....................................................................................... 5
1.3.2. Milieurecht en ruimtelijke ordeningsrecht ALS VAKGEBIED ....................................................... 5
1.3.3. enkele dingen om te onthouden ................................................................................................ 5
2. Hoofdstuk 2: milieu, ruimte, beleid en recht...................................................................................... 6
2.1. Nood aan beleid ................................................................................................................................... 6
2.2. Streven naar een duurzame ontwikkeling ............................................................................................ 7
2.3. Evolutie in duurzame ontwikkeling ...................................................................................................... 7
2.4. Functies van het omgevingsrecht ......................................................................................................... 7
2.5. Instrumenten van het omgevingsbeleid ............................................................................................... 7
2.5.1. voorbeeld.................................................................................................................................... 8
2.6. Instrumenten van ruimtelijke ordening ................................................................................................ 8
2.7. Instrumenten van milieuhiegiënebeleid ............................................................................................... 9
2.7.1. Instrumenten toegepast op autoverkeer en luchtkwaliteit...................................................... 10
2.7.2. Lage emissie zone ..................................................................................................................... 10
2.8. Op naar nieuwe instrumenten? .......................................................................................................... 11
2.8.1. verhandelbare emissierechten ................................................................................................. 11
2.8.2. de rol van het beleid en de rechter herzien?............................................................................ 11
2.8.3. beginselen van milieubeleid ..................................................................................................... 11
2.9. rechtsbescherming om de helling? ..................................................................................................... 12
2.9.1. Relativiteitsvereiste .................................................................................................................. 12
2.9.2. Attentieplicht ............................................................................................................................ 12
2.9.3. Bestuurlijke lus ......................................................................................................................... 12
2.9.4. Legislatieve validatie................................................................................................................. 12
2.9.5. Getrapte besluitvorming .......................................................................................................... 12
3. hoofdstuk 3: onteigening, eigendomsbeperkingen en rechten voorkoop en voorkeur ..................... 13
3.1. Bescherming eigendom ...................................................................................................................... 13
3.2. Het begrip onteigening....................................................................................................................... 13
3.3. Voorwaarden voor een onteigening ................................................................................................... 13
3.3.1. Bevoegheidsverdeling............................................................................................................... 14
, 3.3.2. Venale waarde .......................................................................................................................... 15
3.4. Onteigening – verloop ........................................................................................................................ 15
3.4.1. Bestuurlijke fase ....................................................................................................................... 15
3.4.2. Gerechtelijke fase ..................................................................................................................... 16
3.5. Onteigening – rechtsbescherming ...................................................................................................... 16
3.6. Eigendomsbeperkingen ...................................................................................................................... 17
3.6.1. Voorbeelden van eigendomsbeperkingen................................................................................ 18
3.6.2. Voorbeelden uit rechtspraak .................................................................................................... 19
3.6.3. Voorbeelden van schadevergoedingen in decreet ................................................................... 19
4. Hoofdstuk 4A – Vergunningen ......................................................................................................... 20
4.1. Soorten voorgunning voor het invoeren van de omgevingsvergunning ............................................. 20
4.2. Soorten vergunningen na het invoeren van de omgevingsvergunning .............................................. 20
4.3. Openbaar onderzoek .......................................................................................................................... 20
4.4. Administratief onderzoek ................................................................................................................... 21
4.5. Jurisdictioneel onderzoek ................................................................................................................... 21
4.6. Kenmerken en gevolgen van een vergunning..................................................................................... 21
4.7. Omgevingsvergunning – voorwerp .................................................................................................... 22
4.7.1. Voor stedenbouwkundige handelingen.................................................................................... 22
4.7.2. Voor het verkavelen van gronden ............................................................................................ 22
4.7.3. De exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit ........................................................ 23
4.7.4. Voor vegitatiewijzigingen ......................................................................................................... 23
4.7.5. Voor kleinhandelsactiviteit ....................................................................................................... 23
Hoofdstuk 4B – Toepassingsgebied .............................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
1. INLEIDING
Het omgevingsrecht moet gesitueerd worden vooral bij het bestuursrecht, maar niet alleen daar het is als het
ware een dwarsdoorsnede van alle rechtstakken (bv. vergunningsplicht om te bouwen, aansprakelijkheid voor
milieuschade, ecofiscaliteit…)
We zien ook een toenemende invloed op het privaatrecht (bv. bodemtest – de verkoper moet hiervoor zorgen
bij de verkoop van een onroerend goed of bv. jij vraagt een aannemer om een nieuwe garage te bouwen, hij
doet dit maar jij had nooit een bouwaanvraag ingestuurd. Uiteindelijk zal de aannemer betaald willen worden
voor het werk hij deed, maar omdat de garage er nu als het ware illegaal staat wil jij niet betalen. Sommige
rechters zullen hierbij van oordeel zijn dat diot een ongeoorloofde aanspraak is, terwijl anderen zeggen dat het
fundamenteel oneerlijk is en dat er een andere optie zal gevonden moeten worden ® er is dus veel
tegensprekende rechtspraak
Het omgevingsrecht heette vroeger milieurecht en ruimtelijk bestuursrecht. Onder het milieurecht vielen dan
dingen zoals milieuhygiëne, milieubeheer en natuurbehoud. Onder ruimtelijke ordening vielen dingen zoals het
toekennen van functies van gebeiden, het beleid inzake onroerend erfgoed, het energierecht etc.
, 1.1. GESCHIEDENIS
De ontwikkeling van het milieurecht en ruimtelijke ordeningsrecht in België ontstaan in eerste plaats als een ad
hoc benadering in het milieubeleid ( zo waren er zelf tijdens de middeleeuwen al verboden op het vervuilen
van bepaalde delen van de rivier waar mensen zich gingen wassen etc.) een ander voorbeeld is de
exploitatievergunning (voor fabrieken die geur verspreiden in de tijd van Napoleon – vooral gericht op de
arbeidersbescherming tegen schadelijke rook)
Vanaf de jaren ’70 was er een meer sectorale benadering in het milieubeleid met aparte wetten voor
verschillende milieucompartimenten (zoals oppervlakte water, lucht, bodem, grondwater, afval, natuur…) hier
ging men veel systematischer bepaalde fenomenten en sectoren gaan regelen en niet louter wachten tot na
een bepaalde ramp om een systeem te bedenken.
Ruimtelijke ordening wordt ook steeds meer appart gezien, beginnend bij de stedenbouwwet van 1962 die
echter pas operationeel werd eind jaren ’70. Tot en met dan kon je doen wat je wou als je maar een
bouwvergunning kreeg, er was geen onderscheid tussen natuur en woon gebieden en dit kan ook gezien
worden als één van de reden voor onze ruimtelijke wanorde vandaag.
Sinds de staatshervormingen is het een grotendeels gewestelijke bevoegdheid geworden (waarbij Vlaanderen
als eerste een bepaalde wetgeving had en Wallonië dit jaren later (veel beter) nadeed ® de wet van de
remmende voorsprong
Het milieubeleid wordt vandaag sterk internationaal en Europees beïnvloed denk maar aan de luchtkwaliteit,
de natuur, het klimaat…maar niet de ruimtelijke ordening want daar is Europese unanimiteit voor vereist en
dat wouden de staten niet afgeven. De reden dat de Europese Unie (die vroeger eerder een economische unie
was) ging bezig houden met het milieu was omdat het niet nuttig was voor de interne markt indien iedereen
verschillende milieunormen had (+ ook om leiderschap te nemen)
Onderzoek wijst uit dat 90% van de milieumaatregelen internationaal of door Europese Unie worden beïnvloed
(70% wordt door de milieumaatregelen van de Europese Unie beïnvloed) hierbij wordt Europees recht vertaald
in nationaal recht maar voor de ruimtelijke ordening is het nog steeds een nationale bevoegdheid gebleven die
in de verschillende lidstaden en gewesten anders wordt uitgevoerd.
Sinds de jaren ’80 een tendens naar codificatie en integratie van het milieurecht in Vlaanderen door
initiatieven zoals bv. de integratie van exploitatie – en lozingenvergunning in 1985, vaak onder invloed van
werkstukken van professoren bv. het decreet algemene bepalingen milieubeleid (DABM) in 1995 ® een
systematische opgebouwde integrale milieuwetgeving waarbij men nu nog een bouwvergunning nodig heeft
voor het bouwen zelf, en de milieuvergunning dat alles omvat rond het milieu.
Sinds de 21ste eeuw steeds meer integratie en codificatie in het milieurecht en ruimtelijke ordeningsrecht
vooral door druk uit het economisch bedrijfsleven – het idee van de terugdringing van administratieve lasten
wordt ook zeer belangrijk, waarbij men milieu en ruimtelijke ordening wou samenvoegen tot één domein.
Zo kwam er in 2014 de integratie van stedenbouwkundige en milieuvergunning in
omgevingsvergunningen (het tekenen van de kleurtjes op kaarten zou het milieu al in het achterhoofd
moeten houden en wat het zou betekenen voor de lozing etc. maar het is niet in werking want het
elektronisch loket werkte dan nog niet
Er is ook een nieuwe term overgewaaid uit Nederland namelijk – Omgevingsrecht (wat het milieurecht
en ruimtelijke ordeningsrecht omvat – dus echt samen)
, Het terugdringen van de administratieve lasten staat ook nog steeds centraal (deze vormen een rem
op innovatie want er moest teveel gebeuren, bij te veel ambtenaren ) Echter moeten we er wel op
letten om het doel niet uit het oog te verliezen en niet zoals Trump gewoon subtiel enkele
milieuwetten willen omzeilen.
Fancy termen: ‘smarter regulation’, ‘better regulation’, ‘fitness check’
Zeer recent groene ambities EU: Green Deal, klimaaatneutraal tegen 2050… à Europa blijft een
drijvende kracht in ons nationaal milieubeleid.
1.2. OMGEVINGSRECHT EN HET RECHT
Het omgevingsrecht situeerd zich als een dwarsdoorsnede van het privaat en het publiekrecht en bestaat uit
het 1) het milieubeleid en 2) de ruimtelijke ordening
1) Het milieubeleid bestaan dan weer uit:
• Milieuhygiëne: de bestrijding van veronteigening
• Milieubeheer: het beheer van natuurlijke rijkdommen (bodem, water..)
• Natuurbehoud: behoud van natuurgebieden, wilde flora en fauna
2) De ruimtelijke ordening bestaat uit: bestemmingen van de ruimte (het toekennen van functies, het
beleid inzake onroerend erfgoed)
3) Een derde heel recente vorm is het energierecht
1.3. ONTWIKKELINGEN VAN HET MILIEURECHT EN RUIMTELIJKE ORDENING IN BE
Eerste een ad hoc benadering in het ‘milieubeleid’: exploitatievergunning… à voor fabrieken die geur
verspreiden, in de tijd van Napoleon. Het ging toen vooral om de arbeidsbescherming tegen schadelijke rook
etc.
Sectorale benadering in milieubeleid vanaf 1970: aparte wetten voor verschillende milieucompartimenten
(oppervlaktewater, lucht, bodem, grondwater, afval, natuur, …) à hier begon men meer en meer aan het
milieu te denken en moesten al die sectoren gaan regelen. Veel systematischer, niet meer zo zeer na rampen,
maar eerder per sector wetgeving voorzien.
Ruimtelijke ordening ook apart: begin met Stedenbouwwet van 1962 (bouwvergunning, planning) à dit wordt
pas operationeel eind jaren 70: gewestplannen (tot en met hier kon je doen wat je wou, als je maar een
bouwvergunning kreeg) er was geen onderscheid tussen natuur en woon gebied en dit is één van de oorzaken
voor onze ruimtelijke wanorde. (NL was veel eerder)
Staatshervorming: grotendeels gewestelijke bevoegdheid. Vlaanderen had als eerste een bepaalde wetgeving,
Wallonië kijkt en 4 jaar later hebben ze ook zoiets – maar het zit dan wel beter in elkaar à de wet van de
remmende voorsprong
Milieubeleid sterk internationaal en Europees beïnvloed (luchtkwaliteit, natuur, klimaat, …) maar niet de
ruimtelijke ordening (omdat daar in de EU unanimiteit voor vereist is) EU was eerste een economische unie,
maar is zich nadien ook gaan bezig houden met milieu want verschillende milieu-normen over Europa
beïnvloed de verschillende markten niet op een positieve manier à nood aan interne economische markt gaat
verloren indien iedereen onderscheiden milieunormen heeft + doen dit ook om leiderschap te nemen ®
onderzoek wijst uit: 90% van de milieumaatregelen wordt internationaal of door de EU beïnvloed; 70 % van de
milieumaatregelen wordt door EU beïnvloed (Europees recht dat wordt vertaald in nationaal recht) maar
INHOUDSOPGAVE
1. Inleiding................................................................................................................................................. 2
1.1. Geschiedenis......................................................................................................................................... 3
1.2. Omgevingsrecht en het recht ............................................................................................................... 4
1.3. Ontwikkelingen van het milieurecht en ruimtelijke ordening in BE ...................................................... 4
1.3.1. Tendens naar integratie en codificatie ....................................................................................... 5
1.3.2. Milieurecht en ruimtelijke ordeningsrecht ALS VAKGEBIED ....................................................... 5
1.3.3. enkele dingen om te onthouden ................................................................................................ 5
2. Hoofdstuk 2: milieu, ruimte, beleid en recht...................................................................................... 6
2.1. Nood aan beleid ................................................................................................................................... 6
2.2. Streven naar een duurzame ontwikkeling ............................................................................................ 7
2.3. Evolutie in duurzame ontwikkeling ...................................................................................................... 7
2.4. Functies van het omgevingsrecht ......................................................................................................... 7
2.5. Instrumenten van het omgevingsbeleid ............................................................................................... 7
2.5.1. voorbeeld.................................................................................................................................... 8
2.6. Instrumenten van ruimtelijke ordening ................................................................................................ 8
2.7. Instrumenten van milieuhiegiënebeleid ............................................................................................... 9
2.7.1. Instrumenten toegepast op autoverkeer en luchtkwaliteit...................................................... 10
2.7.2. Lage emissie zone ..................................................................................................................... 10
2.8. Op naar nieuwe instrumenten? .......................................................................................................... 11
2.8.1. verhandelbare emissierechten ................................................................................................. 11
2.8.2. de rol van het beleid en de rechter herzien?............................................................................ 11
2.8.3. beginselen van milieubeleid ..................................................................................................... 11
2.9. rechtsbescherming om de helling? ..................................................................................................... 12
2.9.1. Relativiteitsvereiste .................................................................................................................. 12
2.9.2. Attentieplicht ............................................................................................................................ 12
2.9.3. Bestuurlijke lus ......................................................................................................................... 12
2.9.4. Legislatieve validatie................................................................................................................. 12
2.9.5. Getrapte besluitvorming .......................................................................................................... 12
3. hoofdstuk 3: onteigening, eigendomsbeperkingen en rechten voorkoop en voorkeur ..................... 13
3.1. Bescherming eigendom ...................................................................................................................... 13
3.2. Het begrip onteigening....................................................................................................................... 13
3.3. Voorwaarden voor een onteigening ................................................................................................... 13
3.3.1. Bevoegheidsverdeling............................................................................................................... 14
, 3.3.2. Venale waarde .......................................................................................................................... 15
3.4. Onteigening – verloop ........................................................................................................................ 15
3.4.1. Bestuurlijke fase ....................................................................................................................... 15
3.4.2. Gerechtelijke fase ..................................................................................................................... 16
3.5. Onteigening – rechtsbescherming ...................................................................................................... 16
3.6. Eigendomsbeperkingen ...................................................................................................................... 17
3.6.1. Voorbeelden van eigendomsbeperkingen................................................................................ 18
3.6.2. Voorbeelden uit rechtspraak .................................................................................................... 19
3.6.3. Voorbeelden van schadevergoedingen in decreet ................................................................... 19
4. Hoofdstuk 4A – Vergunningen ......................................................................................................... 20
4.1. Soorten voorgunning voor het invoeren van de omgevingsvergunning ............................................. 20
4.2. Soorten vergunningen na het invoeren van de omgevingsvergunning .............................................. 20
4.3. Openbaar onderzoek .......................................................................................................................... 20
4.4. Administratief onderzoek ................................................................................................................... 21
4.5. Jurisdictioneel onderzoek ................................................................................................................... 21
4.6. Kenmerken en gevolgen van een vergunning..................................................................................... 21
4.7. Omgevingsvergunning – voorwerp .................................................................................................... 22
4.7.1. Voor stedenbouwkundige handelingen.................................................................................... 22
4.7.2. Voor het verkavelen van gronden ............................................................................................ 22
4.7.3. De exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit ........................................................ 23
4.7.4. Voor vegitatiewijzigingen ......................................................................................................... 23
4.7.5. Voor kleinhandelsactiviteit ....................................................................................................... 23
Hoofdstuk 4B – Toepassingsgebied .............................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
1. INLEIDING
Het omgevingsrecht moet gesitueerd worden vooral bij het bestuursrecht, maar niet alleen daar het is als het
ware een dwarsdoorsnede van alle rechtstakken (bv. vergunningsplicht om te bouwen, aansprakelijkheid voor
milieuschade, ecofiscaliteit…)
We zien ook een toenemende invloed op het privaatrecht (bv. bodemtest – de verkoper moet hiervoor zorgen
bij de verkoop van een onroerend goed of bv. jij vraagt een aannemer om een nieuwe garage te bouwen, hij
doet dit maar jij had nooit een bouwaanvraag ingestuurd. Uiteindelijk zal de aannemer betaald willen worden
voor het werk hij deed, maar omdat de garage er nu als het ware illegaal staat wil jij niet betalen. Sommige
rechters zullen hierbij van oordeel zijn dat diot een ongeoorloofde aanspraak is, terwijl anderen zeggen dat het
fundamenteel oneerlijk is en dat er een andere optie zal gevonden moeten worden ® er is dus veel
tegensprekende rechtspraak
Het omgevingsrecht heette vroeger milieurecht en ruimtelijk bestuursrecht. Onder het milieurecht vielen dan
dingen zoals milieuhygiëne, milieubeheer en natuurbehoud. Onder ruimtelijke ordening vielen dingen zoals het
toekennen van functies van gebeiden, het beleid inzake onroerend erfgoed, het energierecht etc.
, 1.1. GESCHIEDENIS
De ontwikkeling van het milieurecht en ruimtelijke ordeningsrecht in België ontstaan in eerste plaats als een ad
hoc benadering in het milieubeleid ( zo waren er zelf tijdens de middeleeuwen al verboden op het vervuilen
van bepaalde delen van de rivier waar mensen zich gingen wassen etc.) een ander voorbeeld is de
exploitatievergunning (voor fabrieken die geur verspreiden in de tijd van Napoleon – vooral gericht op de
arbeidersbescherming tegen schadelijke rook)
Vanaf de jaren ’70 was er een meer sectorale benadering in het milieubeleid met aparte wetten voor
verschillende milieucompartimenten (zoals oppervlakte water, lucht, bodem, grondwater, afval, natuur…) hier
ging men veel systematischer bepaalde fenomenten en sectoren gaan regelen en niet louter wachten tot na
een bepaalde ramp om een systeem te bedenken.
Ruimtelijke ordening wordt ook steeds meer appart gezien, beginnend bij de stedenbouwwet van 1962 die
echter pas operationeel werd eind jaren ’70. Tot en met dan kon je doen wat je wou als je maar een
bouwvergunning kreeg, er was geen onderscheid tussen natuur en woon gebieden en dit kan ook gezien
worden als één van de reden voor onze ruimtelijke wanorde vandaag.
Sinds de staatshervormingen is het een grotendeels gewestelijke bevoegdheid geworden (waarbij Vlaanderen
als eerste een bepaalde wetgeving had en Wallonië dit jaren later (veel beter) nadeed ® de wet van de
remmende voorsprong
Het milieubeleid wordt vandaag sterk internationaal en Europees beïnvloed denk maar aan de luchtkwaliteit,
de natuur, het klimaat…maar niet de ruimtelijke ordening want daar is Europese unanimiteit voor vereist en
dat wouden de staten niet afgeven. De reden dat de Europese Unie (die vroeger eerder een economische unie
was) ging bezig houden met het milieu was omdat het niet nuttig was voor de interne markt indien iedereen
verschillende milieunormen had (+ ook om leiderschap te nemen)
Onderzoek wijst uit dat 90% van de milieumaatregelen internationaal of door Europese Unie worden beïnvloed
(70% wordt door de milieumaatregelen van de Europese Unie beïnvloed) hierbij wordt Europees recht vertaald
in nationaal recht maar voor de ruimtelijke ordening is het nog steeds een nationale bevoegdheid gebleven die
in de verschillende lidstaden en gewesten anders wordt uitgevoerd.
Sinds de jaren ’80 een tendens naar codificatie en integratie van het milieurecht in Vlaanderen door
initiatieven zoals bv. de integratie van exploitatie – en lozingenvergunning in 1985, vaak onder invloed van
werkstukken van professoren bv. het decreet algemene bepalingen milieubeleid (DABM) in 1995 ® een
systematische opgebouwde integrale milieuwetgeving waarbij men nu nog een bouwvergunning nodig heeft
voor het bouwen zelf, en de milieuvergunning dat alles omvat rond het milieu.
Sinds de 21ste eeuw steeds meer integratie en codificatie in het milieurecht en ruimtelijke ordeningsrecht
vooral door druk uit het economisch bedrijfsleven – het idee van de terugdringing van administratieve lasten
wordt ook zeer belangrijk, waarbij men milieu en ruimtelijke ordening wou samenvoegen tot één domein.
Zo kwam er in 2014 de integratie van stedenbouwkundige en milieuvergunning in
omgevingsvergunningen (het tekenen van de kleurtjes op kaarten zou het milieu al in het achterhoofd
moeten houden en wat het zou betekenen voor de lozing etc. maar het is niet in werking want het
elektronisch loket werkte dan nog niet
Er is ook een nieuwe term overgewaaid uit Nederland namelijk – Omgevingsrecht (wat het milieurecht
en ruimtelijke ordeningsrecht omvat – dus echt samen)
, Het terugdringen van de administratieve lasten staat ook nog steeds centraal (deze vormen een rem
op innovatie want er moest teveel gebeuren, bij te veel ambtenaren ) Echter moeten we er wel op
letten om het doel niet uit het oog te verliezen en niet zoals Trump gewoon subtiel enkele
milieuwetten willen omzeilen.
Fancy termen: ‘smarter regulation’, ‘better regulation’, ‘fitness check’
Zeer recent groene ambities EU: Green Deal, klimaaatneutraal tegen 2050… à Europa blijft een
drijvende kracht in ons nationaal milieubeleid.
1.2. OMGEVINGSRECHT EN HET RECHT
Het omgevingsrecht situeerd zich als een dwarsdoorsnede van het privaat en het publiekrecht en bestaat uit
het 1) het milieubeleid en 2) de ruimtelijke ordening
1) Het milieubeleid bestaan dan weer uit:
• Milieuhygiëne: de bestrijding van veronteigening
• Milieubeheer: het beheer van natuurlijke rijkdommen (bodem, water..)
• Natuurbehoud: behoud van natuurgebieden, wilde flora en fauna
2) De ruimtelijke ordening bestaat uit: bestemmingen van de ruimte (het toekennen van functies, het
beleid inzake onroerend erfgoed)
3) Een derde heel recente vorm is het energierecht
1.3. ONTWIKKELINGEN VAN HET MILIEURECHT EN RUIMTELIJKE ORDENING IN BE
Eerste een ad hoc benadering in het ‘milieubeleid’: exploitatievergunning… à voor fabrieken die geur
verspreiden, in de tijd van Napoleon. Het ging toen vooral om de arbeidsbescherming tegen schadelijke rook
etc.
Sectorale benadering in milieubeleid vanaf 1970: aparte wetten voor verschillende milieucompartimenten
(oppervlaktewater, lucht, bodem, grondwater, afval, natuur, …) à hier begon men meer en meer aan het
milieu te denken en moesten al die sectoren gaan regelen. Veel systematischer, niet meer zo zeer na rampen,
maar eerder per sector wetgeving voorzien.
Ruimtelijke ordening ook apart: begin met Stedenbouwwet van 1962 (bouwvergunning, planning) à dit wordt
pas operationeel eind jaren 70: gewestplannen (tot en met hier kon je doen wat je wou, als je maar een
bouwvergunning kreeg) er was geen onderscheid tussen natuur en woon gebied en dit is één van de oorzaken
voor onze ruimtelijke wanorde. (NL was veel eerder)
Staatshervorming: grotendeels gewestelijke bevoegdheid. Vlaanderen had als eerste een bepaalde wetgeving,
Wallonië kijkt en 4 jaar later hebben ze ook zoiets – maar het zit dan wel beter in elkaar à de wet van de
remmende voorsprong
Milieubeleid sterk internationaal en Europees beïnvloed (luchtkwaliteit, natuur, klimaat, …) maar niet de
ruimtelijke ordening (omdat daar in de EU unanimiteit voor vereist is) EU was eerste een economische unie,
maar is zich nadien ook gaan bezig houden met milieu want verschillende milieu-normen over Europa
beïnvloed de verschillende markten niet op een positieve manier à nood aan interne economische markt gaat
verloren indien iedereen onderscheiden milieunormen heeft + doen dit ook om leiderschap te nemen ®
onderzoek wijst uit: 90% van de milieumaatregelen wordt internationaal of door de EU beïnvloed; 70 % van de
milieumaatregelen wordt door EU beïnvloed (Europees recht dat wordt vertaald in nationaal recht) maar