EUROPEES RECHT II
Professor Stefaan van der Jeugt
Rechten en Criminologie
,Inleiding
Belang: de actualiteit is altijd relevant omdat alles snel evolueert. Het is dus een pluspunt om mee te
kunnen volgen en te zien wat de recentste ontwikkelingen zijn. Het maakt een goede indruk op het
mondeling examen als je kan linken aan de actualiteit.
Lesmethode: de lessen worden opgenomen en zo snel mogelijk ter beschikking gesteld in de
desbetreffende module. Men krijgt ook op voorhand de PowerPoint. De colleges verlopen op campus
(in principe) of via Teams (uitzonderlijk). De prof probeert zo veel mogelijk recente en soms aanhangige
cases te verwerken in de cursus. De bedoeling is om de materie te kennen van het Europees recht,
maar de prof probeert ook zaken te bespreken om de redenering van het Hof van Justitie te bekijken.
Men moet begrijpen hoe het hof redeneert. In sommige cases is de prof oppervlakkeg – en kan men
in de paper uitvoerig bespreken als men het wenst. In andere gevallen zal de prof zaken ontleden om
te zien hoe de stappen gezet worden door het Hof.
Studiemateriaal: PWP is de basis. Men mag tijdens het examen de verdragen gebruiken of T. Joris,
Europese basisteksten. Alle arresten in de PWP bevatten een link naar de digitale publicatie. De
bedoeling is om houvast te bieden. Het zou het studeren vergemakkelijken.
Evaluatiemethode: mondeling examen dat bestaat uit een theoretische vraag en een casestudy
(15/20). Het mondeling examen is zonder schriftelijke voorbereiding. Het wetboek is toegestaan, maar
hier mag niet in geschreven zijn. Onderlijnen zijn wel toegelaten en kruisverwijzingen ook. De professor
stelt ook bijvragen, om beter te kunnen evalueren. Het zijn twee vragen uit twee verschillende delen
uit de cursus dus met de bijvragen probeert de prof in te schatten hoe men de cursus heeft verwerkt
en of hij iets meer kan geven als punten. De paper houdt verband met de materie (5/20)! De paper is
verplicht, anders kan men niet deelnemen aan het examen.
De bedoeling is om in een beknopte paper een juridisch onderwerp te bespreken dat verband houdt
met de colleges. Inhoud (/3): juridisch correct en duidelijk, onderscheid tussen details en essentie en
een blijk van inzicht. Er wordt ook gequoteerd op stijl (/1): heldere juridische stijl en formulering,
grammaticaal correct. De paper moet ook een eigen onderbouwde opvatting omvatten (/1).
2
,Men mag kiezen voor een algemeen onderwerp of een recent arrest van het Hof van Justitie van de
EU (max 2 jaar oud). Alle procedures zijn toegestaan (PV, inbreukzaak, rechtstreeks beroep ...). Bij een
arrest van het Hof moet men eerst de probleemstelling bespreken (beknopte weergave van de feiten),
wat het hof heeft beslist en de evaluatie van de oplossing. Er moet ook een duidelijke en korte titel
zijn samen met een ‘executive summary’: in dit artikel bespreek ik x, y en z en ik heb aangetoond dat
er een probleem is met a, b en c. Dit doet men in maximaal 10 regels (//algemeen onderwerp).
De paper bestaat uit maximaal 3500 woorden. De voetnoten zijn niet verplicht. Men moet wel altijd
bronnen vermelden wanneer men iets aanhaalt. De deadline van deze opdracht is 15 mei 2023 om
middernacht, via Canvas (opdrachten). De paper moet in het Nederlands zijn opgesteld. De opleiding
is het Nederlands dus de prof beoordeelt iedereen op dezelfde basis.
3
, MODULE 1 – INTRODUCTIE: DE EUROPESE RUIMTE.
1. Inhoud cursus: het materiële EU – recht.
Het onderscheid tussen het institutionele van Europees recht I en deze cursus is het materieel recht
van de EU. Het gaat om alles wat inhoudelijk te maken heeft met waar de EU mee bezig is. Men vindt
een kenmerk van de EU terug in art. 2 en 3 VEU, maar ook in andere bepalingen. Dit is het
programmatorisch karakter van het EU – recht. De 27 lidstaten – met elk hun rechtsorde – hebben in
een internationaal verdrag een programma vastgelegd. Dat programma is een soort werkprogramma.
Hier staan algemene waarden in waaraan men zich moet houden om tot de EU te horen.
2. Doelstellingen.
Artikel 3 VEU.
1. (…) (vrede).
2. De Unie biedt haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen,
waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is in combinatie met passende
maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel, immigratie, en
voorkoming en bestrijding van criminaliteit.
3. De Unie brengt een interne markt tot stand. Zij zet zich in voor de duurzame ontwikkeling van
Europa, op basis van een evenwichtige economische groei en van prijsstabiliteit, een sociale
markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige
werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en van een hoog niveau van bescherming en
verbetering van de kwaliteit van het milieu. De Unie bevordert de wetenschappelijke en
technische vooruitgang.
De Unie bestrijdt sociale uitsluiting en discriminatie, en bevordert sociale rechtvaardigheid en
bescherming, de gelijkheid van vrouwen en mannen, de solidariteit tussen generaties en de
bescherming van de rechten van het kind.
4. De Unie stelt een economische en monetaire unie in die de euro als munt heeft.
5. (buitenlands beleid en waarden/beginselen)
4
Professor Stefaan van der Jeugt
Rechten en Criminologie
,Inleiding
Belang: de actualiteit is altijd relevant omdat alles snel evolueert. Het is dus een pluspunt om mee te
kunnen volgen en te zien wat de recentste ontwikkelingen zijn. Het maakt een goede indruk op het
mondeling examen als je kan linken aan de actualiteit.
Lesmethode: de lessen worden opgenomen en zo snel mogelijk ter beschikking gesteld in de
desbetreffende module. Men krijgt ook op voorhand de PowerPoint. De colleges verlopen op campus
(in principe) of via Teams (uitzonderlijk). De prof probeert zo veel mogelijk recente en soms aanhangige
cases te verwerken in de cursus. De bedoeling is om de materie te kennen van het Europees recht,
maar de prof probeert ook zaken te bespreken om de redenering van het Hof van Justitie te bekijken.
Men moet begrijpen hoe het hof redeneert. In sommige cases is de prof oppervlakkeg – en kan men
in de paper uitvoerig bespreken als men het wenst. In andere gevallen zal de prof zaken ontleden om
te zien hoe de stappen gezet worden door het Hof.
Studiemateriaal: PWP is de basis. Men mag tijdens het examen de verdragen gebruiken of T. Joris,
Europese basisteksten. Alle arresten in de PWP bevatten een link naar de digitale publicatie. De
bedoeling is om houvast te bieden. Het zou het studeren vergemakkelijken.
Evaluatiemethode: mondeling examen dat bestaat uit een theoretische vraag en een casestudy
(15/20). Het mondeling examen is zonder schriftelijke voorbereiding. Het wetboek is toegestaan, maar
hier mag niet in geschreven zijn. Onderlijnen zijn wel toegelaten en kruisverwijzingen ook. De professor
stelt ook bijvragen, om beter te kunnen evalueren. Het zijn twee vragen uit twee verschillende delen
uit de cursus dus met de bijvragen probeert de prof in te schatten hoe men de cursus heeft verwerkt
en of hij iets meer kan geven als punten. De paper houdt verband met de materie (5/20)! De paper is
verplicht, anders kan men niet deelnemen aan het examen.
De bedoeling is om in een beknopte paper een juridisch onderwerp te bespreken dat verband houdt
met de colleges. Inhoud (/3): juridisch correct en duidelijk, onderscheid tussen details en essentie en
een blijk van inzicht. Er wordt ook gequoteerd op stijl (/1): heldere juridische stijl en formulering,
grammaticaal correct. De paper moet ook een eigen onderbouwde opvatting omvatten (/1).
2
,Men mag kiezen voor een algemeen onderwerp of een recent arrest van het Hof van Justitie van de
EU (max 2 jaar oud). Alle procedures zijn toegestaan (PV, inbreukzaak, rechtstreeks beroep ...). Bij een
arrest van het Hof moet men eerst de probleemstelling bespreken (beknopte weergave van de feiten),
wat het hof heeft beslist en de evaluatie van de oplossing. Er moet ook een duidelijke en korte titel
zijn samen met een ‘executive summary’: in dit artikel bespreek ik x, y en z en ik heb aangetoond dat
er een probleem is met a, b en c. Dit doet men in maximaal 10 regels (//algemeen onderwerp).
De paper bestaat uit maximaal 3500 woorden. De voetnoten zijn niet verplicht. Men moet wel altijd
bronnen vermelden wanneer men iets aanhaalt. De deadline van deze opdracht is 15 mei 2023 om
middernacht, via Canvas (opdrachten). De paper moet in het Nederlands zijn opgesteld. De opleiding
is het Nederlands dus de prof beoordeelt iedereen op dezelfde basis.
3
, MODULE 1 – INTRODUCTIE: DE EUROPESE RUIMTE.
1. Inhoud cursus: het materiële EU – recht.
Het onderscheid tussen het institutionele van Europees recht I en deze cursus is het materieel recht
van de EU. Het gaat om alles wat inhoudelijk te maken heeft met waar de EU mee bezig is. Men vindt
een kenmerk van de EU terug in art. 2 en 3 VEU, maar ook in andere bepalingen. Dit is het
programmatorisch karakter van het EU – recht. De 27 lidstaten – met elk hun rechtsorde – hebben in
een internationaal verdrag een programma vastgelegd. Dat programma is een soort werkprogramma.
Hier staan algemene waarden in waaraan men zich moet houden om tot de EU te horen.
2. Doelstellingen.
Artikel 3 VEU.
1. (…) (vrede).
2. De Unie biedt haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen,
waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is in combinatie met passende
maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel, immigratie, en
voorkoming en bestrijding van criminaliteit.
3. De Unie brengt een interne markt tot stand. Zij zet zich in voor de duurzame ontwikkeling van
Europa, op basis van een evenwichtige economische groei en van prijsstabiliteit, een sociale
markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige
werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en van een hoog niveau van bescherming en
verbetering van de kwaliteit van het milieu. De Unie bevordert de wetenschappelijke en
technische vooruitgang.
De Unie bestrijdt sociale uitsluiting en discriminatie, en bevordert sociale rechtvaardigheid en
bescherming, de gelijkheid van vrouwen en mannen, de solidariteit tussen generaties en de
bescherming van de rechten van het kind.
4. De Unie stelt een economische en monetaire unie in die de euro als munt heeft.
5. (buitenlands beleid en waarden/beginselen)
4
