H19. Oplosbaarheid
1. Inleiding
Een verzadigde oplossing = een oplossing waarin de maximale hoeveelheid van een stof is opgelost
bij een bepaalde temperatuur
➔ Het is onmogelijk om nog meer van diezelfde stof onder dezelfde omstandigheden in het
oplosmiddel op te lossen
→ Het overschot zal een emulsie, suspensie of neerslag vormen
➔ Bv. Bereid een verzadigde oplossing van zilverchloride (AgCl)
→ Je voegt AgCl toe aan een bepaalde hoeveelheid water (bv. 100mL) tot het niet meer
oplost
---> Je hebt een verzadigde oplossing als er neerslag op de bodem van de beker ontstaat
AgCl is een zout (MZ)
→ Als AgCl opgelost wordt zal er een evenwicht ontstaan tussen het vaste deel en het deel dat
oplost:
➔ Het deel dat oplost splitst in ionen → dus enkel dat deel is oplosbaar
➔ Er is een grens aan het splitsen in ionen
→ Hoe moeilijker een stof oplost, hoe sneller dat de grens wordt bereikt
2. Oplosbaarheidsregels
Oplosbaarheidsregels met water als oplosmiddel:
Verbindingstype Oplosbaarheid Uitzonderingen
Alkaliverbindingen Oplosbaar KClO4 en K2(PtCl6)
Ammoniumverbindingen Oplosbaar (NH3)3[𝐶𝑜(𝑁𝑂2 )6 ]
Zouten van sterke zuren Oplosbaar CuX, AgX en PbCl2
Zouten van zwakke zuren Onoplosbaar Alkali-, CH3COO- en S2-
Hydroxiden Onoplosbaar Alkali-, NH4+
Zure zouten Oplosbaar
Basische zouten onoplosbaar
3. Het oplosbaarheidsproduct
Het oplosbaarheidsproduct (Ks):
▪ = De mate van oplosbaarheid van een zout in een oplossing (meestal water)
▪ Geldt enkel voor stoffen die slecht oplosbaar zijn
▪ Geeft informatie over het deel dat oplost (het deel dat volledig wordt geïoniseerd)
▪ = Een evenwicht tussen de vaste fase (s) en de vloeibare fase (aq)
▪ Is afhankelijk van de temperatuur → hoe hoger de T°, hoe meer er kan worden opgelost
, ▪ Is constant bij een constante temperatuur
▪ Geeft aan in welke concentratie (in M) de ionen van de slecht oplosbare stof naast elkaar in
de oplossing kunnen voorkomen
→ ➔ Bv. Ca3(PO4)2 :
➢ Ca3(PO4)2 (aq) → 3 Ca2+ + 2 PO43-
▪ Hoe groter Ks, hoe beter de stof oplosbaar is ➢ 𝐾𝑠 = [𝐶𝑎2+ ]3 . [𝑃𝑂3− ]2
= 2,07 . 10−33
→ De stof is zeer slecht oplosbaar
4. Het ionenproduct
Het ionenproduct (Q) geeft aan wat de start concentraties zijn van de ionen van de slecht oplosbare
stof
➔ Bij een verzadigde oplossing (vo): Ks = Q
→ Het systeem is in evenwicht
→ Er ligt een maximale hoeveelheid ionen naast elkaar
→ De neerslag + de bovenstaande vloeistof is perfect in evenwicht
→ De snelheid waarmee de neerslag nog in oplossing gaat is even groot als de
snelheid waarmee de ionen terug zullen neerslaan
➔ Bij een onverzadigde oplossing: Ks > Q
→ Er komen minder ionen naast elkaar voor dan er maximaal kunnen voorkomen
→ De neerslag zal dus nog verder in oplossing gaan
→ De snelheid waarmee de neerslag nog in oplossing gaat is groter
dan de snelheid waarmee de ionen terug neerslaan
→ Er zal nog neerslag oplossen tot er een evenwicht is (Q = Ks)
➔ Bij een onverzadigde oplossing: Ks < Q
→ Er komen meer ionen naast elkaar voor dan er maximaal kunnen voorkomen
→ M.a.w. er zijn te veel ionen in de oplossing (= een onstabiele
toestand)
→ De snelheid waarmee de neerslag nog in oplossing gaat is
trager dan de snelheid waarmee de ionen terug neerslaan
→ Er zullen nog ionen neerslan tot er een evenwicht is (Q = Ks)
5. Oplosbaarheid
Oplosbaarheid (S):
▪ = De maximale hoeveelheid van de slecht oplosbare stof dat bij een bepaalde temperatuur
kan opgelost worden in een bepaalde hoeveelheid oplosmiddel
▪ = Het aantal gram van de slecht oplosbare stof opgelost per liter
▪ Zegt hoeveel er maximaal kan opgelost worden
▪ Eenheid is g/L (soms g/100mL) OF mol/L (= molaire oplosbaarheid)
1. Inleiding
Een verzadigde oplossing = een oplossing waarin de maximale hoeveelheid van een stof is opgelost
bij een bepaalde temperatuur
➔ Het is onmogelijk om nog meer van diezelfde stof onder dezelfde omstandigheden in het
oplosmiddel op te lossen
→ Het overschot zal een emulsie, suspensie of neerslag vormen
➔ Bv. Bereid een verzadigde oplossing van zilverchloride (AgCl)
→ Je voegt AgCl toe aan een bepaalde hoeveelheid water (bv. 100mL) tot het niet meer
oplost
---> Je hebt een verzadigde oplossing als er neerslag op de bodem van de beker ontstaat
AgCl is een zout (MZ)
→ Als AgCl opgelost wordt zal er een evenwicht ontstaan tussen het vaste deel en het deel dat
oplost:
➔ Het deel dat oplost splitst in ionen → dus enkel dat deel is oplosbaar
➔ Er is een grens aan het splitsen in ionen
→ Hoe moeilijker een stof oplost, hoe sneller dat de grens wordt bereikt
2. Oplosbaarheidsregels
Oplosbaarheidsregels met water als oplosmiddel:
Verbindingstype Oplosbaarheid Uitzonderingen
Alkaliverbindingen Oplosbaar KClO4 en K2(PtCl6)
Ammoniumverbindingen Oplosbaar (NH3)3[𝐶𝑜(𝑁𝑂2 )6 ]
Zouten van sterke zuren Oplosbaar CuX, AgX en PbCl2
Zouten van zwakke zuren Onoplosbaar Alkali-, CH3COO- en S2-
Hydroxiden Onoplosbaar Alkali-, NH4+
Zure zouten Oplosbaar
Basische zouten onoplosbaar
3. Het oplosbaarheidsproduct
Het oplosbaarheidsproduct (Ks):
▪ = De mate van oplosbaarheid van een zout in een oplossing (meestal water)
▪ Geldt enkel voor stoffen die slecht oplosbaar zijn
▪ Geeft informatie over het deel dat oplost (het deel dat volledig wordt geïoniseerd)
▪ = Een evenwicht tussen de vaste fase (s) en de vloeibare fase (aq)
▪ Is afhankelijk van de temperatuur → hoe hoger de T°, hoe meer er kan worden opgelost
, ▪ Is constant bij een constante temperatuur
▪ Geeft aan in welke concentratie (in M) de ionen van de slecht oplosbare stof naast elkaar in
de oplossing kunnen voorkomen
→ ➔ Bv. Ca3(PO4)2 :
➢ Ca3(PO4)2 (aq) → 3 Ca2+ + 2 PO43-
▪ Hoe groter Ks, hoe beter de stof oplosbaar is ➢ 𝐾𝑠 = [𝐶𝑎2+ ]3 . [𝑃𝑂3− ]2
= 2,07 . 10−33
→ De stof is zeer slecht oplosbaar
4. Het ionenproduct
Het ionenproduct (Q) geeft aan wat de start concentraties zijn van de ionen van de slecht oplosbare
stof
➔ Bij een verzadigde oplossing (vo): Ks = Q
→ Het systeem is in evenwicht
→ Er ligt een maximale hoeveelheid ionen naast elkaar
→ De neerslag + de bovenstaande vloeistof is perfect in evenwicht
→ De snelheid waarmee de neerslag nog in oplossing gaat is even groot als de
snelheid waarmee de ionen terug zullen neerslaan
➔ Bij een onverzadigde oplossing: Ks > Q
→ Er komen minder ionen naast elkaar voor dan er maximaal kunnen voorkomen
→ De neerslag zal dus nog verder in oplossing gaan
→ De snelheid waarmee de neerslag nog in oplossing gaat is groter
dan de snelheid waarmee de ionen terug neerslaan
→ Er zal nog neerslag oplossen tot er een evenwicht is (Q = Ks)
➔ Bij een onverzadigde oplossing: Ks < Q
→ Er komen meer ionen naast elkaar voor dan er maximaal kunnen voorkomen
→ M.a.w. er zijn te veel ionen in de oplossing (= een onstabiele
toestand)
→ De snelheid waarmee de neerslag nog in oplossing gaat is
trager dan de snelheid waarmee de ionen terug neerslaan
→ Er zullen nog ionen neerslan tot er een evenwicht is (Q = Ks)
5. Oplosbaarheid
Oplosbaarheid (S):
▪ = De maximale hoeveelheid van de slecht oplosbare stof dat bij een bepaalde temperatuur
kan opgelost worden in een bepaalde hoeveelheid oplosmiddel
▪ = Het aantal gram van de slecht oplosbare stof opgelost per liter
▪ Zegt hoeveel er maximaal kan opgelost worden
▪ Eenheid is g/L (soms g/100mL) OF mol/L (= molaire oplosbaarheid)