Bedrijfsuitgaven: als je het aan iemand betaald, bijna alle kosten zijn uitgaven (buiten 3)
bezoldiging (je betaald het aan werkkrachten)
aankopen HG (je betaald het aan leverancier)
Bedrijfskosten: afschrijving, voorzieningen, waardeverminderingen op voorraden of
handelsvorderingen (als klant failliet gaat), bezoldiging, aankopen HG
opbrengtsen−kosten
Winstmarge:
opbrengsten
Waar vind je de kasstromen (cashflow) terug: niet in balans en ook niet
resultatenrekening
Welke ratio’s zijn kredietversterkers (bv. banken) geïnteresseerd in: solvabiliteitsratio
Financiering bij tekort op KT: kaskrediet/ investeringskrediet
Belangrijke oorzaak faillissement (niet meer kunnen betalen): te weinig cashflow, slecht
beheren v werkkapitaal
Er kan maar 1 rekening in de - staan: overgedragen verlies
H1 Gevalstudie
Cash= liquide middel
Omzet: uurprijs * aantal uren + verkoop handelsgoederen aan kostprijs
! Nominaal bedrag v lening: financiële schuld (balans)
! Jaarlijkse interest: financiële kost (resultatenrekening)
Brutomarge: bedrijfsopbrengsten- bedrijfskosten (2.000.000+30.000) –
(800.000+400.000)
- Bedrag van lening = is een financiële schuld komt op BALANS
- Jaarlijkse interest = is een financiële kost komt op RESULTATENREKENING
- Toegevoegde waarde = BRUTOMARGE ( afschrijvingen, andere bedrijfskosten)
- Bedrijfsopbrengsten – handelsgoederen, hulp, grondstoffen – diensten en diverse g
- EBITDA = Hoeveel winst een bedrijf maakt met zijn kernactiviteiten
- brutomarge – bezoldigingen – overige bedrijfskosten
- EBIT= bedrijfsresultaat
- EBITDA – niet kaskosten ( afschrijvingen, waardeverminderingen, voorzieningen)
- Cashflow/ kasstroom = verschil tussen inkomend en uitgaand geld dat in een
bepaalde periode
Positieve cashflow = er komt meer geld binnen dan er buitengaat
Bv. Geldontvangst v klant: €100 000, betalingen aan leveranciers: €70 000
→ €30 000
Negatieve cashflow = er gaat meer geld buiten dan er binnenkomt
Bv. Ontvangsten: 80 000 euro, Uitgaven: 100 000 euro → kasstroom: - 20
000 euro
- Reserves = Een deel van de winst dat niet uitgekeerd wordt aan de
aandeelhouders, maar in het bedrijf blijft om de financiële positie te versterken
- Handelsvorderingen = bedragen die klanten nog moeten betalen
1
,H3 Keuze ondernemingsvorm
1 Eenmanszaak versus vennootschap
1.1 Verschillen tussen vennootschap en eenmanszaak
Eenmanszaak:
Natuurlijke persoon: activiteit als zelfstandige uitvoeren (iemand die beroepsactiviteit
uitoefent zonder gebonden te zijn aan arbeidsovereenkomst, bv. ondernemers en
vrijberoepers (architect, arts, advocaat))
Geen onderscheid tussen vermogen v natuurlijk persoon en dat v de zaak
Inkomsten worden opgeteld bij die v de NP, zijn onderworpen aan
personenbelasting
Vereenvoudigde boekhouding (omzet <€500.000): financieel dagboek,
aankoop/verkoopdagboek
Geen openbaarmakingsverplichting en is het meest logisch voor beperkte
activiteit
Vennootschap
Rechtspersoon
Heeft rechtspersoonlijkheid (eigen rechten, plichten en eigen vermogen)
Vennootschapsbelasting
Dubbele boekhouding (neerleggen jaarrekening, inschrijving bij sociale kas)
Vennoten zijn aansprakelijk tot het bedrag dat ze geïnvesteerd hebben
Vennootschapsvormen:
1. BV (besloten vennootschap): kapitaalloze ondernemingen
2. NV (naamloze vennootschap): minimum ‘toereikend aanvangsvermogen’
met
3. CV (coöperatieve vennootschap): kapitaalloze ondernemingen rechtspersoonlijkheid
4. De maatschap (zonder rechtspersoonlijkheid)
1.2 Overdracht vennootschap naar privé
Er kan een loon uitgekeerd worden aan de aandeelhouders (BV, CV of NV 1) of de
vennoten (VOF/ CommV2) die actief zijn als zaakvoerder2 of bestuurder1: aftrekbare kost.
De vennoot/aandeelhouder die actief is als bestuurder kan mee bepalen hoeveel loon hij
uitkeert.
Vennootschapsbelasting: 25% maar voor KMO-vennootschappen 20% voor de eerste
€100.000
Een andere mogelijkheid is de uitkering van een dividend aan alle vennoten of
aandeelhouders.
Dividend: vergoeding voor de inbreng v kapitaal (geen aftrekbare kost en geen
belastingvoordeel doordat het berekent word vanuit de winst na belastingen, enkel
30% voorheffing betalen)
Loon: vergoeding voor geleverde prestaties
BV en CV: dividenden mogen pas uitgekeerd worden als de solvabiliteit en liquiditeit goed
zijn (nettoactief moet positief zijn en opeisbare schulden v komende 12m moet kunnen
voldaan worden (liquiditeitstest)
2
,NV: uitkering als solvabiliteitstest goed is (nettoactieftest)
De vennoot/aandeelhouder als zaakvoerder/bestuurder kan geld opnemen uit de
vennootschap (lening aan zaakvoerder/bestuurder als natuurlijk persoon: rekening-
courant)
H4 Jaarrekeningen
1 Inleiding
Grote onderneming: moet volledig model v de jaarrekening neerleggen (minstens 2 v
volgende criteria:)
50 personeelsleden
Omzet v 9 miljoen euro
Balanstotaal van 4,5 miljoen euro
Jaarrekening bestaat uit 4 belangrijke onderdelen:
- Balans
- Resultatenrekeningen
- Toelichting (bij de cijfers) en waarderegels
- Jaarverslag
Kasstroomtabel: is een voorbeeld v een extra onderdeel dat we bij beursgenoteerde
ondernemingen in de jaarrekening van de groep terugvinden
2 De balans
2.1 De activa
Activa: de vermogensaanwending v de onderneming (niet alle bezittingen, gebouw is na
30j afgeschreven!)
Onderneming kan bezittingen aanhouden op LT (+1j)
- Materiele vaste activa
Terreinen en gebouwen
Installaties, machines en uitrusting
Meubilair en rollend materieel (voertuigen)
- Immaterieel vaste activa: goodwill
- Financieel vaste activa: vorderingen
- Vlottende activa (activa die in de loop v het jaar veranderen)
Voorraden
Vorderingen
Liquide middelen
2.2 De passiva (financiering van de vaste activa)
Passiva: de schulden en verplichtingen v een onderneming
- Inbreng
3
, - Vreemd vermogen
- Reserves
- Leveranciers
2.2.1 Eigen vermogen
Geld of andere activa door oprichters of aandeelhouders ter beschikking gesteld, blijft
eeuwig in de onderneming (LT)
2.2.2 Vreemd vermogen
- LT: bank die kredieten verleent (onderneming betaalt rente)
- KT: leveranciers ( -1j)
- Schulden tov de fiscus, de RSZ en de werknemers
- Overige schulden:
Schulden m.b.t. de dividenden die zijn toegekend aan de aandeelhouders
De zaakvoerders of aandeelhouders kunnen geld voorgeschoten hebben
aan de onderneming: moet nog worden terugbetaald: rekening-courant
Rekening-courant op actiefzijde: er word geld onttrokken
Rekening-courant op passiefzijde: er word geld voorgeschoten
3 Resultatenrekening
De balans kan beschouwd worden als de foto v de toestand v een onderneming met een
overzicht v alle activa en passiva op een bepaald moment.
De resultatenrekening geeft info over alle kosten en opbrengsten die in dat jaar werden
gerealiseerd.
Resultaat v de onderneming positief als de opbrengsten groter zijn dan de kosten: winst
Overdragen naar volgend jaar
Uitkeren aan aandeelhouders: dividenden
Resultatenrekening voorstellen op 2 manieren:
3.1 De algemene voorstelling van de resultatenrekening
3.1.1 De indeling van de kosten
- De recurrente en niet-recurrente operationele of bedrijfskosten: kosten die te
maken hebben met de operationele werking v de onderneming
Verkochte handelsgoederen, verbruikte grondstoffen
Diensten en goederen
Personeelskosten
Niet kaskosten: kosten die op KT geen gelduitgave met zich meebrengt
Afschrijvingen (lineair): vaste activa voor 100K op 5j afschrijven:
20K per jaar
Voorzieningen: kosten waarmee je nu al rekening moet houden, bv.
binnen 5j grote onderhoudswerken
Waardeverminderingen: bv. verouderde activa of oninbare
handelsvorderingen
- De recurrente en niet-recurrente financiële kosten (interesten, valutaverschillen..)
- De belastingen
3.1.2 EBITDA of brutobedrijfsresultaat
‘Earnings Before Interests, Taxes, Depreciation and Amortisation’: enkel rekening houden
met operationele kosten en opbrengsten die echt worden genaakt of geïnd. (geen rekening
met niet-kasskosten)
4