Samenvatting Inleiding tot de Macro Economie

MACRO BEGINT PAS VANAF H20!!!


MACRO: H20-21 WELVAART & KOST METEN
20.1 MACRO =?
20.1.1 MICRO – MACRO

 Micro  individuele beslissers: huishoudens, ON
 Macro  Eco in haar totaliteit (landen, werelddelen)
o Tot. Inkomens, prijzen (inflatie), werkloosheid, rentevoeten…
o Belangrijk voor beslissingen ON + impact op variabelen in ON
 Inflatie
 POL: campagnes, programma eraan aanpassen
 Wisselkoers
o BE: inkomen is in laatste 70j gestegen x4/5
o Dalingen = recessies  zelden & vrij korte duur (1-2j)
o Als inkomen daalt  werkloosheid (wlh) stijgt

20.1.2 OVERZICHT
1) Eco meten in totaliteit:
 tot. Prod. = Y (H20) prijzen = P (H21)
2) LT:
 Prod. & groei (H22) WLH (H23)
 Financ. Systeem (H24-25) Geld & P (H27-28)
 Open Eco (H29-30 + H37)
3) KT:
 Econ. Schommelingen (H31-34 + H37)

20.2 INKOMEN V/E LAND BEREKENEN
20.2.1 ECON. KRINGLOOP

 = gesloten systeem  wat er in gaat, moet er ergens
ook weer uit  identieke manier
BLAUW:
 Tot. Productie ≡ tot. Bestedingen ≡ Y
o Deze identiteit = ALTIJD WAAR  Huishoudens  Markt prod.
o Geen evenwichtVW (≡  identiek aan) o L, K, N (arbeid, kap, natuur)
 Markt prod.  ON
!! kap = mach, gebouw (niet geld) !!  ON  markt gdn
o Productie gdn & D
 Markt gdn  HH

ROOD:
 HH  markt gdn
o Bestedingen aan finale gdn & D
 Markt gdn  ON
o TR (tot. Opbr)
 ON  markt Prod. Factoren
o Lonen, winsten, landrente
 Markt prod.  HH
o Inkomen

, MACRO BEGINT PAS VANAF H20!!!




20.2.2 BBP

= Bruto binnenlands product: marktwaarde van alle eindgdn & D die binnen een vaste periode in
een land/economie zijn geproduceerd

 Marktwaarde:
o = Q x P  per specifiek goed (appelen apart & peren apart)  opnemen in bbp
o MAAR voor sommige gdn  geen marktP.: brandweer, onderwijs, zelf taarten bakken, kids
zelf verzorgen, tuin onderhouden, groenten kweken…
 Vergoeding < marktP
 Productie uit informele Eco  niet in bbp
 Eind/finale:
o Naar eindgebruiker
o Dubbeltellingen vermijden !!!
 Graan zit in brood MAAR ook in meel EN is ook de GS  NIET 3x tellen in P
 Alleen graan in eindproduct verwerkt meetellen in bbp
 Meel = intermediair goed  verwerkt + doorverkocht
 Gdn & diensten:
o =Q
 Vastgestelde periode:
o In €
o Per kwartaal/trimester, jaar
o Prod. Tijdens periode  bbp = stroomvariabele = per tijdseenheid gemeten
 VR variabele = op 1 moment gemeten  balans
 Winst = stroomvariabele
 In een land:
o Binnenlands  geografisch, ongeacht nationaliteit v/d producent/maker
o Niet bnp (nationaal)  door wie = nationaliteit bepaalt wat in bnp zit

Bbpt = P x Q  som v/d marktwaarden met t = tijd en Q = enkel finale

20.3 MANIEREN OM BBP TE BEREKENEN
 Zouden alle 3 +/- zelfde resultaat moeten geven  bij ramingen = meer verschil



O
N .gn
arktp
M D
fce&
d
o u
H
ish
Finale
LandbouwON MolenaarsON BakkersON
gebruiker

20.3.1 PRODUCTIEBENADERING

a) Waardeketen brood:
 Landbouwer  Molenaar = 600g graan (€ 0,10)
 Molenaar  Bakker = 500g meel (€ 1,20)
o Graan & meel = intermediair gebruik
 Bakker  Finaal = brood 800g (€ 2,10)
o Eindverbruiker

, MACRO BEGINT PAS VANAF H20!!!




TOEGEVOEGDE WAARDE: (= OPBR. – K)

 Landbouwer: €0,10 – 0,00 = € 0,10
 Molenaar: € 1,20 - € 0,10 = € 1,10
 Bakker: € 2,10 - € 1,20 = € 0,90

 SOM: €0,10 + €1,10 + €0,90 = €2,10  = bbp van een brood
 = afh.v. wie eindverbruiker is  als die moeilijk te onderscheiden is  methode TW gebruiken


b) Probleem dubbeltellingen:
 Graan niet 3 keer tellen & meel geen 2 keer tellen
 OPL 1:
o Enkel eindgdn in bbp tellen
 OPL 2:
o Voor elke ON  toegevoegde waarde (TW) berekenen
o = (marktP. Productie) – (K nietfactor input)
 K = AK door ON (geen prod. Factor of Kap./N)
o SOM van alle toegevoegde waarden = bbp
 VA = value added


20.3.2 INKOMENSBENADERING

= som v/d toegevoegde waarden naar vergoeding prod. Factoren

 Lonen  uit arbeid (L)
 Winst  uit Kap. (K)
 Landrente  uit land/Natuur (N)

 raming door deze bedragen te berekenen + daarvan de som te nemen ≡ Y ≡ bbp



20.3.3 BESTEDINGENBENADERING

Bbp = C + I + G + NX  NX = (EX – IM)

 Binnenlandse bestedingen aan gdn & diensten (≠ productie binnenl. Gdn & diensten)

1. Consumptie = C
 = alle bestedingen door gezinnen AAN gdn & diensten


2. Investeringen = I
 AK kapitaalproductiegdn door ON  gebouwen, machines…
o Gebouw/bouwwerken = OOK AK van nieuwe woning (als gezin)
o VRverandering: Audi auto’s geproduceerd in 2019 MAAR pas VK/consumptie in 2020
 Auto’s in bbp 2019  VR stijging in 2019
 VK in 2020  in bbp consumptie 2020  VR daling in bbp 2020