WL : Epidemiologie
Deel 1 : wat is epidemiologie
• Definitie :
è Epidemiologie = studie van de frequentie en de verdeling van ziekte/gezondheid (relateerde events) bij
menselijke populaties, en. Van de factoren die deze frequentie en verdeling beïnvloeden of determineren
(determinanten)
• Basisgedachte :
è Frequentie/verdeling ziekte/gezondheid:
ð Niet te wijten aan toeval (“ad random”)
ð Predisponerende (determinanten of risicofactoren) of beschermende factoren (preventie factoren)
- Persoon karakteristieken (geslacht, leeftijd, …) ; omgeving (fysisch, biologisch, psychosociaal)
- Meestal interactie tussen beide factoren
ð Intensiteit blootstelling determinanten
• Determinanten :
è Exogene determinanten
ð Biotische en fysieke omgeving ó leefstijl ó sociale omgeving
è Persoonskenmerken (endogene determinanten)
ð Erfelijk ; verworven somatisch ; verworven psychisch
è Gezondheidstoestand
• Epidemiologische benadering
è Verschillende stappen
ð 1 : zorgvuldig beschrijven, vaststellen van (verschillen in) frequentie en spreiding van
ziekten/sterfte/gezondheid in populatie => beschrijvende epidemiologie
ð 2 : nagaan associatie/verband tussen blootstelling bepaalde factoren en/of eigenschap v persoon en
ontwikkeling vd ziekte in kwestie
ð 3 : zijn er ernstige aanwijzingen dat dit om causaal verband gaat?
- 2 en 3 = analytische epidemiologie
è Doel epidemiologie
ð Identificeren/opvolgen gezondheidsproblemen populatie/volksgezondheid (1)
ð Inzicht in etiologie (leer vd oorzaken), mechanisme, verloop v ziekte (2)
ð Preventie op basis v gegevens ; evaluatie initiatieven
ð Gezondheidszorg- en algemeen beleid
ð Klinische praktijk (diagnose, behandeling, prognose)
• (1) Evolutie in GZH problemen : veranderende patronen maatschappelijke gezondheidsproblemen à
epidemiologische (morbiditeit/mortaliteit) transitie
• (1) Demografische transitie : shift van hoge sterfgevallen en geboortes in maatschappij met minimale technologie,
educatie en economische ontwikkeling naar lage sterfgevallen en geboortes in maatschappij met gevorderde
technologie, educatie en economie
• Epidemiologie belangrijk voor preventie
è Identificeren van hoog risico groepen
ð Preventieve actief bij degenen die het meest nodig hebben
ð Opsporen specifieke risicofactoren in deze groepen
- Modifieerbaar (leeftijd, dieet, …) en niet-modifieerbaar (leeftijd, geslacht, …)
è Fase van ingrijpen :
ð Primaire preventie (nog niet ziek) : immunisatie, beperking blootstelling risicofactor
ð Secondaire preventie (preklinische fase) : screening
ð Tertiaire preventie (voorkomen complicatie ziekte) : revalidatie, impact verminderen
, è Epidemiologische observaties à effectieve preventieve maatregelen
ð Vaak zonder biologische mechanismen te begrijpen
ð Niet nodig elk detail ziekte te begrijpen om preventie te doen (roken en longkanker)
ð Vaak verbetering in sociale omstandigheden, hygiëne, huisvestiging, voeding, … die grootste
verbeteringen in gzh-toestand hebben en niet medische interventies
• Relevantie voor de klinische praktijk
è Arts hanteert populaite-based kansmodellen in beoordeling patiënt
ð Diagnose : ziekte gebaseerd op correlatie (symptomen met pathologische gegevens v grote groep uit
populatie)
ð Prognose : voorspelling gebaseerd op vroegere ervaringen v grote groepen patiënten met zelfde ziekte
ð Therapie : gebaseerd op empirische studies over werking therapie bij grote groepen patiënten
è Preventieve inzicht en activiteiten = werk artsen : voorlichting en deel v therapie
è Invalshoek volksgezondheid voor artsen = belangrijk gegeven
è Wetenschappelijke onderbouw (EBN, EBM)
è Kritische kijk op resultaten, uitspraken, feiten, …
• SAMENVATTING doelstellingen epidemiologie
è Beschrijven (vd mate) v ziekte/maatschappelijke gezondheid, “burden of disease” à voorzieningen, opleiding,
“health needs assesment”
è Inzicht etiologie ziekten : oorzaken, risicofactoren à belang voor basiswetenschap + basis preventie
è Inzicht natuurlijke verloop en prognose ziekte
è Inzicht “normale” waarden v klinische metingen (gezonde populatie)
è Evaluatie v preventie, behandeling, revalidatie, levenseindzorg, gzhzorg in het algemeen à “health impact
assessment”, “EBM”, “EBN”
è Basis algemene beleid mbt factoren met invloed op gezondheid
• Deelgebieden epidemiologie :
è Oorspronkelijk : studie v epidemie
è Ontwikkeling naar verschillende deelgebieden
ð Infectieziekten, degeneratieve ziekten, geestesziekten, genetische epidemiologie, …
è Klinische epidemiologie : toepassen epidemiologische principes/methode op problemen in klinische praktijk,
hulp bij beslissingsproces
• Epidemiologie = veel meer dan bestuderen epidemieën
è Endemie = gewoonlijke aanwezigheid v ziekte in bepaald gebied, zonder uitgesproken pieken of dalen
è Epidemie = snelle toename patiënten bepaalde ziekte in bepaald gebied, groter dan verwacht (gevolgd door
relatief snelle afname) (“interocular test”), herhaaldelijke golven
è Pandemie = een epidemie verspreid over de gehele wereld
Deel 2 : meten van : gezondheid/ziekte/sterfte
• Meten van ziekte :
è Centraal in epidemiologie : frequentie en verdeling ziekte/gezondheid in populatie (+ geassocieerde factoren)
è Kwantificeren voorkomen v ziekte (morbiditeit) zowel als sterfte door ziekte (mortaliteit)
è Aandachtspunten :
ð Hoe ziekte meten? (wanneer begint ziekte ó sterfte?)
ð Welke databronnen zijn voorhanden, waar baseren we ons op? à beïnvloed resultaten, belangrijk om
resultaten in te schatten en te vergelijken
ð Verschillende maten (vb. rates, proporties)
, • Meten : variabele en waarneming
è Variabele = kenmerk dat kan variëren (wat men meet)
ð Kwalitatief kenmerk (haarkleur, bloedgroep, ziek/gezond)
- Nominale variabele : enkel classificeren, geen rangorde
- Ordinale variabele : classificeren + rangorde
ð Kwantitatief kenmerk (bloeddruk, lengte, …) : getal
- Interval variabele : classificeren, ordenen + rekenkundige bewerkingen, geen absoluut nulpunt
(discrete variabele)
- Ratio variabele : idem + absoluut nulpunt (continue variabele)
è Waarnemen kenmerk = meting (bij wie men meer)
è Resultaten vaak gedichotomiseerd (slechts twee verschillende waarden mogelijk)
• Epidemiologische breuk
è T : mensen met kenmerk = Z à wat, hoeveel
è N : hele groep = Z + niet Z à bij wie, waar, wanneer
• Absolute aantallen
è T : 10 studenten arts/BMW zijn ziek
è N : 200 studenten 1ste BA arts/BMW
è N : 500 studenten arts/BMW
• Proportie
è = verhouding waarbij T een deel van N is
è 10 zieke op 200 studenten = 0,05 = 5%
è 10 zieke op 500 studenten = 0,02 = 2%
• Ratio
è = verhouding van twee variabelen die in contrast staan
è Seks-ratio = m/vr à vb. 100/300 = 1/3
è Afhankelijkheidsratio = (aantal 0-19j + aantal >65j)/(aantal 20-64j)
è Vaak uitgedrukt per 1 of 100
• Rate
è Maat die snelheid uitdrukt waarmee iets optreedt in populatie
è Gegeven tijdseenheid (dg, wk, mnd, jaar)
è T: # nieuwe gebeurtenissen/waarnemingen N: personen at risk
è Vaak in aantallen per persoonsjaren
è Steeds positieve waarde
è Vb. gebruik mortaliteit, morbiditeit
è Zegt iets over het risico dat iemand loop om met die gebeurtenis te maken te krijgen
• Risk
è Algemene term om kans op gebeurtenis in bepaalde tijd uit te drukken
è Tijdseenhedi (dg, wk, mnd, jaar)
è T: # gebeurtenissen/waarnemingen N: bevolking at risk : begin populatie
è T en N in zelfde periode
• Odds
è Verhouding tussen elkaar uitsluitende gebeurtenissen
è Oorsprong : paardenwedrennen ( verhouding vd kans dat paard zal winnen op kans dat het paard verliest)