Jaarrekening 19-11-2021
1. Situering
Wie inzicht wil verwerven in bedrijfsprocessen komt in aanraking met de financiële
aspecten. De organisatie geeft vorm aan de onderneming die zich uiteindelijk in
financiële bedragen.
2. Balans (foto momentopname)
Bij een analyse van de jaarrekening hanteren we een helikoptervisie. Wij kijken eerst
naar de grote structuren en dan pas in detail. Wij zullen de balans indelen in vijf grote
blokken.
Het totaal van de actiefzijde is gelijk aan het totaal van de passiefzijde.
Actief Passief
Vaste activa Waar komen de
Hoe gebruiken we =middelen vast voor Eigen vermogen
onze middelen? middelen vandaan.
meer dan 1 jaar
Vlottende activa Schuld op lang termijn
= middelen vast voor (vreemvermogen) =
minder dan 1 jaar meer dan 1 jaar
Schul dop kort termijn
(vreemdvermogen) =
minder dan 1 jaar
De termen hebben betrekking op aantal herschikkingen, die worden uitgevoerd in het
kader van een financiële analyse.
Vaste activa 20 – 21 – 22/27 – 28 - 29
Vlottende 3 – 40/41 – 490/1 – 50/53 – 54/58
activa
Eigenvermogen 10 – 11 – 12 – 13 – 14 – 15 - 19
Schulden > 1 16 - 17
jaar
Schulden < 1 42/48 – 42 – 43 – 44 – 45 – 46 – 47/48 –
jaar 492/3
Het eigen vermogen + het vreemd vermogen op lange termijn = de permanente
middelen.
3. Resultatenrekening
= opbrengsten (klasse 7) - kosten (klasse 6)
De resultatenrekening heeft betrekking op een periode, het zijn bewegende beelden. Het
geeft het detail van de resultaten die over een gegeven periode zijn gerealiseerd. Ook
zullen ze het indelen in blokken. Voorlopig onderscheiden we twee blokken:
- het bedrijfsresultaat: het verschil tussen de BO (70/76a) en BK (60/65a).
- het financieel resultaat: het verschil tussen de opbrengsten uit FO (75) en FK (65).
4. Verband tussen balans en resultatenrekening
Tussen balans en resultatenrekening bestaat een verband. Op het einde van het
boekjaar bestemmen we het resultaat waardoor het toegevoegd wordt aan het eigen
vermogen. Als het resultaat positief is dan neemt het eigen vermogen toe.
1. Situering
Wie inzicht wil verwerven in bedrijfsprocessen komt in aanraking met de financiële
aspecten. De organisatie geeft vorm aan de onderneming die zich uiteindelijk in
financiële bedragen.
2. Balans (foto momentopname)
Bij een analyse van de jaarrekening hanteren we een helikoptervisie. Wij kijken eerst
naar de grote structuren en dan pas in detail. Wij zullen de balans indelen in vijf grote
blokken.
Het totaal van de actiefzijde is gelijk aan het totaal van de passiefzijde.
Actief Passief
Vaste activa Waar komen de
Hoe gebruiken we =middelen vast voor Eigen vermogen
onze middelen? middelen vandaan.
meer dan 1 jaar
Vlottende activa Schuld op lang termijn
= middelen vast voor (vreemvermogen) =
minder dan 1 jaar meer dan 1 jaar
Schul dop kort termijn
(vreemdvermogen) =
minder dan 1 jaar
De termen hebben betrekking op aantal herschikkingen, die worden uitgevoerd in het
kader van een financiële analyse.
Vaste activa 20 – 21 – 22/27 – 28 - 29
Vlottende 3 – 40/41 – 490/1 – 50/53 – 54/58
activa
Eigenvermogen 10 – 11 – 12 – 13 – 14 – 15 - 19
Schulden > 1 16 - 17
jaar
Schulden < 1 42/48 – 42 – 43 – 44 – 45 – 46 – 47/48 –
jaar 492/3
Het eigen vermogen + het vreemd vermogen op lange termijn = de permanente
middelen.
3. Resultatenrekening
= opbrengsten (klasse 7) - kosten (klasse 6)
De resultatenrekening heeft betrekking op een periode, het zijn bewegende beelden. Het
geeft het detail van de resultaten die over een gegeven periode zijn gerealiseerd. Ook
zullen ze het indelen in blokken. Voorlopig onderscheiden we twee blokken:
- het bedrijfsresultaat: het verschil tussen de BO (70/76a) en BK (60/65a).
- het financieel resultaat: het verschil tussen de opbrengsten uit FO (75) en FK (65).
4. Verband tussen balans en resultatenrekening
Tussen balans en resultatenrekening bestaat een verband. Op het einde van het
boekjaar bestemmen we het resultaat waardoor het toegevoegd wordt aan het eigen
vermogen. Als het resultaat positief is dan neemt het eigen vermogen toe.