Psychopathologie
Hoofdstuk 4: angststoornissen en obsessieve compulsieve stoornis
HB p. 325 - 354
Doelen:
• De verschillende kenmerken van een angstreactie kunnen benoemen.
• Normale ontwikkeling van angst kennen en kunnen linken aan de verschillende
ontwikkelingsdomeinen, vb. link tussen cognitieve ontwikkeling en de ontwikkeling
van separatieangst bij baby’s vanaf 6 maand, overzichtstabel 13.1 kennen.
• Criteria kennen die helpen bij het onderscheid tussen normale angst en pathologische
angst (pagina 330)
• Kenmerken van de meest voorkomende angststoornissen kennen en kunnen
aanduiden in een casus (zie casussen op Toledo). De verschillende soorten
angststoornissen kunnen onderscheiden wanneer verschillende casussen worden
gegeven (in de ingesproken ppt zijn er quizvragen gelinkt aan de casussen op Toledo)
• Differentiële diagnostiek met andere stoornissen kunnen verwoorden (waarom deze
stoornis en geen andere?) Vb. waarom denk je hier eerder aan gegeneraliseerde
angststoornis ipv een depressie.
• Verschillende verklaringen voor het ontstaan en voortbestaan van angststoornissen
begrijpen. De belangrijkste mechanismen waardoor angststoornissen tot stand komen
en in stand worden gehouden kunnen uitleggen: Cognitief biologische model van
paniekstoornis_tweefactoren model van Mowrer: toepassing principes klassieke en
operante conditionering ; multifactormodel van fobieën (zie ppt)
• Inzake prevalentie: weten hoe de verhouding mannen-vrouwen is (je hoeft niet te
weten wat exact de prevalentie is omdat deze cijfers wisselen naargelang de bron, ook
de beginleeftijd hoef je niet van buiten te kennen)
• Behandeling: link kunnen leggen tussen de behandeling en de veroorzakende/in stand
houdende mechanismen
• Lees de gedragsadviezen op pagina 352, tabel 13.8. Deze dien je te begrijpen en te
kunnen toepassen op een casus.
,1. Angst en angststoornissen
Angsten en angststoornissen
Normale ontwikkeling van angst
Angst is één van de zes basisemoties.
Deze zijn aangeboren. Het kind moet wel leren de uitdrukkingen te herkennen,
maar dat gaat meestal spelenderwijs.
Angst, vreugde, verbazing, woede, verdriet, walging.
Angst wordt een negatieve emotie genoemd. Men probeert de situatie, object, of
gedachte die de emotie uitlokt, te vermijden. Angst is functioneel: verhoogde
araousal: concentratie en alertheid kan verscherpt worden à kan omslaan in
faalangst: angst keert zich tot de persoon: angst als dysfunctie. Het heeft ook een
alarmfunctie + overlevingsfunctie.
Drie ingrediënten van een emotie
Een emotie kent verschillende aspecten:
- Een stimulus of situatie: kan ook een gedachte zijn.
o gedachten aan het zien van bloed angstreactie => stimulus aroasel +
tacatie: vechten-vluchten-bevriezen – troost zoeken.
De waardering van de stimulus : cognitie, zoals: dit is eng, of: wat een
enge herinnering roept dit op (subjectief).
- Het lichaam reageert opwinding (arousal), zoals snellere hartslag, stokkende
of opgejaagde ademhaling.
- Iemands gedrag weglopen, verstarren, …
Ontwikkeling van angst
Alleen goed te begrijpen als we de ontwikkeling van het kind als uitgangspunt
nemen.
- Emotionele ontwikkeling: als er sociale emoties ontstaan (schaamte),
ontstaan er ook sociale angsten. Pas op het moment waarop men zich bewust
wordt op de beoordeling van anderen.
- Cognitieve ontwikkeling: hoe meer het kind leert begrijpen, des te minder
angst er is: voor sommige angsten à meer weten kan ook meer angst
veroorzaken. Meer kunnen herinneren kan ook zorgen voor meer angst.
- Ontwikkeling van de taal: woorden kunnen geven aan iets wat eng is, maakt
het minder eng. Angst kunnen verwoorden zorgt ervoor dat ze het minder
gaan tonen in hen gedrag. Delen met anderen kan helpen te reguleren, uitleg
geven, troosten,.
- Lichamelijke ontwikkeling: wegkruipen of weglopen van iets wat eng is.
Daarom meer angst bij kinderen met lichamelijke beperking. Angst blijft in
sommige fases langer duren.
Bv. visuele beperking.
- Ouders met kinderen met een visuele of auditieve beperking moeten
ondersteund worden in het veilig maken van de omgeving. Ouders kunnen
, dan rustig reageren tijdens het exploreren. Na blessure kan een angst nog
steeds blijven.
Bv. been gebroken tijdens het tennissen à angst voor tennis.
Leeftijd Bronnen van angst
0-6 M Harde en plotselinge geluiden, verlies van fysieke steun,
plotselinge toenadering.
6M – 2J Hoogte en diepte, onbekende enge voorwerpen, geluiden,
vreemden, separatie van ouderfiguur, onbekend voedsel
(voedselneofobie).
1 – 2J Natuurverschijnselen (water, storm), zindelijkheidstraining.
2 – 6J Dieren (honden, spinnen), bloed zien, alleen zijn in het donker,
gefantaseerde figuren, verlies van lichamelijke integriteit
(dokter, kapper).
6 – 9J Zelfveroordeling (geweten, beoordeling door peers), falen bij
(school)prestaties.
9 – 12J Toetsen en presentaties op school, persoonlijke gezondheid
(angst voor ziek worden, overlijden.
12+ Anticipatie op reële , nare gebeurtenissen (scheiding,
criminaliteit, oorlog, eigen sterven), beoordeling door peers van
andere sekse, existentieel gevaar, hypochondrische
overwegingen.
Kind eet moeilijk à onderliggende angst om iets gevaarlijks of giftigs te eten.
Angst voor honden, spinnen, … in de kleutertijd: zeker in het donker: fantasie
=> verlies van lichamelijke integriteit: angst om naar de kapper te gaan, nagels te
knippen … Het kind denkt dat er een stuk van zijn “lichaam” wordt afgeknipt
Lagereschool: angstgevoelens voor een slechte beoordeling van de
leeftijdsgenoten, sport > + falen => gevoelens van angst.
Als het kind ouder wordt, gaat de mate van angst meestal verminderen. Omdat
het kind de wereld beter begrijpt. Oorzaken van angst worden ook anders.
Een 12-jarige is niet meer bang voor monsters.
Kind leert steeds beter omgaan met angstwekkende situaties of gedachten.
Copingmechanismen:
Bv.: afleidingsmanoeuvres of ontspanningsoefeningen waardoor je minder piekert.
Separatieangst is op jonge leeftijd
Zorgt ervoor dat kind de beschermende ouder bij zich houdt. Volwassenen vinden
het lastig om een kind te negeren dat huilt en troost zoekt. Ernstige
separatieangst op latere leeftijd kan wel een stoornis zijn.
- Overgang bij levensfases, onerwachte situaties à kan weer opduiken.