1. Filmspace
1.1. Filmruimte
FILMRUIMTE: Persoonlijk imaginaire wereld van de kijker waarbinnen de film plaatsvind. Wordt
beïnvloed door gedachtewereld, voormalige visuele ervaringen, gemoedstoestand,…
Elk element dat je uit deze wereld haalt is een vermindering van filmervaring. (Bv: Micro in
beeld, onlogische plaatsing,…)
ARENA: (Fictieve) wereld, bepaald door tijd en ruimte waarbinnen een film zich afspeelt.
Eerst deze op punt krijgen en dan pas kaders zoeken. Niet opvullen, maar uitsnijden.
1.2. Het oog
3 soorten zicht:
- PERIFERISCHE: Breed zicht, alles beetje wazig. Long shot. (180°/180°)
- AANDACHTS: Waar we naar kijken, niet helemaal scherp. Medium shot. (40°)
- SCHERPTE/ACUUT: Waar we op focussen, volledig scherp. Close-up. (1°)
Kijken rond ons (periferisch), naar iemand (aandachts), vooral naar ogen, gezicht en handen
(accuut).
Onderwerp/beeldgrootte wordt bepaald door:
- Afstand camera tot onderwerp
- Brandpuntafstand van opname-objectief
- Beeldverhouding lichtgevoelige plaat
- Tele of breedhoek
HITCHCOCK REGEL: Hoe groter/closer een voorwerp/iemand in beeld is, hoe groter de impact.
Hoe breder, hoe belangrijker de decors.
1.3. Opname dimensies
Termen:
- FOTOGRAM: één beeldje van een filmstrook.
- VIDEOGRAM: een videofilm.
- BEELDJE: één beeldje van een filmstrook OF kader.
- SHOT/OPNAME: één ononderbroken beeldregistratie.
- FILM: Bestaat uit verschillende shots.
- TAKE: Hetzelfde shot een nieuwe keer filmen.
- RETAKES: Opeenvolgende shots.
- CUT: Deeltje van een shot OF scheiding tussen 2 shots.
- CUT-IN SHOT: Close shot vanuit hetzelfde standpunt als een ruim shot.
- PICK-UP: Retake van een shot, maar enkel een gedeelte.
, - CUT-AWAY SHOT: Een shot van iets dat ‘naast’ de camera plaatsvind. Nu niet vaak meer
nodig, aangezien kijkers slimmer worden. Ook afleidingsmanoeuvre om over de as te gaan.
- REACTIESHOT: Close tegenshot van persoon, zonder dialoog.
- PACKSHOT: Shot in reclamespot, waarbij het product in originele verpakking te zien is.
- INSERT: Een kort beeld zonder acteur van eender wat.
- SEQUENS: Aantal shots die een geheel vormen.
- SCENE: Handeling op een bepaald tijdsstip/locatie.
- TRICHEREN: Afwijken van een logica om een beeld te laten kloppen.
1.4. Camera instellingen
3 parameters van camera-instellingen:
- Beeldgrootte
- Camerahoek
- Camerahoogte
NODAAL PUNT: Plaats waar het beeld gevormd wordt in de camera. Bij standaardobjectieven valt dit
samen met de sensor, bij zoomlenzen vaak niet.
Termen:
- CAMERA STANDPUNT: Plaats waar camera staat. Bepaald door hoek en hoogte.
- CAMERA HOEK: Graden/uren links/recht/boven/onder van de loodrechte kijkrichting.
- CAMERA HOOGTE: Hoogte van op de grond tot het midden van het opnamevlak.
- CAMERA AFSTAND: Afstand tussen de ogen van het gefilmde personage.
1.5. Beeldgroottes