Samenvatting visuele cultuur
1: basisconcepten
1.1: beeld:
- Etymologie: billingr (Oud-Noors ‘tweeling’) en billijk (‘wat past bij’, ‘wat overeenkomt me’)
- Imago, image, imagine : imitair, imiter (‘nabootsen, ‘boetseren)
- Beeld als iets samenhangend en overzichtelijk: vijandbeeld, toekomstbeeld, ‘beeldig’
- Religieuze connotaties, eikon (Grieks ‘beeld’)
- Gebruikt voor veel verschijnselen: schilderij, foto, film, tekening, standbeeld, spiegelbeeld,
denkbeeld, imago,…
→ filmpje
, Representatieve vs. Niet-representatieve beelden
Representatieve beelden = waarnemingen van de werkelijkheid; vb. : een portret
Niet-representatieve beelden = vb. : het tekenen van een monster, cirkel tekenen +
inkleuren
→ belang van context! : wat voor iemand niet representatief is kan dat voor iemands anders
wel zo zijn omdat er een verhaal kan achterzitten,
vb. “Paul Klee, In the evening → als we zelf naar context gaan kijken door eerst een
schilderij te bekijken zonder titel en erna met kunnen we dingen op andere manier gaan
bekijken
- Grondfunctie van een beeld: het afwezige (of onbestaande) aanschouwelijk maken of
representeren
MAAR: er zijn ook ‘autonome beelden’: op zichzelf gericht, non-figuratief, niet-representatief
→ non-figuratieve of abstracte kunst
→ gradaties van abstractie
→ link met decoratieve kunst
→ eerste abstracte kunst: 500.000 jaar geleden gemaakt op een schelp door homo erectus
→ oudste beelden: grotschilderingen en Venusbeeldjes
Het probleem van ‘gelijkenis’ bij externe/objectieve beelden
Gelijkenis: niet alleen in de visuele cultuur maar is een belangrijk begrip voor andere aspecten:
hoe vormen en patronen terugkeren in verschillende gedaantes + hoe de visuele cultuur de
visuele cultuur daarop antwoorden gaat zoeken
- Wanneer is iets een beeld (van iets)? Wanneer is er voldoende gelijkenis?
→ gelijkenis = centraal probleem in de beeldtheorie
- Plato: een beeld moet niet alle eigenschappen hebben van hetgeen het afbeeldt (anders is het
een duplicaat, vb. munten zijn geen ‘beelden’ van elkaar)
- Beeldtheoreticus Nelson Goodman: gelijkenis is op zich niet voldoende om iets een beeld te
noemen
- Er kan altijd een overeenkomst gevonden worden → zie schema Popper
- Gelijkenissen zijn meestal asymmetrisch. Vb. Clara Peeters, 1611: schilderij stelt misschien
werkelijkheid voor, maar is niet zo → asymmetrisch → kleiner afgebeeld dan werkelijkheid
1: basisconcepten
1.1: beeld:
- Etymologie: billingr (Oud-Noors ‘tweeling’) en billijk (‘wat past bij’, ‘wat overeenkomt me’)
- Imago, image, imagine : imitair, imiter (‘nabootsen, ‘boetseren)
- Beeld als iets samenhangend en overzichtelijk: vijandbeeld, toekomstbeeld, ‘beeldig’
- Religieuze connotaties, eikon (Grieks ‘beeld’)
- Gebruikt voor veel verschijnselen: schilderij, foto, film, tekening, standbeeld, spiegelbeeld,
denkbeeld, imago,…
→ filmpje
, Representatieve vs. Niet-representatieve beelden
Representatieve beelden = waarnemingen van de werkelijkheid; vb. : een portret
Niet-representatieve beelden = vb. : het tekenen van een monster, cirkel tekenen +
inkleuren
→ belang van context! : wat voor iemand niet representatief is kan dat voor iemands anders
wel zo zijn omdat er een verhaal kan achterzitten,
vb. “Paul Klee, In the evening → als we zelf naar context gaan kijken door eerst een
schilderij te bekijken zonder titel en erna met kunnen we dingen op andere manier gaan
bekijken
- Grondfunctie van een beeld: het afwezige (of onbestaande) aanschouwelijk maken of
representeren
MAAR: er zijn ook ‘autonome beelden’: op zichzelf gericht, non-figuratief, niet-representatief
→ non-figuratieve of abstracte kunst
→ gradaties van abstractie
→ link met decoratieve kunst
→ eerste abstracte kunst: 500.000 jaar geleden gemaakt op een schelp door homo erectus
→ oudste beelden: grotschilderingen en Venusbeeldjes
Het probleem van ‘gelijkenis’ bij externe/objectieve beelden
Gelijkenis: niet alleen in de visuele cultuur maar is een belangrijk begrip voor andere aspecten:
hoe vormen en patronen terugkeren in verschillende gedaantes + hoe de visuele cultuur de
visuele cultuur daarop antwoorden gaat zoeken
- Wanneer is iets een beeld (van iets)? Wanneer is er voldoende gelijkenis?
→ gelijkenis = centraal probleem in de beeldtheorie
- Plato: een beeld moet niet alle eigenschappen hebben van hetgeen het afbeeldt (anders is het
een duplicaat, vb. munten zijn geen ‘beelden’ van elkaar)
- Beeldtheoreticus Nelson Goodman: gelijkenis is op zich niet voldoende om iets een beeld te
noemen
- Er kan altijd een overeenkomst gevonden worden → zie schema Popper
- Gelijkenissen zijn meestal asymmetrisch. Vb. Clara Peeters, 1611: schilderij stelt misschien
werkelijkheid voor, maar is niet zo → asymmetrisch → kleiner afgebeeld dan werkelijkheid