Redeneren:
deduceren: algemeen specifiek
induceren: specifiek algemeen
Verzamelingenleer
A verzameling
X variabele
x behoort tot de verzameling A
x behoort niet tot de verzameling A
ℕ natuurlijke getallen 0,1,2
ℤ gehele getallen -1, -2, 0, 1
ℚ rationale getallen 0,17 , ½
ℝ reële getallen π , √2
[0,1] interval
∅ lege verzameling verzameling dat geen enkel element bevat
U universele verzameling verzameling binnen een universum
D deelverzameling een deel van de verzameling A
#A kardinaalgetal het aantal elementen van die verzameling
(eindig of oneindig)
∀ alle elementen in een verzameling
A
2 machtsverzameling verzameling van alle mogelijke
deelverzamelingen
∩ doorsnede het gemeenschappelijke deel van de aangegeven
verzamelingen
∪ unie de verzameling bevat alle elementen die in … OF
… zitten/ de elementen worden samengenomen
(heet ook wel ‘vereniging’)
\ verschil
C
❑ complement het deel van verzameling U waar alle betrokken
verzamelingen onderdeel van zijn:
Formule: 1−()
relatie R A1 x A2
relatie tussen twee verzamelingen (grafische
voorstelling als een pijlendiagram)
,f (f ¿ ¿−1) ¿
inverse van een functie omkering van de pijlen in een
pijlendiagram.
(AC)C = A A ∩ ∅= ∅ A ∪ ∅= A
A
∩
B
=
B
∩
A
A∪B=B∪A
(A ∩ B)C = AC ∪ BC
(A ∪ B)C = AC ∩ BC
2
, (A ∩ B) ∩ C = A ∩ (B ∩ C)
(A ∪ B) ∪ C = A ∪ (B ∪ C)
A ∩ (B ∪ C) = (A ∩ B)
∪ (A ∩ C)
3