MOLECULAIRE GENETICA
2025-2026
Biomedische wetenschappen KUL
DORIEN VANHAM
,Begrippenlijst moleculaire genetica 2025-2026
Hoofdstuk 2
1. Symmetrische celdeling:
Dochtercellen zijn hetzelfde.
2. Assymetrische celdeling:
Verschillende dochtercellen.
3. Coöperatieve symbiose:
Een relatie tussen 2 verschillende soorten organismen waarbij beide
voordeel uit halen.
4. Horizontale gen transfer:
Het overdragen van genetisch materiaal tussen organismen die
geen ouder-nakomeling relatie hebben.
5. Polyploïde somatische cellen:
Een cel heeft meer dan het normale aantal sets chromosomen.
6. Nulliploïde somatische cellen:
Bevatten geen celkern.
- Euploïd: bevat een normaal aantal chromosomen voor dat
celtype.
- Aneuploïde: bevat een ABnormaal aantal chromosomen voor dat
celtype.
1. Amfitele aanhechting:
Correcte aanhechting van de microtubuli aan de kinetochoren.
2. Cohesine complex:
Moleculaire lijm tussen gerepliceerd DNA.
3. Pseudo autosomale regio:
Stukje DNA dat identiek is op X en Y, waar ze homologie vertonen.
(axiaal element van X en Y chromosoom komen op een bepaald punt
samen en dat punt is de pseudo autosomale regio)
4. Independant assortment: (deel van genetische diversiteit)
Elk allel paar (maternaal en paternaal) wordt onafhankelijk
gescheiden. In totaal zijn er 2²³ combinaties mogelijk bij de vorming
van gameten.
, 5. Histon code:
Histon code verwijst naar het idee dat chemische modificaties
(methylatie, acetylatie,…) op de staarten van histon eiwitten
fungeren als een soort code.
6. Chromosoomterritoria:
Chromosomen hebben geen vaste plaats, maar zijn ook niet random
verdeeld.
7. Alfa satelliet DNA / alfoïd DNA:
Een specifiek type repetitief DNA dat vooral voorkomt in de
centromeren van menselijke chromosomen.
1 monomeer bestaat typisch uit 171 bp.
8. Hogere orde herhaling:
Dit betekent dat de monomeren (satelliet DNA) lichtjes van
sequentie kunnen verschillen, maar dat dat dan wel stabiel herhaald
wordt.
( een groepje satelliet DNA dat samen herhaald wordt in plaats van
losse satteliet DNA stukken apart)
9. Pseudo dicentrische chromosomen:
Dit zijn chromosomen dat 2 centromeren hebben, maar waarbij
slechts 1 centromeer actief is.
10. Neo-centromeren:
Centromeer zonder alfa satelliet DNA
Hoofdstuk 5
1. Mendeliaans kenmerk: (monogeen kenmerk)
Genotype op 1 locus is voldoende en noodzakelijk voor de expressie
van het kenmerk.
( worden herkend adhv een typisch overervingspatroon)
Wordt bepaald door
- Dichotoom kenmerk
- Continu/kwantitatief kenmerk
1. Multifactoriele aandoening: (niet mendeliaans kenmerk/
polygene aandoening)