Biologie – hoofdstuk 2
1. De chemische samenstelling van de cellen
Zuurstof O, koolstof C, waterstof H, stikstof N hoofdbestanddelen van alle organische moleculen
Andere:
o Calcium Ca: in steunstructuren (beenderen, celwand)
o Fosfor P: in biomoleculen (bv. plantengroei bevorderen)
o ijzer Fe: werking homoglobine – zuurstofbindingen & transport in bloed
o Silicium Si: ontwikkeling organismen – aanmaak collageen
Anorganische moleculen: H2O, CO2, O2
Organische moleculen: - Sachariden (suikers) Reserve bij de mens:
- Lipiden (vetten) VETTEN
- Eiwitten (proteïnen)spieren Reserve bij de plant: SUIKER
- Nucleïnezuren (DNA)
2. Anorganische moleculen in cellen
WATER
A. Chemische eigenschappen
Polair
Bindingen tussen waterstofmoleculen = waterstofbruggen
B. Functies van water
B1 Water als oplosmiddel
Polair oplosmiddel
Watermoleculen ook waterstofbruggen met andere moleculen die polaire groepen bezitten vormen
watermantel rond die moleculen
B2 Water in chemische reacties
Condensatiereactie = 1 watermolecule vrijgesteld – water wordt gesplist bv. glucose + fructose => sucrose
Hydrolyse = 1 watermolecule nodig – stof wordt gesplitst m.b.v. water bv. sucrose => glucose + fructose
B3 Water als transportmiddel
In bloedvatenstelsel
In lymfevatenstelsel
Vaatbundels van planten
B4 Water in warmteregulatie
Hoge specifieke warmtecapaciteit, lichaamstemp. Binnen bepaalde grenzen houden
Transpiratie: warmte verliezen -> gebruik van warmte om watermoleculen verdampen
B5 Water als smeermiddel
Belangrijkste bestand van slijm = mucus
Gewrichten, oog, baarmoeder, longen
ZUURSTOFGAS
Apolair lost niet op bloed
Transport naar cellen via gespecialiseerde proteïnen HEMOGLOBINE
, KOOLSTOFDIOXIDE
Apolair lost niet op in bloed
Geproduceerd tijden celademhalingen in de mitochondriën
Een deel bindt aan hemoglobine
70% omgezet naar koolzuur
pH-regulatie van het bloed
3. Organische moleculen in cellen
SACHARIDEN
A. Monosachariden & disachariden
Monosacharide + monosacharide = disacharide bv. glucose + fructose = sucrose
5/6 koolstofatomen – ketens/ringstructuren
MONOSACHARIDEN
o Glucose (druivensuiker) energiebron & bouwsteen polysachariden
o Fructose (vruchtensuiker) = glucose, energiebron
DISACHARIDEN
= 2 aaneengeschakelde monosachariden
o Sucrose (sacharose, kristalsuiker) disacharide van glucose & fructose – tafelsuiker uit suikerbieten/riet
o Lactose (melksuiker) disacharide uit galactose & glucose
, B. Polysachariden
Polymeren = groot #individuele moleculen aan elkaar gebonden
=monomeren
Polysachariden = monosachariden in een keten aan elkaar gebonden
Energiereserve: glycogeen & zetmeelb
Structuurmolecule: chitine & cellulose
GLYCOGEEN
Glucosepolymeer
Energieopslag
Bij DIEREN
In lever & spieren
Energiebron bij schimmels
Vertakte structuur
ZETMEEL
Uit 2 soorten glucosepolymeren: amylose & amylopectine
Amylose: lineaire aaneenschakeling van glucosemoleculen
Amylopectine: vertakte structuur (als glycogeen), wel minder frequent dan bij glycogeen
Belangrijkste energiereserve voor planten
In cellen in de vorm van zetmeelkorrels bv. aardappelcellen
CHITINE
Glucosepolymeer waarbij de glucose moleculen chemisch gewijzigd zijn
Hoofdbestandsdeel in de celwanden van schimmels
Bv. harde buitenlaag insecten, krabben
CELLULOSE
Belangrijkste bestandsdeel in planten celwand
Lange onvertakte glucoseketens een #ketens samen = cellulosevezel waterstofbruggen tussen de
ketens => STEVIGHEID
Glucosemoleculen anders aan elkaar gebonden dan glycogeen & zetmeel onverteerbaar voor de mens
LIPIDEN
Apolair
Niet oplosbaar in water
Belangrijke rol als energiebron en in de structuur van membranen
Triglyceriden – fosfolipiden – steroïden
A. Triglyceriden
A1 Structuur triglyceriden
Reactie glycerol & vetzuren lineaire carbonzuren -COOH
3 C-atomen & 3 hydroxylgroepen -OH
Verzadigde vetzuren = enkelvoudige bindingen tussen C-atomen DIER
Onverzadigde vetzuren = dubbele bindingen tussen C-atomen PLANT
A2 Functies triglyceriden
o Energieopslag: energiebron
o Isolatie: tegen afkoeling
o Waterafstoting
o Bescherming
1. De chemische samenstelling van de cellen
Zuurstof O, koolstof C, waterstof H, stikstof N hoofdbestanddelen van alle organische moleculen
Andere:
o Calcium Ca: in steunstructuren (beenderen, celwand)
o Fosfor P: in biomoleculen (bv. plantengroei bevorderen)
o ijzer Fe: werking homoglobine – zuurstofbindingen & transport in bloed
o Silicium Si: ontwikkeling organismen – aanmaak collageen
Anorganische moleculen: H2O, CO2, O2
Organische moleculen: - Sachariden (suikers) Reserve bij de mens:
- Lipiden (vetten) VETTEN
- Eiwitten (proteïnen)spieren Reserve bij de plant: SUIKER
- Nucleïnezuren (DNA)
2. Anorganische moleculen in cellen
WATER
A. Chemische eigenschappen
Polair
Bindingen tussen waterstofmoleculen = waterstofbruggen
B. Functies van water
B1 Water als oplosmiddel
Polair oplosmiddel
Watermoleculen ook waterstofbruggen met andere moleculen die polaire groepen bezitten vormen
watermantel rond die moleculen
B2 Water in chemische reacties
Condensatiereactie = 1 watermolecule vrijgesteld – water wordt gesplist bv. glucose + fructose => sucrose
Hydrolyse = 1 watermolecule nodig – stof wordt gesplitst m.b.v. water bv. sucrose => glucose + fructose
B3 Water als transportmiddel
In bloedvatenstelsel
In lymfevatenstelsel
Vaatbundels van planten
B4 Water in warmteregulatie
Hoge specifieke warmtecapaciteit, lichaamstemp. Binnen bepaalde grenzen houden
Transpiratie: warmte verliezen -> gebruik van warmte om watermoleculen verdampen
B5 Water als smeermiddel
Belangrijkste bestand van slijm = mucus
Gewrichten, oog, baarmoeder, longen
ZUURSTOFGAS
Apolair lost niet op bloed
Transport naar cellen via gespecialiseerde proteïnen HEMOGLOBINE
, KOOLSTOFDIOXIDE
Apolair lost niet op in bloed
Geproduceerd tijden celademhalingen in de mitochondriën
Een deel bindt aan hemoglobine
70% omgezet naar koolzuur
pH-regulatie van het bloed
3. Organische moleculen in cellen
SACHARIDEN
A. Monosachariden & disachariden
Monosacharide + monosacharide = disacharide bv. glucose + fructose = sucrose
5/6 koolstofatomen – ketens/ringstructuren
MONOSACHARIDEN
o Glucose (druivensuiker) energiebron & bouwsteen polysachariden
o Fructose (vruchtensuiker) = glucose, energiebron
DISACHARIDEN
= 2 aaneengeschakelde monosachariden
o Sucrose (sacharose, kristalsuiker) disacharide van glucose & fructose – tafelsuiker uit suikerbieten/riet
o Lactose (melksuiker) disacharide uit galactose & glucose
, B. Polysachariden
Polymeren = groot #individuele moleculen aan elkaar gebonden
=monomeren
Polysachariden = monosachariden in een keten aan elkaar gebonden
Energiereserve: glycogeen & zetmeelb
Structuurmolecule: chitine & cellulose
GLYCOGEEN
Glucosepolymeer
Energieopslag
Bij DIEREN
In lever & spieren
Energiebron bij schimmels
Vertakte structuur
ZETMEEL
Uit 2 soorten glucosepolymeren: amylose & amylopectine
Amylose: lineaire aaneenschakeling van glucosemoleculen
Amylopectine: vertakte structuur (als glycogeen), wel minder frequent dan bij glycogeen
Belangrijkste energiereserve voor planten
In cellen in de vorm van zetmeelkorrels bv. aardappelcellen
CHITINE
Glucosepolymeer waarbij de glucose moleculen chemisch gewijzigd zijn
Hoofdbestandsdeel in de celwanden van schimmels
Bv. harde buitenlaag insecten, krabben
CELLULOSE
Belangrijkste bestandsdeel in planten celwand
Lange onvertakte glucoseketens een #ketens samen = cellulosevezel waterstofbruggen tussen de
ketens => STEVIGHEID
Glucosemoleculen anders aan elkaar gebonden dan glycogeen & zetmeel onverteerbaar voor de mens
LIPIDEN
Apolair
Niet oplosbaar in water
Belangrijke rol als energiebron en in de structuur van membranen
Triglyceriden – fosfolipiden – steroïden
A. Triglyceriden
A1 Structuur triglyceriden
Reactie glycerol & vetzuren lineaire carbonzuren -COOH
3 C-atomen & 3 hydroxylgroepen -OH
Verzadigde vetzuren = enkelvoudige bindingen tussen C-atomen DIER
Onverzadigde vetzuren = dubbele bindingen tussen C-atomen PLANT
A2 Functies triglyceriden
o Energieopslag: energiebron
o Isolatie: tegen afkoeling
o Waterafstoting
o Bescherming