HOOFDSTUK 1: INLEIDING
• Leeftijd waarop stoornis kan ontstaan:
Kinderleeftijd: ADHD, autisme, hechtingsstoornis, scheidingsangst, specifieke fobie en OCD
Adolescentie: sociale fobie, paniekstoornis, middelenmisbruik, anorexia en boulimia nervosa,
psychoses, gedragsstoornis
• differentiaaldiagnose=> welke andere stoornissen lijken erop en kan ik die op grond van
argumenten uitsluiten
• co-morbiditeit=> welke andere problemen of stoornissen gaan vaak samen met de stoornis die
ik heb vastgesteld
• Theoretische kaders:
1) Bi-directioneel model (dyade)
->Een dyade tussen ouder en kind(Belsky)
Eenzijdig redeneren in oorzaak en gevolgd wordt afgewezen. Het gaat om een wederzijdse interactie;
ouders beïnvloeden het kind en het kind beïnvloed de ouders. Het kind kan problemen ontwikkelen door
verkeerd gedrag van de ouders, maar andersom kunnen de ouders in de problemen komen door
problematiek bij het kind.
2) Bio-ecologisch systeemmodel
-> Ontwikkeld door Bronfenbrenner. Model vergeleken met de Russische matrouskapoppetjes. Je hebt
psychologische, sociologische en biologische factoren die van invloed zijn op de gezondheid. Er zijn 6
systeemlagen in dit model:
1.Biosysteem
=>intrapersoonlijke factoren
2.Microsysteem
=>Altijd meerdere microsystemen. Relaties vh kind met mensen uit zijn directe omgeving. De ‘motor van
ontwikkeling’ hier vindt directe beïnvloeding plaats.
3.Mesosysteem
=>Relaties tss verschillende microsystemen. Opvoeders beïnvloeden kind direct via het eigen
microsysteem en indirect via andere microsystemen
4.Exosysteem
=>maatschappelijke systemen die via de microsystemen het kind indirect beïnvloeden
5.Macrosysteem
=>Waarden, normen, wetten en regels. Een systeemlaag zonder mensen.
,6.Chronosysteem
=>slaat zowel op het kind zelf: hij wordt ouder.. Als op de veranderingen in een maatschappij tijdens een
bepaalde periode
3) Transactioneel model
->Gebaseerd op Sameroff. Eigenschappen van een kind worden op elk moment in de tijd gezien als een
product van complexe interacties tussen het fenotype (wat zichtbaar is) de omgeving en het genotype
(erfelijke eig)
HOOFDSTUK 2: INFANT PSYCHIATRY
HECHTINSSTOORNISSEN
• Angstig/ambivalente of gepreoccupeerde hechting
=>veel bevestiging nodig, moeilijk te troosten of af te leiden. Komt ni los van moeder. Vaste regels en
afspraken nodig.
• Angstig/vermijdende of gereserveerde hechting
=>verdedigingsmechanisme tegen angst. Geen oogcontact, weinig reactie bij scheiding of terugkeer,
gericht op speelgoed
• Gedesorganiseerde hechting
=>heterogeen gedrag, contradictorisch en niet gericht, geen coherente strategie voor stress, soms
verward/vreem gedrag. Oververtegenwoordigd in gezinnen waar mishandeling of rauw voorkomen, risico
voor pathologie
Differentiaaldiagnose:
-vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis
-ASS (erfelijk-ni omkeerbaar)
-VB
-ADHD(impulsief gedrag vs ontremd sociaal contactstoornis)
-PTSS
-gedragsstoornissen (moei als hechtingsstoornis ni op vroege leeftijd gesteld is)
-stemmings- en angststoornissen
Co-morbiditeit:
-gedragsstoornissen
-depressie in adolescentie (nog extra risicofact nodig naast hechtingsprobleem)
-Middelenmisbruik (adolescentie)
-NIET ASS bij reactieve hechtingsstoornis
-NIET ADHD bij ontremd-sociaal contactstoornis
Etiologie:
, • Tekort aan sensitiviteit
-nood aan troost en bescherming afwijzen of negeren ->kind heeft geen veilige thuishaven
-nood aan exploratie ontkennen of tegenwerken ->geen veilige basis v waaruit die de wereld kan verken
-inconsistent sensitief ->onzekerheid en onvoorspelbaarheid
• Andere:
-fysieke ontoegankelijkheid opvoeder -instabiele opvoedingsarrangementen -angstaanjagende
schuldinducerende controletechnieken -omkering gehechtheidsrelatie
• Risicofact omgeving
-geen/gering ondersteunend netwerk gezin -slechte woonomgeving of huisvesting -lage SES -recente
migratie of vlucht uit land van herkomst -ouders me onveilige gehechtheid -mishandeling en
verwaarlozing -psychische problemen ouder -wisselende opvoeders
• Risicofact kind
-opvallende lichamelijke gebreken -ongewenst kind -prematuriteit -aangeboren stoornis of handicap
-moei temperament
• Protectieve fact
-risicofact ouders wegen zwaarder door: protectieve fact op niveau vd ouders kunnen risicofactoren vh
kind compenseren ma ni omgekeerd
-veilige gehechtheid bij 1 of beide ouders, ondersteunende relatie ouders, soc steun gezin, residentiële
jeugdzorg, psychotherapie, professionele opvoedingsondersteuning
Behandeling:
-hoe vroeger hoe beter
-gespecialiseerde (pleeg) zorg ->video feedbacktraing vd ouders=vergroten sensitiviteit en responsiviteit
VOEDINGSSTOORNISSEN
Etiologie:
-lichamelijke oorzaken -premature k -chronoische aandoeningen -ernstige VB -kwetsbare genetische
aanleg -temperament kenmerken -bepaalde ervaringen(bv verslikken) -relationele factoren
(afstemming, overcontrolerend) -eetproblemen ouders
Behandeling:
-medische opvolging gericht op calorie inname -bouwstenen voor opvoedingsondersteuning
HOOFDSTUK 3: GEDRAGSSTOORNISSEN
• Frustratie-agressie-model
=>Er ligt altijd een verwachte negatieve gebeurtenis ad basis van reactieve agressie. Pijn, frustratie, elke
andere neg ervaring -> negatieve gevoelens ->reactieve/emotionele/affectieve agressie
• Sociaal leren model