Orthopedagogisch handelen: pedagogie
HOOFDSTUK 1 OPVOEDING
,De maatschappij: Opvoeding gebeurt steeds in een context, een beperkte context
(gezin, school, buurt, …) en een zeer ruime context.
Kenmerken:
- Wetenschap en techniek
- Gespecialiseerde samenleving
- Toenemende onderwijs- en informatieanbod
- Materiële welstand
- Maximalisering van de productie
- Toename aan vrije tijd
- Multiculurele samenleving
- Milieubewustzijn
- Onzekerheden en crisissen
De opvoeding kan de maatschappij beïnvloeden maar de maatschappij kan ook de
opvoeding beïnvloeden. We spreken van een wisselwerking tussen beiden.
Opvoeding het in-relatie-staan van opvoeders en opvoedelingen waarin de
opvoeder zich als persoon, als zijn wijze van mens-zijn presenteert, een klimaat
creëert dat persoonlijkheidsgroei bevordert en een leefsituatie zo hanteert dat deze
optimale kansen bieden op zelfontplooiing (JFW Kok)
Dynamisch proces met functioneel karakter
de opvoeding speelt zich af in een specifiek gezin:
1. Subsysteemkenmerken
a. Partnerrelaties:
o bij een goede communicatie positief effect op opvoeding
o slechte communicatie vaak één ouder verantwoordelijk wat leidt
tot veel onzekerheid
b. siblings
o de onderlinge interactie tussen siblings
2. Algemene gezinskenmerken
a. gezinsorganisatie (interactieprocessen) afgrenzingsprocessen in het
gezin, regels binnen een gezin over wie aan welke interactie mag
deelnemen en op welke manier
o los-zand-gezinnen: grenzen tussen de verschillende leden star,
weinig samenhorigheid – kind zal weinig structuur aangeboden
krijgen
o kluwengezinnen: grenzen zijn te vaag, ten koste van zelfstandigheid
– kind krijgt te weinig ruimte om te ontplooien.
o Alliantie- of coalitiestructuren
- alliantie: wie deelt binnen gezin zelfde interesses en wie valt er buiten
- coalitie: samengaan van enkele gezinsleden tegen een derde partij
- parentificatie: kind vervult de ouderrol waardoor eigen gevoelens en
verlangens opzij worden gezet
, b. gezinscultuur: welke cultuur wordt er gehanteerd binnen een gezin in
kader van opvattingen, expressieve symbolen en waarden, gevoelens
uitdrukken en meningen geven
c. gezinsdynamiek: Een gezin met kleine kinderen dient zich anders te
organiseren dan een gezin met pubers of met inwonende volwassen
kinderen.
Model van hellinckx
Drie niveaus: opvoeder & opvoedeling – gezin – buurt & maatschappij
1. pedagogische vraag → pedagogisch aanbod : dagdagelijkse interacties in
een bepaalde context
2. Partnerrelatie - Interactie siblings - Gezinsorganisatie = afgrenzingsprocessen -
Gezinscultuur - Gezinsstructuur: vb. nucleair gezin, éénoudergezin, uitgebreide
familie, kinderloos gezin, grootoudergezin, nieuw samengesteld gezin of
stiefgezin - Dynamiek = evolutie binnen een gezin
3. Huisvesting - familie en vrienden – School - hulpverlening (huisarts) - kerk
Drie stellingen
1. de mens is vanaf de geboorde volledig bepaald (aanhangers nature = aanleg)
nativisten: zij stellen dat de mens erfelijk gedetermineerd is, alles ligt vast in
erfelijke factoren
- pessimistische visie op opvoeding = mens is niet opvoedbaar.
Eugenetica / rasverbetering moet in de plaats komen van de pedagogiek, dit is de
wetenschappelijke studie die als doel heeft om de genetische samenstelling van
een populatie te verbeteren