ASSISTENTIE BIJ KLINISCH ONDERZOEK
HOOFDSTUK 1 – KLINISCH ONDERZOEK
Klinisch onderzoek:
⁎ Signalement
⁎ Anamnese
⁎ Algemene indruk
⁎ Algemeen onderzoek
⁎ Gericht onderzoek
⁎ Aanvullend onderzoek
1.1. SIGNALEMENT
Noteren op fiche
· Geslacht
· Ras
o Bepaalde aandoeningen zijn ras-specifiek
o vb. Yorkshire & Newfoundlander: gevoelig voor hartaandoeningen
▪ Yorkshire: klep-problemen
▪ Newfoundlander: te groot hart
· Ouderdom
· Kleur
· Aftekeningen (bij paard)
· Datum
· Handtekening
1.2. PRE – ANAMNESE
= voor – onderzoek
· Doel: achterhalen wat het probleem is
· Open vragen stellen!
· Geen korte ja/nee vragen
· Voorbeelden:
o Wat is het probleem (volgens de eigenaar)?
o Algemene info-vragen over eetlust, drankopname, mest, braken, hoesten, etc.,
o Leefomstandigheden (binnen, buiten, ren, sport, …)
o Voorgeschiedenis (ziekten, geneesmiddelen, vaccins, …)
1.3. ALGEMENE INDRUK
= op afstand bepaalde zaken inspecteren
· Bewustzijnsniveau
o Alert – sopor (slaperig) – stupor/lethargie (wakker bij sterke prikkel) – coma
· Gedrag
o Gespannen of angstig? Dwangbewegingen? Overmatig krabben?
o Indien nodig: muilband
· Houding en gang
o Normale belasting van 4 poten? Normaal zitten of liggen?
o Sternale decubitus (= borstlig) → ernstige aandoeningen
o Laterale decubitus (= zijlig) → zeer ernstige aandoeningen
1
, Dierenartsassistentietechnieken – samenvatting 2019 – 2020
· Lichaamsbouw
o Kromme extremiteiten? Disproporties?
o vb. brachycephale honden → korte, platte snoet → snorrend geluid
· Voedingstoestand
o Obesitas? Cachexie? (cachexie = extreme magerheid)
o Mager:
▪ Ribben zichtbaar
▪ Spinale uitsteeksels wervels zichtbaar
▪ Ogen diep weggezonken
▪ Derde ooglid protrusie
· Verzorgingstoestand
o Vacht – nagels – oren – tanden
· Opvallende afwijkingen
o vb. Verdikte oorschelp, pompende ademhaling, wonde, …
1.4. ALGEMEEN ONDERZOEK
1 Ademhaling
2 Pols
3 Lichaamstemperatuur
4 Slijmvliezen
5 Lymfeknopen
6 Turgor
ADEMHALING:
Nodig voor 2 homeostatische functies: zuurstofvoorziening + thermoregulatie
Diepte:
· Dyspnee = bemoeilijkte, soms geforceerde ademhaling
· Bij brachycephale rassen → nauwe luchtpassage van neus → dyspnee met geluid
→ stridor nasalis = snuiven (= Brachycephaal syndroom)
· Trachea collapse
o Bij oude honden + kleinere rassen
o Vooral bij inademing!
· Reverse Sneezing = soort verkramping van de keel → niet echt bedreigend voor dier
2
, Dierenartsassistentietechnieken – samenvatting 2019 – 2020
Type ademhaling:
· Costo-abdominale ademhaling = ademhaling via ademhalingsspieren én diafragma
o Inademen → ademhalingsspieren (intercostaalspieren) trekken ribben naar voor,
lateraal en ventraal thorax groter + inhoud van thorax neemt toe
→ contractie van middenrif: thorax groter + buikomvang groter
INADEMEN = ACTIEF
o Uitademen → ontspannen van ademhalingsspieren
UITADEMEN = PASSIEF
· Costale ademhaling: enkel ademhalingsspieren ipv uitzetting ribben
o Meer beweging van borstwand dan buikwand
o Oorzaak:
▪ Hoge druk in buikholte (dracht)
▪ Pijn in buikholte of omgeving van diafragma (traumatische reticuloperitonitis)
· Abdominale ademhaling: buikwand beweegt meer dan normaal
o = ‘pompen’
o Buikspieren duwen diafragma naar voren
o Inademen → buikspieren relaxeren plots verplaatsing van ingewanden zorgt
voor duidelijke slag = abdominale terugslag = discordante ademhaling
o Oorzaak:
▪ Verminderde costale ademhaling door pijn in borstholte of pijn aan
intercostale spieren → bij erge longontsteking
▪ Verhoogde nood aan ademhalingsarbeid door verhoogde weerstand in longen
→ bij RAO = Recurrent Airway Obstruction = allergische longaandoening bij
paarden
· Pendelende ademhaling = hernia diafragmatica
o Diafragma is gescheurd
o Geforceerde inademing door intercostaalspieren
o Bij uitademing → geen diafragma, wel geforceerde afname van buikomvang
o Vooral katten (meer risico op auto-ongevallen)
· Diafragmatische ademhaling
o Intercostaalspieren verlamd
o Inademing: probleem → diafragma verplaatst achterwaarts
o Uitademen is passief
EX: verschillende pathologische adh kunnen opsommen!
Ademhalingsfrequentie:
· Tachypnee = te snelle ademhaling → teken van koorts, pijn, stress, dracht
· Bradypnee = te trage ademhaling → bij suffe, comateuze dieren of dieren onder anesthesie
Hond 10 – 30 ADH/min.
Kat 20 – 40 ADH/min.
Paard 8 – 15 ADH/min.
Rund 20 – 40 ADH/min.
Schaap / geit 30 – 60 ADH/min.
3
, Dierenartsassistentietechnieken – samenvatting 2019 – 2020
POLS:
Ritme:
· Sinusaritme = tijdens inspiratie versnelt hartfrequentie & bij expiratie vertraagt hartfrequentie
· Regelmatige onregelmatigheid = polsslag komt niet telkens met dezelfde tussentijd maar is
wel voorspelbaar
o Inademen: snellere hartslag
o Uitademen: tragere hartslag
o = Pulsus paradoxus
· Onregelmatige onregelmatigheid = polsritme is niet voorspelbaar → kan indicatie zijn voor
hartritmestoornissen
· Bijgeruis: als hartklep niet goed sluit
o Links: Pulmonalis (2), Aorta (3), Mitralis (1)
o Rechts: Tricuspidalis (4)
Amplitude:
· = polssterkte = de maat van hoe goed men de pols kan voelen
· Lage amplitude = zwakke pols → indicatie voor lage bloeddruk (uitdroging, shock)
· Systolische druk = overdruk
· Diastolische druk = onderdruk
Frequentie:
Hond 60 – 120 slagen/min.
Kat 120 – 180 slagen/min.
Paard 25 – 45 slagen/min.
Veulen 1 – 14 dagen 80 – 100 slagen/min.
Veulen 3 – 12 maanden 48 – 76 slagen/min.
Rund 60 – 80 slagen/min.
Kalf 1 – 14 dagen 100 – 150 slagen/min.
Schaap / geit 80 – 120 slagen/min.
· Tachycardie = te snelle pols → teken van shock
· Bradycardie = te trage pols → coma, anesthesie → kan leiden tot verminderd
zuurstoftransport
4