1 Bouw van de materie
Chemie = de wetenschap die chemische verschijnselen bestudeert en die probeert te verklaren en
voorspellen.
Stof = de scheikunde een vorm van materie die een chemische samenstelling heeft, alle stoffen zijn
opgebouwd uit een combo van één of een aantal atoomsoorten/moleculen.
Molecule = het kleinste deeltje van een stof die alle chemische eigenschappen bezit en zijn
opgebouwd uit atomen.
Atoom ; element = bouwsteen van chemische elementen/moleculen.
Scheidingsmethoden = wanneer we een mengsel willen scheiden of van onzuiverheden willen
ontdoen kunnen we gebruik maken van verschillende eigenschappen van de stoffen.
- Filtreren: wanneer de stoffen een andere aggregatietoestand hebben
- Centrifugeren: wanneer componenten verschillen in soortelijke massa
- Destilleren: wanneer de stoffen een verschillend kookpunt hebben
- Kristalleren: de stoffen hebben een verschil in oplosbaarheid
- Adsorptie: waarbij een component van het mengsel een actieve kool wordt
,2 Periodiek systeem v. Mendeljev
7 horizontale rijen = perioden (= aantal elektronen in buitenste schil)
18 verticale kolommen = groepen (= aantal elektronenschillen)
- Nevengroepen (Ib – VIIIb)
- Hoofdgroepen
- Ia = alkalimetalen
- IIa = aardalkalimetalen
- IIIa = aardmetalen
- IVa = koolstofgroep
- Va = stikstofgroep
- VIa = zuurstofgroep
- VIIa = halogenen
- 0 = edelgassen (= kunnen bestaan als atoom)
-> Opeenvolgende elementen verschillen telkens één kernlading/proton.
, 3 Atoombouw
Atoom = opgebouwd uit protonen, elektronen en neutronen.
Elektronschil - Elektron = een negatief geladen deeltje (= atoomnummer Z)
- Proton = een positief geladen deeltje (= atoomnummer Z & helft atoommassa A)
Atoomkern
- Neutron = elektrisch neutraal dus niet geladen, zorgt er voor dat P+ elkaar niet afstoten
(= helft atoommassa A)
Elektronenschil = elektronen bewegen in vaste banen (K, L, M, …) rond de kern, waarbij er een max.
aantal elektronen per schil kunnen zijn:
- Het aantal elektronen per schil is max 2n²
- Het aantal elektronen in de buitenste schil (= valentie elektronen) is max. 8, op de voorlaatste
schil max. 18
Orbitalen = deze elektronschillen kunnen onderverdeeld worden in orbitalen, dit is de ruimte rond de
kern waar een elektron het meest waarschijnlijk aanwezig is.
- s-orbitaal = bolvormig, max. 2 elektronen
- p-orbitaal = haltervormig, max. 6 elektronen
- d-orbitaal = max. 10 elektronen
- f-orbitaal = max. 14 elektronen
-> Aufbau-principe = orbitalen met het laagste energieniveau worden eerst opgevuld
-> regel van Hund = eerst ontvangen alle orbitalen één elektron voor een orbitaal een tweede krijgt
-> Pauli-principe = elk orbitaal kan max. 2 elektronen bevatten in tegengestelde richting ( )
- Orbitalendiagram
- Elektronenconfiguratie (= zie periodiek systeem)
, -> Als het aantal neutronen in de kern veranderd en dus de massa, ontstaat er een isotoop
-> Als het aantal protonen in de kern veranderd, ontstaat er een ander atoom
-> Als het aantal elektronen in de schil veranderd en dus de lading, ontstaat er een ion
- Een negatief lading getal door overschot aan elektronen (niet metalen)
- Een positief lading getal door tekort aan elektronen (metalen)
4 Bindingen
4.1 Elektronnegativiteit
Edelgassen hebben een volledige buitenste schil en kunnen dus als atoom bestaan zonder met ander
element te reageren. De andere elementen streven ook naar een edelgasconfiguratie. Meerdere
atomen kunnen zich binden tot een molecule op verschillende manieren, afhankelijk van de
elektronnegativiteit van beide atomen.
Elektronnegativiteit = een maat voor de kracht waarmee een atoom een elektron in de buitenste schil
aantrekt (waarde tussen 0,1-4 -> hoe meer naar 4 hoe groter de elektronnegativiteit).
-> elektronnegativiteit neemt af van rechtsboven (fluor) naar linksonder in periodiek systeem.
4.2 Bindingen
Type binding hangt af van soort element en elektronnegativiteit:
BINDINGSTYPE PARTNER VERBAND
Metaalbinding Metaalionen Metaalrooster
Ionbinding Metaal en niet-metaal atomen Ionrooster
Atoombinding of covalente Niet-metaal en niet-metaal Molecule
binding atomen
Complexatie Metaalatomen en moleculen of Complex
ionen
Chemie = de wetenschap die chemische verschijnselen bestudeert en die probeert te verklaren en
voorspellen.
Stof = de scheikunde een vorm van materie die een chemische samenstelling heeft, alle stoffen zijn
opgebouwd uit een combo van één of een aantal atoomsoorten/moleculen.
Molecule = het kleinste deeltje van een stof die alle chemische eigenschappen bezit en zijn
opgebouwd uit atomen.
Atoom ; element = bouwsteen van chemische elementen/moleculen.
Scheidingsmethoden = wanneer we een mengsel willen scheiden of van onzuiverheden willen
ontdoen kunnen we gebruik maken van verschillende eigenschappen van de stoffen.
- Filtreren: wanneer de stoffen een andere aggregatietoestand hebben
- Centrifugeren: wanneer componenten verschillen in soortelijke massa
- Destilleren: wanneer de stoffen een verschillend kookpunt hebben
- Kristalleren: de stoffen hebben een verschil in oplosbaarheid
- Adsorptie: waarbij een component van het mengsel een actieve kool wordt
,2 Periodiek systeem v. Mendeljev
7 horizontale rijen = perioden (= aantal elektronen in buitenste schil)
18 verticale kolommen = groepen (= aantal elektronenschillen)
- Nevengroepen (Ib – VIIIb)
- Hoofdgroepen
- Ia = alkalimetalen
- IIa = aardalkalimetalen
- IIIa = aardmetalen
- IVa = koolstofgroep
- Va = stikstofgroep
- VIa = zuurstofgroep
- VIIa = halogenen
- 0 = edelgassen (= kunnen bestaan als atoom)
-> Opeenvolgende elementen verschillen telkens één kernlading/proton.
, 3 Atoombouw
Atoom = opgebouwd uit protonen, elektronen en neutronen.
Elektronschil - Elektron = een negatief geladen deeltje (= atoomnummer Z)
- Proton = een positief geladen deeltje (= atoomnummer Z & helft atoommassa A)
Atoomkern
- Neutron = elektrisch neutraal dus niet geladen, zorgt er voor dat P+ elkaar niet afstoten
(= helft atoommassa A)
Elektronenschil = elektronen bewegen in vaste banen (K, L, M, …) rond de kern, waarbij er een max.
aantal elektronen per schil kunnen zijn:
- Het aantal elektronen per schil is max 2n²
- Het aantal elektronen in de buitenste schil (= valentie elektronen) is max. 8, op de voorlaatste
schil max. 18
Orbitalen = deze elektronschillen kunnen onderverdeeld worden in orbitalen, dit is de ruimte rond de
kern waar een elektron het meest waarschijnlijk aanwezig is.
- s-orbitaal = bolvormig, max. 2 elektronen
- p-orbitaal = haltervormig, max. 6 elektronen
- d-orbitaal = max. 10 elektronen
- f-orbitaal = max. 14 elektronen
-> Aufbau-principe = orbitalen met het laagste energieniveau worden eerst opgevuld
-> regel van Hund = eerst ontvangen alle orbitalen één elektron voor een orbitaal een tweede krijgt
-> Pauli-principe = elk orbitaal kan max. 2 elektronen bevatten in tegengestelde richting ( )
- Orbitalendiagram
- Elektronenconfiguratie (= zie periodiek systeem)
, -> Als het aantal neutronen in de kern veranderd en dus de massa, ontstaat er een isotoop
-> Als het aantal protonen in de kern veranderd, ontstaat er een ander atoom
-> Als het aantal elektronen in de schil veranderd en dus de lading, ontstaat er een ion
- Een negatief lading getal door overschot aan elektronen (niet metalen)
- Een positief lading getal door tekort aan elektronen (metalen)
4 Bindingen
4.1 Elektronnegativiteit
Edelgassen hebben een volledige buitenste schil en kunnen dus als atoom bestaan zonder met ander
element te reageren. De andere elementen streven ook naar een edelgasconfiguratie. Meerdere
atomen kunnen zich binden tot een molecule op verschillende manieren, afhankelijk van de
elektronnegativiteit van beide atomen.
Elektronnegativiteit = een maat voor de kracht waarmee een atoom een elektron in de buitenste schil
aantrekt (waarde tussen 0,1-4 -> hoe meer naar 4 hoe groter de elektronnegativiteit).
-> elektronnegativiteit neemt af van rechtsboven (fluor) naar linksonder in periodiek systeem.
4.2 Bindingen
Type binding hangt af van soort element en elektronnegativiteit:
BINDINGSTYPE PARTNER VERBAND
Metaalbinding Metaalionen Metaalrooster
Ionbinding Metaal en niet-metaal atomen Ionrooster
Atoombinding of covalente Niet-metaal en niet-metaal Molecule
binding atomen
Complexatie Metaalatomen en moleculen of Complex
ionen