Methoden en technieken van
onderzoek in de sociale
wetenschappen
,HC1: basis van het vak
Wanneer is een onderzoek wetenschappelijk?
- Streven naar kennis over verschijnselen voor theorievorming
- Empirische uitspraken (gebaseerd op waarneming, observatie)
- Systematische benadering (methodologische spelregels):
Toetsbare uitspraken – controleerbaar – repliceerbaar
- Voortbouwen op werk van voorgangers (cumulatief)
Onthoud: het nut van onderzoek is niet altijd duidelijk!
Typen onderzoek
- Fundamenteel (voor kennisproblemen, bijdragen aan wetenschappelijk
onderzoek)
- Praktijkgericht (voor praktijkproblemen, bijdragen aan de praktijk)
Empirische cyclus in het boek
‘Onderzoeksmethoden’
- Zelden doorloop je de hele cyclus! Vaak
kies je een van de ‘pijlen’
Stappen:
1. Observatie (empirie, een verschijnsel
bekijken)
2. Inductie (hypothese opstellen op basis
van de observatie)
3. Deductie (vertalen van de hypothese
naar een meetbare veronderstelling)
4. Toetsing (testen van de hypothese)
5. Evaluatie (resultaten beoordelen)
Theorie = een samenhangend stelsel van uitspraken waarmee empirische
wetmatigheden beschreven, verklaard of voorspeld kunnen worden (BVV).
Deductie van hypothesen
- Deductief-Nomologisch model
Specifieke uitspraken (deductie) afleiden uit algemene uitspraken over
de empirische werkelijkheid
- Theorie en aannames logische toetsbare hypotheses
Voorbeeld van de empirische cyclus
- Theorie: alle vogels kunnen vliegen
- Aanname = dit is een vogel
, - Hypothese = deze vogel kan vliegen
- Empirische waarneming: dit is een vogel, maar het vliegt niet!
- Toetsing: hypothese is gefalsificeerd, dus hypothese moet worden
verworpen
- Evaluatie: conclusie: niet alle vogels kunnen vliegen.
2 onderzoekskwaliteiten
Kwalitatief: Richt zich meer op de globale theorievorming. Willen vanuit een
observatie iets kunnen verklaren. Het is vaak meer subjectief, reproduceerbaar,
interpretatief en descriptief. Het gaat meer om woorden, ervaringen en
betekenissen.
Kwantitatief: Gaat over het toetsen van hypothese op basis van de aannames
die je al hebt. Ze zijn replicabel, objectief, concreet en meetbaar. Het gaat meer
om cijfers, metingen en statistiek.
2 benaderingen binnen onderzoek
1. Empirisch-analytische benadering
- Nomothetische kennis: kennis waarin ‘wetten’ (regelmatigheden)
geformuleerd worden
- Komen tot generaliseerbare uitspraken (dus geldend voor hele populatie)
- Vaak een derdepersoonsperspectief
- Nadruk op het kwantitatief onderzoek
Voorbeeld: een enquête onder 1000 mensen versturen om erachter te
komen hoeveel mensen 2x per week sporten.
2. Empirisch-interpretatief
- Eerstepersoonsperspectief (zoveel mogelijk door de ogen te kijken van
degene die zij bestuderen)
- Nadruk op kwalitatief onderzoek
Voorbeeld: een interview met studenten wat hun redenen zijn om 2x
per week te sporen.
Probleemstelling in onderzoeksplan
- Probleemstelling = belangrijkste vraag in je onderzoek
- Vraagstelling = wat je wilt weten
- Doelstelling = waarom je dit wil weten, waarom het belangrijk is
Fundamenteel onderzoek
Hiaten/tegenstrijdigheden in de wetenschappelijke kennis
Praktijkgericht onderzoek
Probleem afkomstig van opdrachtgever
Vaag/globale weergave van het probleem >> concretiseren
Huidige vs. Gewenste situatie
, Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek
Concretisering probleem: eerst vaag/globaal onderzoek, wordt steeds meer
gespecialiseerd tot een concrete onderzoeksvraag
Typen globale vraagstellingen
- Beschrijvende vraagstelling
- Verklarende vraagstellingen >> causaliteit
- Voorspellende vraagstellingen >> causaliteit
Typen kwantitatieve onderzoeksvragen
Frequentievragen
- Hoeveel…? Hoe vaak..?
Verschilvragen
- In welke mate is er een verschil tussen..?
- Groepen
- Voor-na
Samenhangvragen
- In hoeverre is er een relatie tussen … en …
Goede kwantitatieve onderzoeksvragen
- Sluit goed aan bij probleem- en doelstelling
- Onderzoekbaar (ethische vragen daarom niet erg handig)
- Antwoord omvat meer dan alleen ‘ja’ of ‘nee’
- Ethische vragen niet erg handig
Vermijden:
Waarom-vragen
Ethische vragen
Normatieve vragen
Onderzoekseenheden en kenmerken
Onderzoekseenheid = wie/wat je onderzoekt.
Onderzoekskenmerk (=eigenschapsbegrip) = welke eigenschap van de
onderzoekseenheid je in kaart brengt.
onderzoek in de sociale
wetenschappen
,HC1: basis van het vak
Wanneer is een onderzoek wetenschappelijk?
- Streven naar kennis over verschijnselen voor theorievorming
- Empirische uitspraken (gebaseerd op waarneming, observatie)
- Systematische benadering (methodologische spelregels):
Toetsbare uitspraken – controleerbaar – repliceerbaar
- Voortbouwen op werk van voorgangers (cumulatief)
Onthoud: het nut van onderzoek is niet altijd duidelijk!
Typen onderzoek
- Fundamenteel (voor kennisproblemen, bijdragen aan wetenschappelijk
onderzoek)
- Praktijkgericht (voor praktijkproblemen, bijdragen aan de praktijk)
Empirische cyclus in het boek
‘Onderzoeksmethoden’
- Zelden doorloop je de hele cyclus! Vaak
kies je een van de ‘pijlen’
Stappen:
1. Observatie (empirie, een verschijnsel
bekijken)
2. Inductie (hypothese opstellen op basis
van de observatie)
3. Deductie (vertalen van de hypothese
naar een meetbare veronderstelling)
4. Toetsing (testen van de hypothese)
5. Evaluatie (resultaten beoordelen)
Theorie = een samenhangend stelsel van uitspraken waarmee empirische
wetmatigheden beschreven, verklaard of voorspeld kunnen worden (BVV).
Deductie van hypothesen
- Deductief-Nomologisch model
Specifieke uitspraken (deductie) afleiden uit algemene uitspraken over
de empirische werkelijkheid
- Theorie en aannames logische toetsbare hypotheses
Voorbeeld van de empirische cyclus
- Theorie: alle vogels kunnen vliegen
- Aanname = dit is een vogel
, - Hypothese = deze vogel kan vliegen
- Empirische waarneming: dit is een vogel, maar het vliegt niet!
- Toetsing: hypothese is gefalsificeerd, dus hypothese moet worden
verworpen
- Evaluatie: conclusie: niet alle vogels kunnen vliegen.
2 onderzoekskwaliteiten
Kwalitatief: Richt zich meer op de globale theorievorming. Willen vanuit een
observatie iets kunnen verklaren. Het is vaak meer subjectief, reproduceerbaar,
interpretatief en descriptief. Het gaat meer om woorden, ervaringen en
betekenissen.
Kwantitatief: Gaat over het toetsen van hypothese op basis van de aannames
die je al hebt. Ze zijn replicabel, objectief, concreet en meetbaar. Het gaat meer
om cijfers, metingen en statistiek.
2 benaderingen binnen onderzoek
1. Empirisch-analytische benadering
- Nomothetische kennis: kennis waarin ‘wetten’ (regelmatigheden)
geformuleerd worden
- Komen tot generaliseerbare uitspraken (dus geldend voor hele populatie)
- Vaak een derdepersoonsperspectief
- Nadruk op het kwantitatief onderzoek
Voorbeeld: een enquête onder 1000 mensen versturen om erachter te
komen hoeveel mensen 2x per week sporten.
2. Empirisch-interpretatief
- Eerstepersoonsperspectief (zoveel mogelijk door de ogen te kijken van
degene die zij bestuderen)
- Nadruk op kwalitatief onderzoek
Voorbeeld: een interview met studenten wat hun redenen zijn om 2x
per week te sporen.
Probleemstelling in onderzoeksplan
- Probleemstelling = belangrijkste vraag in je onderzoek
- Vraagstelling = wat je wilt weten
- Doelstelling = waarom je dit wil weten, waarom het belangrijk is
Fundamenteel onderzoek
Hiaten/tegenstrijdigheden in de wetenschappelijke kennis
Praktijkgericht onderzoek
Probleem afkomstig van opdrachtgever
Vaag/globale weergave van het probleem >> concretiseren
Huidige vs. Gewenste situatie
, Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek
Concretisering probleem: eerst vaag/globaal onderzoek, wordt steeds meer
gespecialiseerd tot een concrete onderzoeksvraag
Typen globale vraagstellingen
- Beschrijvende vraagstelling
- Verklarende vraagstellingen >> causaliteit
- Voorspellende vraagstellingen >> causaliteit
Typen kwantitatieve onderzoeksvragen
Frequentievragen
- Hoeveel…? Hoe vaak..?
Verschilvragen
- In welke mate is er een verschil tussen..?
- Groepen
- Voor-na
Samenhangvragen
- In hoeverre is er een relatie tussen … en …
Goede kwantitatieve onderzoeksvragen
- Sluit goed aan bij probleem- en doelstelling
- Onderzoekbaar (ethische vragen daarom niet erg handig)
- Antwoord omvat meer dan alleen ‘ja’ of ‘nee’
- Ethische vragen niet erg handig
Vermijden:
Waarom-vragen
Ethische vragen
Normatieve vragen
Onderzoekseenheden en kenmerken
Onderzoekseenheid = wie/wat je onderzoekt.
Onderzoekskenmerk (=eigenschapsbegrip) = welke eigenschap van de
onderzoekseenheid je in kaart brengt.