Week 1A
Legaliteitsbeginsel: er is een wettelijke grondslag vereist voor
overheidsoptreden, dit betekent dat de overheid niks kan en mag tenzij er een
wettelijke grondslag is. Het gaat hier om overheidsoptreden dat ingrijpt in de
vrijheden en/of eigendommen van burgers (negatief optreden)
Negatief: verplichtende, vrijheidsbenemende, belastende of bindende
voorschriften
Positief: presterend
Bij het uitoefenen van een bevoegdheid moet er een organisatie en middelen zijn
om deze bevoegdheid uit te kunnen oefenen. De organisatie kunnen
verschillende bestuursorganen zijn en de middelen kunnen zowel juridisch als
niet-juridisch zijn.
Als het bestuursorgaan zijn bevoegdheden uitoefent moeten zij rekening houden
met besluitvormingsnormen, zoals:
Rechtsbeginselen: legaliteit, rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en
evenredigheid;
o Intermediair tussen waarden en regels
o Open-ended en vaag
o ‘Why’
o Bij tegenstrijdige beginselen afweging en tussenweg
Wettelijke normen: verdragen, Europese verordeningen en richtlijnen,
de Grondwet, organieke en bijzondere wetten en lagere wetgeving;
o Gebod, verbod, verlof etc.
o Gesloten, scherp en minder vaag
o ‘What’
o Bij tegenstrijdige regels gaat de ene regel voor de andere regel
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb’s): zorgvuldige
voorbereiding, motivering, gelijkheid, vertrouwen en evenredigheid;
Behoorlijkheidsnormen: open en duidelijk, respectvol, betrokken en
oplossingsgericht en eerlijk en betrouwbaar.
De abbb’s en behoorlijkheidsnormen zijn specifiek beschreven als
gedragsnormen voor de overheid en gelden als toetsingsnorm voor de rechter.
Rechtsbeginselen en wettelijke normen gelden voor eenieder en elke
overheidsinstantie. Zowel rechtsbeginselen als wettelijke regels zijn juridisch
bindend. Rechtsbeginselen zijn algemener geformuleerd dan wettelijke regels. In
een daad kunnen meerdere rechtsbeginselen aan de orde zijn.
Er moet sprake zijn van een bevoegdheid voordat een bestuursorgaan toekomt
aan de besluitvormingsnormen. Als er geen bevoegdheid is, dan kan de overheid
niet acteren. Bevoegdheid is dus een fundamenteel vereiste. Het gaat om
exclusief aan het bestuursorgaan toebedeelde bevoegdheden. We kennen drie
vormen van bevoegdheidsverkrijging:
Attributie: toekenning van een nieuwe bevoegdheid
o Basis in de wet
Delegatie: overdracht van een toegekende bevoegdheid aan een ander
bestuursorgaan
Mandaat: opdracht van bestuursorgaan tot uitoefening van zijn
bevoegdheid aan een ander
,Attributie aan:
• Bestuursorgaan met politieke verantwoordingsplicht, zoals de Staat,
provincies en gemeenten. Zij kunnen ter verantwoording worden geroepen
door vertegenwoordigende organen, zoals de Tweede Kamer, provinciale
staten en gemeenteraad.
• Bestuursorgaan zonder politieke verantwoordingsplicht (zbo), zoals het
Commissariaat voor de Media, De Nederlandsche Bank, de Autoriteit
Financiële Markten en de Rijksdienst voor het Wegverkeer. In de Kaderwet
worden verschillende waarborgen geregeld, zo heeft de minister diverse
bevoegdheden om invloed uit te oefenen op hun werkwijze en de door hen
te nemen beslissingen.
• Ambtenaren (ambtenaar wordt dan een bestuursorgaan). Er zijn
verschillende redenen om een ambtenaar een bevoegdheid te geven:
vanwege het grote aantal te nemen besluiten, de voor het nemen van een
beschikking vereiste vaktechnische deskundigheid of vanwege de
praktische noodzaak om terstond op te kunnen treden.
Delegatie: een bestuursorgaan (delegans) draagt een hem toekomende
bevoegdheid over aan een andere (delegataris), die de bevoegdheid als eigen
bevoegdheid uitoefent
De delegataris krijgt voor die uitoefening een eigen juridische
verantwoordelijkheid en treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijk
bevoegde orgaan
Wettelijke bepaling ‘bij of krachtens’
o Als in het wettelijk voorschrift alleen ‘bij’ staat, dan betekent dit dat
delegatie niet is toegestaan
Mandaat: namens een bestuursorgaan (de mandaatgever) een bevoegdheid
uitoefenen (gemandateerde/mandataris)
Geen wettelijke grondslag vereist, maar let op de uitzonderingen van art.
10:3 Awb!
Aantekening WC
Is sprake van een rechtsgeldige bevoegdheidsuitoefening?
1) Is er een bevoegdheid?
2) Voor welk orgaan?
3) Hoe kan gehandeld worden?
,Week 1B
Er zijn maar drie ‘echte’ rechtsbeginselen: rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en
evenredigheidsbeginsel. Tussen het rechtsgelijkheids- en
rechtszekerheidsbeginsel zit ook het vertrouwensbeginsel. Het
transparantiebeginsel is een apart beginsel, maar heeft samenhang met
rechtsgelijkheid en rechtszekerheid.
Rechtsbeginselen gelden voor de hele linie van het recht, dus voor alle
rechtsgebieden en instanties. Achter de rechtsbeginselen schuilen waarden. Bij
tegenstrijdige beginselen moeten er afwegingen worden gemaakt en wordt er
gekeken naar de waarden.
Rechtsgelijkheid: uitdrukkelijk is bepaald dat op bepaalde gronden geen
onderscheid mag worden gemaakt. Het gaat dus om non-discriminatie: het niet
mogen discrimineren.
Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden. Ongelijke gevallen moet
ongelijk behandeld worden naar mate van verschil
Als er geen expliciete gronden zijn, dan is nadere invulling vereist aan de
hand van het formele gelijkheidsbeginsel
o In het kader van een en dezelfde bevoegdheid van een en hetzelfde
bestuursorgaan moeten gelijke gevallen gelijk worden behandeld
(en ongelijk naar de mate van het verschil)
o Verschillende gelijksoortige bestuursorganen met dezelfde
bevoegdheid mogen dus verschillend beleid voeren
Stappen voor het rechtsgelijkheidsbeginsel
Wordt onderscheid gemaakt? Gaat het om ongelijke of gelijke gevallen en
op welke punten?
Waarom wordt er onderscheid gemaakt? Onderscheid gemaakt voor
gerechtvaardigd doel? Is er een objectieve en redelijke grond voor het
onderscheid?
Juridisch relevant onderscheid? Rechtens (objectief) beschermd belang?
Onderscheid geschikt voor doelbereiking?
Onderscheid noodzakelijk voor doelbereiking?
o Subsidiariteit? Ander middel voor dezelfde doelbereiking?
o Proportionaliteit? Geen verdergaande belangenaantasting dan
nodig?
Relatie tot evenredigheidsbeginsel
Een beroep op het gelijkheidsbeginsel is in het algemeen niet kansrijk. De
wetgever mag veel en er is ruimte voor politieke keuzes. Er zijn steeds
veranderingen en altijd verschillen tussen oud-nieuw. Er bestaan altijd wel
verschillen tussen situaties.
Het gelijkheidsbeginsel heb je ook in het Unierecht. Er zijn verschillen tussen
lidstaten in handhaving, omdat de implementatie per lidstaat kan verschillen. Dat
, andere lidstaten het Unierecht anders toepassen, wil niet zeggen dat het
bestuursorgaan van de eigen lidstaat handelt in strijd met het
gelijkheidsbeginsel.
Bij het rechtszekerheidsbeginsel wordt er onderscheidgemaakt tussen het
formele en materiële rechtszekerheidsbeginsel:
Formele rechtszekerheidsbeginsel: kenbaarheid, bekendmaking,
duidelijkheid en begrijpelijkheid en toegankelijk en voorzienbaar
Materiële rechtszekerheidsbeginsel:
o Geen terugwerkende kracht, verbod: als je twee jaar geleden iets
strafbaars hebt gedaan, dan is dat nog steeds strafbaar
o Vertrouwensbeginsel: gerechtvaardigde verwachtingen moeten zo
enigszins mogelijk worden gehonoreerd
Het vertrouwensbeginsel is in het arrest ‘Amsterdamse dakopbouw’ verder
uitgewerkt. Aan de hand van de volgende stappen kan worden beoordeeld of de
gerechtvaardigde verwachtingen moet worden gehonoreerd:
1) Stap 1: kan de uitlating en/of gedraging worden gekwalificeerd als een
toezegging?
2) Stap 2: kan de toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan worden
toegerekend?
a. Bij twijfel als burger moet je extra navragen
b. Hoe weet je dat je degene die spreekt namens het bestuursorgaan
spreekt?
3) Stap 3: moet het gewekte vertrouwen worden nagekomen en, zo ja, wat is
de betekenis daarvan voor de uitoefening van de betreffende
bevoegdheid?
a. Alle informatie uit de casus verzamelen: welke specifieke informatie
heb je die wegen voor het algemeen belang en die wegen voor het
nakomen van vertrouwen? Daarna pas oordeel geven over wat
zwaarder weegt.
b. Belangenafweging: belang fidens, algemene belang en belang van
derden
Het vertrouwensbeginsel heb je ook in het Unierecht. Een nationaal orgaan kan
echter geen gerechtvaardigde verwachtingen wekken met betrekking tot een
bevoegdheid van een EU-instelling
Sommige publiekrechtelijke rechten zijn schaars. Er is sprake van schaarste als
de som van de aanvragen het aantal beschikbare rechten overtreft. Dit betekent
dat het aantal beschikbare publieke rechten is beperkt en dat voor wat betreft
het aantal te verlenen rechten een maximum/plafond bestaat. Deze schaarste
kan ontstaan door de fysieke omgeving, beleid of een combinatie van beide. Als
er sprake is van schaarste moet er mededingingsruimte worden geboden en
moeten belanghebbenden gelijke kansen hebben.
Het transparantiebeginsel heeft een relatie met zowel het
rechtszekerheidsbeginsel als het gelijkheidsbeginsel. Bij het
transparantiebeginsel spelen kenbaarheid en duidelijkheid (rechtszekerheid) en
gelijke kansen en een gelijk speelveld (gelijkheidsbeginsel) een belangrijke rol.
Het transparantiebeginsel is met name relevant bij schaarse vergunningen. Ook
heeft het transparantiebeginsel verwantschap met het aanbestedingsrecht.