BI H5
Homeostase = gelijk houden van intern milieu van organisme bij verandelijke
omgevingsfactoren:
- O2-gehalte door ademhaling
- CO2-gehalte door ademhaling
- H20-gehalte = osmotische waarde
- lichaamstemperatuur
- glucosegehalte in bloed
Inwendig milieu = bloed + weefselvloeistof
Regelkringen bestaan uit sensoren (zintuigen) die meten de waarden die geregeld moeten
worden.
Ook uit een conductor, wat signaal verstuurt uit sensor richting hersenen.
Uit verwerkingseenheid, verwerkt informatie uit sensor, vergelijkt het met de norm en stuurt
signalen naar effectoren.
Deze effectoren zijn organen die een verandering kunnen veroorzaken.
Signaalmoleculen = deze moleculen worden door bepaalde cellen afgegeven en binden aan
receptoren in het membraan van andere cellen: doelwitcellen.
Rece[tprem: eiwitten in een membraan waaraan een specifiek molecuul kan binden
Signaalmoleculen die de cellen van hormoonklieren afgeven = hormonen.
Endovriene klieren = hormoonklieren
Exocriene klieren = klieren met afvoerbuis (zweetlklieren etc)
Hypofyse = midden van je hoofd
Hypothalamus = regelt de secretie van hormonen door de hypofyse
Groeihormoon = regelt de groei en ontwikkeling
Oxytocine = stimuleert het ontstaan van weeën aan het einde van de zwangerschap
ADH = hoe meer ADH, hoe minder urine je hoeft uit te plassen en meer H2O terughalen in
intern milieu.
Schildklier = ligt in de hals en produceert schildklierhormoon = beïnvloed de stofwisseling,
vooral door verbranding van glucose te stimuleren.
Homeostase = gelijk houden van intern milieu van organisme bij verandelijke
omgevingsfactoren:
- O2-gehalte door ademhaling
- CO2-gehalte door ademhaling
- H20-gehalte = osmotische waarde
- lichaamstemperatuur
- glucosegehalte in bloed
Inwendig milieu = bloed + weefselvloeistof
Regelkringen bestaan uit sensoren (zintuigen) die meten de waarden die geregeld moeten
worden.
Ook uit een conductor, wat signaal verstuurt uit sensor richting hersenen.
Uit verwerkingseenheid, verwerkt informatie uit sensor, vergelijkt het met de norm en stuurt
signalen naar effectoren.
Deze effectoren zijn organen die een verandering kunnen veroorzaken.
Signaalmoleculen = deze moleculen worden door bepaalde cellen afgegeven en binden aan
receptoren in het membraan van andere cellen: doelwitcellen.
Rece[tprem: eiwitten in een membraan waaraan een specifiek molecuul kan binden
Signaalmoleculen die de cellen van hormoonklieren afgeven = hormonen.
Endovriene klieren = hormoonklieren
Exocriene klieren = klieren met afvoerbuis (zweetlklieren etc)
Hypofyse = midden van je hoofd
Hypothalamus = regelt de secretie van hormonen door de hypofyse
Groeihormoon = regelt de groei en ontwikkeling
Oxytocine = stimuleert het ontstaan van weeën aan het einde van de zwangerschap
ADH = hoe meer ADH, hoe minder urine je hoeft uit te plassen en meer H2O terughalen in
intern milieu.
Schildklier = ligt in de hals en produceert schildklierhormoon = beïnvloed de stofwisseling,
vooral door verbranding van glucose te stimuleren.