Samenvatting materieel
strafrecht
Samenvatting materieel strafrecht
1 Welke functies kent De Hullu/Van Kempen toe aan het rechtsgoed en de
daaraan gerelateerde indeling in titels van het Wetboek?
- De groeperingsfunctie: verschillende groepen van soorten delicten
zijn bij elkaar gebracht. De wetgever denkt echter niet erg strikt in
typen strafbare feiten of in een strak geordend geheel van bijzondere
delicten, maar vooral in specifieke problemen die strafrechtelijk moeten
worden aangepakt. Een concrete delictsomschrijving staat doorgaans
centraal.
o De waarde van de groepering:
Wetstechnisch belang: er kan worden gewerkt met
algemene bepalingen per titel.
- De interpretatiefunctie: plaatsing in een titel kan systematische
interpretatie bevorderen.
- De legitimeringsfunctie: alleen de bescherming van rechtsgoederen
kan het strafbaar stellen van gedragingen rechtvaardigen.
- De redactiefunctie: de wet dient impliciet of expliciet goed
identificeerbaar te zijn tot bescherming van welke rechtsgoederen een
strafbaarstelling strekt.
2.a Waarin schuilt het verschil tussen een krenkingsdelict en een gevaarzet-
tingsdelict?
Bij krenkingsdelicten ligt de nadruk op vergelding. Er wordt strafrechtelijk gereageerd op de
daadwerkelijke schending of krenking van een rechtsgoed.
Bij gevaarsdelicten wordt de bedreiging van een rechtsgoed, het gevaar voor een krenking,
strafbaar gesteld. Hierbij komt preventie meer op de voorgrond te staan. Meer op de
voorgrond in het hedendaagse strafrecht
2.b Welke soorten gevaarzettingsdelicten kunnen worden onderscheiden? Geef
van elke soort een voorbeeld.
- Abstract gevaarzettingsdelict: een gedraging wordt strafbaar
gesteld die in algemene, niet nader in de delictsomschrijving
gespecificeerde zin gevaar kan opleveren. Zoals art 131 Sr; opruiing +
art 205 en 285d Sr.
- Concreet gevaarzettingsdelict: in de delictsomschrijving wordt
vereist dat een daadwerkelijk gevaar is ontstaan (maar dat hoeft zich
dus niet te hebben verwezenlijkt, aangezien anders een krenkingsdelict
zou zijn ontstaan). Bijv. art 157 Sr; brandstichting.
- Concreet-abstract gevaarzettingsdelict: voor een
bewezenverklaring van de verboden gedraging is niet vereist dat deze
gevaar heeft veroorzaakt (in die zin dus abstract), maar wel moet
worden vastgesteld dat de gedraging in de concrete omstandigheden
van het geval gevaarlijk van aard was (in zoverre enigszins concreet).
Bijv. art 7.11 Wet milieubeheer.
,- Het oneigenlijke (abstracte) gevaarzettingsdelict: is in de
delictsomschrijving een krenking van iets dat geen intrinsiek onrecht
betreft centraal stelt, en waarvan de ratio ook niet gelegen is in de
bescherming van het rechtsgoed dat bij overtreding van de
strafbaarstelling in het geding is, maar in het voorkomen van
rechtsgoedschendingen die tamelijk ver van de strafbaar gestelde
gedraging afstaan. Bijv. art 134b Sr.
Extra samenvatting:
Of iets een krenkingsdelict of een gevaarzettingsdelict is, kan ook afhankelijk zijn van wat als
het door de strafbaarstelling beschermde rechtsgoed wordt aangemerkt en hoe men dat
rechtsgoed precies omschrijft.
Materieelrechtelijk belang van dit onderscheid is dat strafbaarstelling van
gevaarzettingsdelicten problematischer is: de grenzen van wat zinvol kan en mag worden
strafbaar gesteld, komen eerder in zicht. Deze feiten vergen dus extra aandacht van met name
de wetgever.
3.a Wat is het verschil tussen een formeel delict en een materieel delict?
Bij formele delicten is voor strafbaarheid een bepaalde gedraging voldoende, zoals bij
huisvredebreuk (138 Sr). Bij materiële delicten staat meer een bepaald gevolg centraal, zoals
bij mishandeling (300 Sr).
3.b Waarom is dit onderscheid niet zo scherp? Wat is de relevantie van het
onderscheid?
Niet scherp omdat elke strafrechtelijk relevante gedraging moet ‘storend ingrijpen in het
juridische balansevenwicht’. De HR vereist bij diefstal ‘materieel’ dat de dader zich een
zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de
feitelijke heerschappij heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan
gelden.
Is relevant, omdat voor de wetgever van belang is dat materiële delicten, indien het
krenkingsdelicten betreft, meer begrenzing aan het bereik van het strafrecht geven.
4.a Wat wordt verstaan onder formele wederrechtelijkheid?
Hierbij gaat het vooral om het vervullen van de delictsomschrijving= wederwettelijkheid.
4.b Bij de toetsing van een beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid
spelen de algemene regulerende beginselen van de strafuitsluitingsgronden vaak een rol. Geef
daarvan een voorbeeld?
- Subsidiariteit: gebruik van het minst ingrijpende middel.
4.c Wat is het principiële argument tegen aanvaarding van ontbreken van de
materiële wederrechtelijkheid als algemene exceptie?
Overmacht (vooral noodtoestand) vervult vaak dezelfde functie.
4.d Wat is de meer praktische reden waarom hieraan ook weinig behoefte bestaat?
Men heeft al een adequaat vangnet gecreëerd voor de uitzonderlijke gevallen waarin er
ondanks het voldoen aan een delictsomschrijving toch geen wederrechtelijkheid zou zijn.
4.e Volgens De Hullu/Van Kempen ‘gaat het bij de concretisering van (het
ontbreken van) de materiële wederrechtelijkheid misschien wel vooral om de
(interpretatie van de) delictsomschrijving en om bijzondere (on)geschreven
rechtvaardigingsgronden.’ Wat bedoelt hij daarmee?
Omdat dan nauwer bij de wet wordt aangesloten. De delictsomschrijving biedt vaak enig
houvast voor verwerking.
,Ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid lijkt geen aanwijsbare betekenis als algemene
exceptie te hebben. Ook noodtoestand kan uitkomst bieden. Kan eventueel wel een
processuele functie vervullen. De algemene exceptie heeft geen toegevoegde waarde.
Veearts arrest: aanvaarding van de algemene ongeschreven rechtvaardigingsgrond:
‘ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid’.
5.a Volgens Machielse dienen de wettelijke strafuitsluitingsgronden niet als
‘aanvulling’ of ‘verfijning’ van een delictsinhoud. Wat bedoelt hij daarmee?
Het gaat bij strafuitsluitingsgronden om de uitzondering, niet om de regel (de delictsinhoud).
5.b Hoe kan het beschermde rechtsgoed een rol spelen bij de uitleg van een
strafbepaling? En in het kader van strafuitsluitingsgronden?
5.c Waarom ziet Machielse wél toekomst in de ongeschreven
rechtvaardigingsgrond ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid?
In het ordeningsrecht is deze rechtvaardigingsgrond nog niet ten dode opgeschreven. Daar
spelen namelijk de uitsluitingsgronden minder de rol van de exceptie.
Week 1B
Samenloop: gelijktijdige strafrechtelijke afdoening van een cumulatieve tenlastelegging van
één of meerdere gebeurtenissen die tot meerdere vervullingen van één of meer
delictsomschrijvingen leiden.
Eendaadse samenloop
Voor eendaadse samenloop komt het er tegenwoordig op aan op de vraag ‘of de
bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde
tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één
verwijt wordt gemaakt’.
Logische specialis: wanneer de bijzondere strafbepaling dezelfde delictsbestanddelen kent als
de algemene en daarnaast nog een of meer andere.
De lex specialis staat in art 55 lid 2 Sr:
- Geprivilegieerde logische specialis: als op de specialis een lichtere
straf is gesteld.
o Door de volledige uitschakeling van de generalis brengt dit met
zich mee dat de rechter bij de hantering van 55 lid 2 Sr niet
uitsluitend van de tll gelegde feiten uit dient te gaan. De rechter
heeft de ruimte om te oordelen dat geen veroordeling kan volgen
ter zake van de tll generalis als uit het bewijsmaterieel blijkt dat
de specialis van toepassing is. Alle delictsonderdelen van de
specialis zijn in de tll te vinden behalve die welke een
strafverminderende functie hebben. Dat betekent dat het tll
gelegde bewezen kan worden verklaard, doch dat, gezien de wel
aanwezige, maar niet tll gelegde strafverminderende
, omstandigheden een minder zware strafbepaling voor toepassing
in aanmerking komt.
- Gekwalificeerde logische specialis: als op de specialis een
zwaardere straf is gesteld.
o Volgens de HR brengt het opportuniteitsbeginsel met zich mee
dat de OvJ zich kan beperken tot vervolging ter zake van de
lichtere specialis. Hier is dus van volledige uitschakeling van de
generalis geen sprake. De rechter mag de ter terechtzitting
gebleken strafverzwarende omstandigheid niet in de kwalificatie
verwerken omdat de keuzevrijheid die de OvJ op grond van het
opportuniteitsbeginsel toekomt daardoor zou worden doorkruist.
Onderscheid is van belang, omdat bij de gekwalificeerde specialis van een volledige
uitschakeling van de generalis geen sprake is.
Juridische/systematische specialis: tussen twee ‘concurrerende’ strafbepalingen is niet een
(zuivere) verhouding van logische specialiteit, maar de onderlinge relatie is toch zodanig dat,
op grond van het wettelijk stelsel of de bedoeling van de wetgeving, geconcludeerd moet
worden dat slechts één van die strafbepalingen in aanmerking komt.
HR over de juridische/systematische specialis= een specialiteitsverhouding die niet op
grond van een letterlijke vergelijking van de delictsomschrijving moet worden aangenomen,
maar op basis van het wettelijke stelsel en de bedoeling van de wetgever. Hier van is maar
zelden sprake “er in de wetsgeschiedenis geen aanknopingspunten zijn te vinden voor de
opvatting dat de beoogde specialis moet worden beschouwd als een bijzondere strafbepaling.
Wat zegt de rechtbank over ‘één feit’?
Meer duidelijkheid over in het Oude Kijk in ’t Jatstraat-arrest:
Aspectenleer: één materiële handeling strafrechtelijk gezien toch zulke verschillende
aspecten kan hebben dat geen eendaadse samenloop meer wordt aangenomen omdat meerdere
verschillende juridisch relevante handelingen worden gezien.
Derogatieregelingen: een bepaalde wettelijke regeling voor een andere. Wordt regelmatig
expliciet verwerkt in de tekst van een delictsomschrijving in bijzondere en vooral in lagere
wetgeving i.v.m. de afbakening van bevoegdheden van verschillende wetgevers.
Meerdaadse samenloop
Is sprake van in verschillende gevallen:
- Bij gelijktijdige vervolging ter zake van verschillende los van elkaar
staande strafbare gebeurtenissen.
- Bij de Oude Kijk in ‘jatstraat-arrest: de gevallen waarin één gedraging
of één complex van gedragingen verschillende strafbare aspecten in
zich bergt.
Art 57 Sr is van belang. Bij de strafoplegging mag in geval van een geldboete onbeperkt
gecumuleerd worden. Bij een gevangenisstraf en hechtenis geldt echter dat het maximum niet
hoger mag zijn dan een derde boven het op het zwaarste misdrijf gestelde maximum.
strafrecht
Samenvatting materieel strafrecht
1 Welke functies kent De Hullu/Van Kempen toe aan het rechtsgoed en de
daaraan gerelateerde indeling in titels van het Wetboek?
- De groeperingsfunctie: verschillende groepen van soorten delicten
zijn bij elkaar gebracht. De wetgever denkt echter niet erg strikt in
typen strafbare feiten of in een strak geordend geheel van bijzondere
delicten, maar vooral in specifieke problemen die strafrechtelijk moeten
worden aangepakt. Een concrete delictsomschrijving staat doorgaans
centraal.
o De waarde van de groepering:
Wetstechnisch belang: er kan worden gewerkt met
algemene bepalingen per titel.
- De interpretatiefunctie: plaatsing in een titel kan systematische
interpretatie bevorderen.
- De legitimeringsfunctie: alleen de bescherming van rechtsgoederen
kan het strafbaar stellen van gedragingen rechtvaardigen.
- De redactiefunctie: de wet dient impliciet of expliciet goed
identificeerbaar te zijn tot bescherming van welke rechtsgoederen een
strafbaarstelling strekt.
2.a Waarin schuilt het verschil tussen een krenkingsdelict en een gevaarzet-
tingsdelict?
Bij krenkingsdelicten ligt de nadruk op vergelding. Er wordt strafrechtelijk gereageerd op de
daadwerkelijke schending of krenking van een rechtsgoed.
Bij gevaarsdelicten wordt de bedreiging van een rechtsgoed, het gevaar voor een krenking,
strafbaar gesteld. Hierbij komt preventie meer op de voorgrond te staan. Meer op de
voorgrond in het hedendaagse strafrecht
2.b Welke soorten gevaarzettingsdelicten kunnen worden onderscheiden? Geef
van elke soort een voorbeeld.
- Abstract gevaarzettingsdelict: een gedraging wordt strafbaar
gesteld die in algemene, niet nader in de delictsomschrijving
gespecificeerde zin gevaar kan opleveren. Zoals art 131 Sr; opruiing +
art 205 en 285d Sr.
- Concreet gevaarzettingsdelict: in de delictsomschrijving wordt
vereist dat een daadwerkelijk gevaar is ontstaan (maar dat hoeft zich
dus niet te hebben verwezenlijkt, aangezien anders een krenkingsdelict
zou zijn ontstaan). Bijv. art 157 Sr; brandstichting.
- Concreet-abstract gevaarzettingsdelict: voor een
bewezenverklaring van de verboden gedraging is niet vereist dat deze
gevaar heeft veroorzaakt (in die zin dus abstract), maar wel moet
worden vastgesteld dat de gedraging in de concrete omstandigheden
van het geval gevaarlijk van aard was (in zoverre enigszins concreet).
Bijv. art 7.11 Wet milieubeheer.
,- Het oneigenlijke (abstracte) gevaarzettingsdelict: is in de
delictsomschrijving een krenking van iets dat geen intrinsiek onrecht
betreft centraal stelt, en waarvan de ratio ook niet gelegen is in de
bescherming van het rechtsgoed dat bij overtreding van de
strafbaarstelling in het geding is, maar in het voorkomen van
rechtsgoedschendingen die tamelijk ver van de strafbaar gestelde
gedraging afstaan. Bijv. art 134b Sr.
Extra samenvatting:
Of iets een krenkingsdelict of een gevaarzettingsdelict is, kan ook afhankelijk zijn van wat als
het door de strafbaarstelling beschermde rechtsgoed wordt aangemerkt en hoe men dat
rechtsgoed precies omschrijft.
Materieelrechtelijk belang van dit onderscheid is dat strafbaarstelling van
gevaarzettingsdelicten problematischer is: de grenzen van wat zinvol kan en mag worden
strafbaar gesteld, komen eerder in zicht. Deze feiten vergen dus extra aandacht van met name
de wetgever.
3.a Wat is het verschil tussen een formeel delict en een materieel delict?
Bij formele delicten is voor strafbaarheid een bepaalde gedraging voldoende, zoals bij
huisvredebreuk (138 Sr). Bij materiële delicten staat meer een bepaald gevolg centraal, zoals
bij mishandeling (300 Sr).
3.b Waarom is dit onderscheid niet zo scherp? Wat is de relevantie van het
onderscheid?
Niet scherp omdat elke strafrechtelijk relevante gedraging moet ‘storend ingrijpen in het
juridische balansevenwicht’. De HR vereist bij diefstal ‘materieel’ dat de dader zich een
zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de
feitelijke heerschappij heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan
gelden.
Is relevant, omdat voor de wetgever van belang is dat materiële delicten, indien het
krenkingsdelicten betreft, meer begrenzing aan het bereik van het strafrecht geven.
4.a Wat wordt verstaan onder formele wederrechtelijkheid?
Hierbij gaat het vooral om het vervullen van de delictsomschrijving= wederwettelijkheid.
4.b Bij de toetsing van een beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid
spelen de algemene regulerende beginselen van de strafuitsluitingsgronden vaak een rol. Geef
daarvan een voorbeeld?
- Subsidiariteit: gebruik van het minst ingrijpende middel.
4.c Wat is het principiële argument tegen aanvaarding van ontbreken van de
materiële wederrechtelijkheid als algemene exceptie?
Overmacht (vooral noodtoestand) vervult vaak dezelfde functie.
4.d Wat is de meer praktische reden waarom hieraan ook weinig behoefte bestaat?
Men heeft al een adequaat vangnet gecreëerd voor de uitzonderlijke gevallen waarin er
ondanks het voldoen aan een delictsomschrijving toch geen wederrechtelijkheid zou zijn.
4.e Volgens De Hullu/Van Kempen ‘gaat het bij de concretisering van (het
ontbreken van) de materiële wederrechtelijkheid misschien wel vooral om de
(interpretatie van de) delictsomschrijving en om bijzondere (on)geschreven
rechtvaardigingsgronden.’ Wat bedoelt hij daarmee?
Omdat dan nauwer bij de wet wordt aangesloten. De delictsomschrijving biedt vaak enig
houvast voor verwerking.
,Ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid lijkt geen aanwijsbare betekenis als algemene
exceptie te hebben. Ook noodtoestand kan uitkomst bieden. Kan eventueel wel een
processuele functie vervullen. De algemene exceptie heeft geen toegevoegde waarde.
Veearts arrest: aanvaarding van de algemene ongeschreven rechtvaardigingsgrond:
‘ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid’.
5.a Volgens Machielse dienen de wettelijke strafuitsluitingsgronden niet als
‘aanvulling’ of ‘verfijning’ van een delictsinhoud. Wat bedoelt hij daarmee?
Het gaat bij strafuitsluitingsgronden om de uitzondering, niet om de regel (de delictsinhoud).
5.b Hoe kan het beschermde rechtsgoed een rol spelen bij de uitleg van een
strafbepaling? En in het kader van strafuitsluitingsgronden?
5.c Waarom ziet Machielse wél toekomst in de ongeschreven
rechtvaardigingsgrond ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid?
In het ordeningsrecht is deze rechtvaardigingsgrond nog niet ten dode opgeschreven. Daar
spelen namelijk de uitsluitingsgronden minder de rol van de exceptie.
Week 1B
Samenloop: gelijktijdige strafrechtelijke afdoening van een cumulatieve tenlastelegging van
één of meerdere gebeurtenissen die tot meerdere vervullingen van één of meer
delictsomschrijvingen leiden.
Eendaadse samenloop
Voor eendaadse samenloop komt het er tegenwoordig op aan op de vraag ‘of de
bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde
tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één
verwijt wordt gemaakt’.
Logische specialis: wanneer de bijzondere strafbepaling dezelfde delictsbestanddelen kent als
de algemene en daarnaast nog een of meer andere.
De lex specialis staat in art 55 lid 2 Sr:
- Geprivilegieerde logische specialis: als op de specialis een lichtere
straf is gesteld.
o Door de volledige uitschakeling van de generalis brengt dit met
zich mee dat de rechter bij de hantering van 55 lid 2 Sr niet
uitsluitend van de tll gelegde feiten uit dient te gaan. De rechter
heeft de ruimte om te oordelen dat geen veroordeling kan volgen
ter zake van de tll generalis als uit het bewijsmaterieel blijkt dat
de specialis van toepassing is. Alle delictsonderdelen van de
specialis zijn in de tll te vinden behalve die welke een
strafverminderende functie hebben. Dat betekent dat het tll
gelegde bewezen kan worden verklaard, doch dat, gezien de wel
aanwezige, maar niet tll gelegde strafverminderende
, omstandigheden een minder zware strafbepaling voor toepassing
in aanmerking komt.
- Gekwalificeerde logische specialis: als op de specialis een
zwaardere straf is gesteld.
o Volgens de HR brengt het opportuniteitsbeginsel met zich mee
dat de OvJ zich kan beperken tot vervolging ter zake van de
lichtere specialis. Hier is dus van volledige uitschakeling van de
generalis geen sprake. De rechter mag de ter terechtzitting
gebleken strafverzwarende omstandigheid niet in de kwalificatie
verwerken omdat de keuzevrijheid die de OvJ op grond van het
opportuniteitsbeginsel toekomt daardoor zou worden doorkruist.
Onderscheid is van belang, omdat bij de gekwalificeerde specialis van een volledige
uitschakeling van de generalis geen sprake is.
Juridische/systematische specialis: tussen twee ‘concurrerende’ strafbepalingen is niet een
(zuivere) verhouding van logische specialiteit, maar de onderlinge relatie is toch zodanig dat,
op grond van het wettelijk stelsel of de bedoeling van de wetgeving, geconcludeerd moet
worden dat slechts één van die strafbepalingen in aanmerking komt.
HR over de juridische/systematische specialis= een specialiteitsverhouding die niet op
grond van een letterlijke vergelijking van de delictsomschrijving moet worden aangenomen,
maar op basis van het wettelijke stelsel en de bedoeling van de wetgever. Hier van is maar
zelden sprake “er in de wetsgeschiedenis geen aanknopingspunten zijn te vinden voor de
opvatting dat de beoogde specialis moet worden beschouwd als een bijzondere strafbepaling.
Wat zegt de rechtbank over ‘één feit’?
Meer duidelijkheid over in het Oude Kijk in ’t Jatstraat-arrest:
Aspectenleer: één materiële handeling strafrechtelijk gezien toch zulke verschillende
aspecten kan hebben dat geen eendaadse samenloop meer wordt aangenomen omdat meerdere
verschillende juridisch relevante handelingen worden gezien.
Derogatieregelingen: een bepaalde wettelijke regeling voor een andere. Wordt regelmatig
expliciet verwerkt in de tekst van een delictsomschrijving in bijzondere en vooral in lagere
wetgeving i.v.m. de afbakening van bevoegdheden van verschillende wetgevers.
Meerdaadse samenloop
Is sprake van in verschillende gevallen:
- Bij gelijktijdige vervolging ter zake van verschillende los van elkaar
staande strafbare gebeurtenissen.
- Bij de Oude Kijk in ‘jatstraat-arrest: de gevallen waarin één gedraging
of één complex van gedragingen verschillende strafbare aspecten in
zich bergt.
Art 57 Sr is van belang. Bij de strafoplegging mag in geval van een geldboete onbeperkt
gecumuleerd worden. Bij een gevangenisstraf en hechtenis geldt echter dat het maximum niet
hoger mag zijn dan een derde boven het op het zwaarste misdrijf gestelde maximum.