Voorbereidend college
• Kronenberg, M.J. & De Wilde, B. (2018). Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht.
Hoofdstuk 4, Strafuitsluitingsgronden.
• Kronenberg, M.J. & De Wilde, B. (2018). Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht.
Hoofdstuk 11, Het rechterlijk beslissingsschema.
Hoorcollege 1
• Meynen, G. & Ralston, A. (2011). Zeven visies op een psychiatrische stoornis.
Hoorcollege 2
• Goethals, K., Meynen, G. & Popma A. (2019). Leerboek forensische psychiatrie. Hoofdstuk 1,
Tbs: niet langer behandelen dan noodzakelijk, niet korter dan nodig.
• Goethals, K., Meynen, G. & Popma A. (2019). Leerboek forensische psychiatrie. Hoofdstuk 12,
Juridische kaders in Nederland.
• Nauta et al., ‘Is het stoornisvereiste onmisbaar voor tbs? Een analyse vanuit
nationaalrechtelijk en mensenrechtelijk perspectief’.
• De Vries et al. (2023), ‘Het vereiste gevaar voor tbs: analyse en beschouwing’.
Hoorcollege 3
• Goethals, K., Meynen, G. & Popma A. (2019). Leerboek forensische psychiatrie. Hoofdstuk 15,
Relevante psychische stoornissen in de strafrechtpleging.
Hoorcollege 4
• Den Boer & Prinsen (2021), De conclusie en het advies.
Hoorcollege 5
• Goethals, K., Meynen, G. & Popma A. (2019). Leerboek forensische psychiatrie. Hoofdstuk 29,
Risicotaxatie in de forensische psychiatrie: fundamenten en praktijk
• Koenraadt, F. & Muller. E. (2020) Het psychologisch onderzoek en de daarop gebaseerde
rapportage pro Justitia.
Hoorcollege 6
• Goethals, K., Meynen, G. & Popma A. (2019). Leerboek forensische psychiatrie. Hoofdstuk 8,
Pedofilie, pedoseksualiteit en andere parafilieën.
• Smid, W. J. (2019). Een motivationeel model van seksueel delictgedrag en deviantie.
• Smid, W.J. (2019). Hoofdstuk 7: Risicotaxatie.
Hoorcollege 7
• Goethals, K., Meynen, G. & Popma A. (2019). Leerboek forensische psychiatrie. Hoofdstuk 26,
Psychiatrische stoornissen en detentie
,Hoorcollege 8
• Goethals, K., Meynen, G. & Popma A. (2019). Leerboek forensische psychiatrie. Hoofdstuk 24,
Slachtoffers van misdrijven.
• Dalhuisen, L., Knoppers, Rijnhout, R. & Meynen, G. (2024). Victim involvement in forensic
psychiatric treatment: opportunities and challenges from a restorative justice perspective.
• Dalhuisen, L., Bosma, A., & Knoppers, M. (2024). Perspectief op herstel in een forensische
context: Een praktijkonderzoek naar slachtoffer-dadercontact.
Hoorcollege 9
• Goethals, K., Meynen, G. & Popma A. (2019). Leerboek forensische psychiatrie. Hoofdstuk 5,
Agressie in forensisch psychiatrische instellingen.
• Fritzon, K., Miller, S., Bargh, D., Hollows, K., Osborne, A & Howlett, A. (2021) Understanding
the Relationships between Trauma and Criminogenic Risk Using the Risk-Need-Responsivity
Model.
Hoorcollege 10
• Mulbregt, J. (2024). De open mind in strafzaken.
• Mulbregt, J. (2022). Hoe gaat het met de weigerende observandus?
+ HR, 23-09-2014, nr. 12/05706, over tbs bij vermogensdelicten
, Samenvatting Inleiding Forensische Psychiatrie en Psychologie 2025/2026
Kronenberg, M.J. & De Wilde, B. (2018). Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht. Hoofdstuk
4, Strafuitsluitingsgronden.
Inleiding
Gedrag dat voldoet aan een delictsomschrijving is doorgaans wederrechtelijk en verwijtbaar.
Alleen in uitzonderingsgevallen bestaan er rechtsgeldige redenen om aan te nemen dat bij het
vervullen van een delictsomschrijving de wederrechtelijkheid of de verwijtbaarheid ontbreekt.
• Dergelijke redenen noemen we strafuitsluitingsgronden.
In processueel perspectief: na het onderzoek ter terechtzitting buigt de rechter zich over de vier
vragen van artikel 350 Sv.
1. Is het tenlastegelegde feit bewezen?
2. Is het bewezenverklaarde strafbaar?
3. Is de verdachte strafbaar (is het handelen wederrechtelijk)?
4. Valt het feit de verdachte te verwijten?
In het hierboven gestelde wordt uitgegaan van ‘normale’ delicten, waarbij geen culpa of
wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving staat. Niet-normale delicten, dus delicten waarbij de
culpa of wederrechtelijkheid wel een onderdeel van de delictsomschrijving is, noemen wen ook wel
atypische delicten. Bij deze delicten wordt door het vervullen van de delictsomschrijving al
wederrechtelijk en soms ook verwijtbaar gehandeld. Dat heeft in de processuele sfeer gevolgen.
Er bestaan twee soorten strafuitsluitingsgronden:
1. Rechtvaardigingsgronden: nemen de wederrechtelijkheid weg. De gedraging is niet in strijd
met het recht geweest → de gedraging van de verdachte is gerechtvaardigd.
2. Schulduitsluitingsgronden: nemen de verwijtbaarheid weg. Zij excuseren de dader, niet de
daad (er wordt enkel naar de strafbaarheid van de dader gekeken).
Er zijn 10 algemene strafuitsluitingsgronden te onderscheiden, waarvan vijf rechtvaardigingsgronden
en vijf schulduitsluitingsgronden.
Rechtvaardigheidsgronden Schulduitsluitingsgronden
Noodweer Noodweerexces
Overmacht als noodtoestand (Psychische) overmacht
Bevoegd ambtelijk bevel Onbevoegd ambtelijk bevel
Wettelijk voorschrift Ontoerekeningsvatbaarheid
Ontbreken van materiële wederrechtelijkheid Afwezigheid van alle schuld
Wettelijke strafuitsluitingsgronden
Noodweer
Noodweer is het recht van mensen om zich te verdedigen tegen een aanval. Voor een geslaagd
beroep op de rechtvaardigingsgrond noodweer moet er voldaan zijn aan de volgende voorwaarden:
1. Ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding: Verdediging is alleen toegelaten tegen een
aanranding die aan de gang is op het moment dat de verdediging wordt ingezet. Het is niet
toegestaan zich te verdedigen tegen een aanval die wel dreigt, maar nog niet daadwerkelijk
begonnen is: de enkele vrees voor een aanranding is onvoldoende om een verdediging te
, rechtvaardigen. Aan de andere kant is de eis van ogenblikkelijkheid niet zo strikt dat het
potentiële slachtoffer moet wachten tot de aanranding daadwerkelijk plaatsvindt.
Wil de verdediging tegen een aanranding gerechtvaardigd zijn, dan moet de aanranding niet
alleen ogenblikkelijk zijn, maar ook wederrechtelijk. Tegen rechtmatige aanrandingen is geen
verdediging toegelaten.
2. Lijf, eerbaarheid of goed: Verdediging is alleen toegestaan als lijf, eerbaarheid of goed in het
geding zijn. Met eerbaarheid (in artikel 41 lid 2 Sr) wordt seksuele eerbaarheid genoemd en
dus geen aantasting van de eer of goede naam. Het noodweerrecht komt ook toe aan degene
die opkomt voor de belangen van een ander voor lijf, eerbaarheid of goed.
3. Geboden en noodzakelijke verdediging: Bij verdediging moeten de eisen van subsidiariteit en
proportionaliteit in acht worden genomen.
o Subsidiariteit: indien het mogelijk is zich aan de aanval te onttrekken in plaats van
zich fysiek te verdedigen, moet dit in beginsel worden gedaan (= verdediging moet
noodzakelijk zijn).
o Proportionaliteit: De verdedigingshandeling moet proportioneel zijn ten opzichte van
de aanvalshandeling.
Noodweerexces
Een overschrijding van de proportionele verdediging onder invloed van de door de aanval
veroorzaakte emoties is vergeeflijk, en dit wordt tot uitdrukking gebracht met het noodweerexces.
Noodweerexces wordt ingedeeld bij de schulduitsluitingsgronden.
• Disproportionele verdediging is weliswaar altijd wederrechtelijk, maar, indien voldaan is aan
de verdere vereisten van artikel 41 lid 2 Sr, niet verwijtbaar.
Het is belangrijk om zich te realiseren dat een beroep op noodweerexces alleen mogelijk is als een
beroep op noodweer niet mogelijk is wegens schending van het proportionaliteitsvereiste → voor
een geslaagd beroep op noodweerexces moet zich dus een noodweersituatie voordoen.
Noodweerexces verontschuldigt diegene die zich in een nood- weersituatie disproportioneel
verdedigt.
• Intensief noodweerexces: de disproportionaliteit vindt zijn oorsprong in de intensiteit van de
verdediging.
• Extensief noodweerexces: de disproportionaliteit vindt zijn oorsprong in de duur van de
verdediging.
Uit de formulering van het noodweerexcesartikel blijkt dat de hevige gemoedsbeweging het
onmiddellijke gevolg moet zijn geweest van de aanranding. Er moet een oorzakelijk verband bestaan
tussen de aanval en de hevige gemoedsbeweging. De overschrijding van de grenzen van de
noodzakelijke verdediging moet op haar beurt veroorzaakt zijn door deze hevige gemoedsbeweging.
Er is hier dus sprake van een dubbele causaliteit: de aanval moet de oorzaak zijn van de hevige
gemoedsbeweging en die moet weer de oorzaak zijn van de disproportionele verdediging.
In de meeste gevallen waarin met succes een beroep op noodweerexces kan worden gedaan, wordt
de verdedigingshandeling verricht terwijl de aanranding nog bezig is. Noodweerexces kan soms
echter ook worden aangenomen wanneer iemand reageert op een aanranding, terwijl die al is
afgelopen (bijv. iemand slaan nadat diegene jou eenmalig tegen de knie heeft geschopt). Dit is tardief
noodweerexces.
• Op grond van tardief noodweerexces kunnen ook verdedigingshandelingen die geheel na de
tijd waarin het recht tot verdediging bestond verricht zijn, nog verontschuldigbaar zijn. De
, Hoge Raad stelt hierbij dat bij tardief noodweerexces niet ten tijde van de verdediging, maar
ten tijde van de aanval een noodweersituatie moet hebben bestaan. In dat geval is de aanval
per definitie gaande. Daarnaast moet wel afzonderlijk worden beoordeeld of verdediging op
dat moment wel noodzakelijk was. De eis van dubbele causaliteit geldt overigens ook bij
tardief noodweerexces.
Psychische overmacht
Psychische overmacht valt te omschrijven als een van buiten komende drang waaraan men
redelijkerwijs geen weerstand kan of behoeft te bieden. De persoon in kwestie is dan 'gedrongen' tot
een strafbaar handelen.
• Het recht eist dat de psychische druk van zodanige aard en van zodanig gewicht is dat
hierdoor de wilsvrijheid wordt aangetast en waardoor weigeren onmogelijk is.
Bij een beroep op psychische overmacht wordt gekeken naar de verhouding tussen de uitgeoefende
druk en het gepleegde delict.
• Psychische druk die een inwendige oorzaak heeft, kan nooit aanleiding geven tot
straffeloosheid op basis van psychische overmacht. Psychische overmacht vindt zijn
oorsprong in omstandigheden van buitenaf.
Overmacht als noodtoestand
Bij overmacht als noodtoestand doet zich een situatie voor waarin een keuze moet worden gemaakt
tussen twee conflicterende plichten: enerzijds de plicht om de strafwet na te leven en anderzijds een
zwaarwegende maatschappelijke plicht (belangenafweging). Het kan zo zijn dat de maatschappelijke
plicht zwaarder moet wegen dan de plicht zich te houden aan de strafwet. Als dat het geval is, dan is
het juridisch juist om de strafwet te overtreden. Om die reden is overmacht als noodtoestand naar
zijn aard een rechtvaardigingsgrond en niet een schulduitsluitingsgrond.
• Het conflict van plichten moet acuut zijn: de zaken moeten zodanig liggen dat het maken van
een keuze tussen de plichten geen uitstel kan lijden (noodsituatie).
• Er moet voldaan worden aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
Bevoegd en onbevoegd gegeven ambtelijk bevel
De rechtvaardigingsgrond bevoegd gegeven ambtelijk bevel heft de strafbaarheid op van
wetsovertredingen die zijn begaan naar aanleiding van een bevel gegeven door of namens de
overheid. Er moet hiervoor een bepaalde zeggenschapsrelatie bestaan tussen degene die het bevel
geeft en degene die het bevel opvolgt.
• De afweging tussen het te dienen belang en het door het bevel geschonden belang ligt in
beginsel in de handen van hem die beveelt. Maar, het opvolgen van een dwaas of
onmenselijk bevel kan nooit rechtvaardigend werken.
Bij de schulduitsluitingsgrond onbevoegd gegeven ambtelijk bevel kan men denken aan een bevel
dat wordt gegeven door iemand die weliswaar ten aanzien van de bevolene hoger in rang is, maar dat
deze meerdere een bevel geeft dat niet ligt binnen de kring van zijn bevelsbevoegdheid. Degene die
het bevel geeft, heeft dan als het ware niet het recht om een dergelijk bevel te geven. Als het voor de
bevolene praktisch gezien niet mogelijk is om de precieze contouren van de bevelsbevoegdheid te
kennen en het bevel voortvarend opgevolgd moet worden, dan geeft schulduitsluitingsgrond
onbevoegd gegeven ambtelijk bevel hem een mogelijkheid om te ontsnappen aan strafbaarheid.