Financiële management endterm HC stof
Week 1 - HC 1
Financieel management
● “Planning en beheersing van financiële taken en transacties”
● Niet: beleid (“wat doen we, en waarom?”)
● Maar: beheer (“hoe?”)
● Daar hoort wel een waarom-vraag bij!
Karakter vd Publieke sector:
● Gaat om het doel
● Niet winstgericht (non-profit)
● Diverse producten
● Divers georganiseerd
● Bekostiging is niet marktgeoriënteerd
● Aanzienlijk deel vd economie (de helft)
3 onderdelen
1. Publiek georiënteerde organisaties (klassieke overheid)
2. Cliëntgerichte organisaties (= middenveld, onderwijs, zorg etc.)
3. Private organisaties (= gericht op leden, kerken, vakbonden, goede doelen)
Afbakening
● Publieke sector: overheid (1) + middenveld (2)
● Non-profit: publieke sector + ledenorganisaties (1 + 2 + 3)
● Wij richten ons op publieke sector
● Dus: ledenorganisaties buiten beschouwing gelaten
Overheid = Rijk, provincie, gemeente, waterschappen, agentschappen, B&L dienst,
zelfstandige bestuursorganen, EU, gemeenschappelijke regelingen
Mark vs publieke sector
- Markt = beslissen, betalen en genieten in 1 hand
- PS = relatie doorsneden → gevolg: totaal andere manier van besluiten, uitvoeren en
verantwoorden
- Markt in theorie efficiënt, maar
1. Marktfalen (monopolie, externe effecten, asymmetrische info, collectieve
goederen, reden voor overheidsingrijpen)
● Marktmacht
● Collectieve goederen
● Externe effecten
● Asymmetrische informatie
2. Macro-economie (kan misgaan, econ. crisis)
3. Verdeling/rechtvaardigheid (toegang tot voorzieningen armen)
1
, 4. Paternalisme (verslavingen duurder maken)
Hoe wordt er ingegrepen door de publieke sector
- Regelgeving
- Zelf produceren (defensie door overheid)
- Uitbesteden ( private org. laten doen)
- Financiële prikkels (belasting heffen/subsidies)
- Overdrachten (geld van PS naar uitkeringen)
- Overleg
- Overreding (mensen iets aanleren en iets anders laten doen)
Maar gaat niet altijd goed door budget imperfecties, ofwel non-market failures,
principaal-agent probleem en common-pool problem.
Non-market failures
● Output is moeilijk meetbaar en slecht gedefinieerd (bv. ziekenhuizen)
● Kwaliteit van output is moeilijk vast te leggen
● Geen concurrentie (dus geen lagere kosten als gevolg)
● Geen criteria vh stopzetten van beleid (‘bloempjes van Catharina')
● Geen waardering voor formuleren probleem/uitvoeren en verantwoording/ ontwerpen
oplossing
● Politieke conjunctuur
En het wordt nog erger
● Principaal-agent probleem
● Common pool-probleem
Principaal-agent probleem
● Verschil in doelen tussen kiezer (principaal, baas) en politicus (agent).
● Probleem: politici willen rents (“politieke rente”)
● Speelt ook in relatie politici - ambtenaren
● Oplossing:
- Contracten: lastig want onzeker en complex. Op z'n best incomplete
contracten ( ieder contract is een incompleet contract)
- Gevaar = residual power (beslisbevoegdheden die overheidsautoriteiten
overhouden na het delegeren van bevoegdheden via het overheidscontract)
- Alternatief/oplossing : begrotinginstituties
❖ Verzameling formele en informele regels en beginselen die het
begrotingsproces regelen (bv: comptabele regels, normering = grenzen
die ad begroting worden opgelegd, controle, toezicht)
❖ Instituties die verantwoording verbeteren en concurrentie tussen
politieke agenten vergroot (bv. doorrekening van de politieke
programma’s door het CPB (Keuzes in Kaart))
2
,Common-pool probleem
● Geld afkomstig van algemene middelen (grotere groep, belastingbetalers) wordt
besteed aan afzonderlijke groepen (kleine groep, werklozen etc.).
● Netto baten voor deze groep groot, netto kosten gering → gevolg = te hoge uitgaven
● Oplossingen:
- Begrotingsproces centraliseren
❖ Eenpartijregering: delegatie aan fiscal entrepreneur
❖ Coalitieregering: onderhandeling → akkoord (contract
Richtlijnen voor begrotingsintituties
● Geen verborgen uitgaven/fondsen
● Beperk openeinderegelingen
● Beperk regelgeving die automatisch tot uitgaven leidt
● Beperk contingent liabilities zoals garanties (expliciet en impliciet)
● Alle posten in vergelijkbare maatstaf
● Raam niet (te) optimistisch
● Niet creatief boekhouden
● Uitgaven gebruiken voor hun officiële doel
● Transparantie in procedures
● Begrotingsnormen
● Onafhankelijke informatie (NL: o.a. CPB, SCP, PBL, CBS, AR)
● Centraliseer begrotingsproces
● Maak de spelregels duidelijk
● Eenpartijregering: benoem een ‘financieel zwaargewicht’
● Coalitieregering: onderhandelingen → contract (bijv. Regeerakkoord)
● Druk van buiten: IMF, EU, centrale overheid → decentrale overheden
Fasen
● Planning (besluitvorming, vaststellen van doeleinden en hoe deze gerealiseerd moeten
worden)
● Beheersing (van financiële taken en transacties, management, uitvoering)
● Verslaggeving (informatieverschaffing, wat is er gebeurd)
● Controle en verantwoording
New Public Management
● Uiteenlopende meningen over methoden en technieken uit de marktsector (npm zegt
het moet)
● Gevolgen:
- Focus efficiency
- Planning- en budgetteringtechnieken
- Sturen op prestaties
- Meer concurrentie
- Managementstijlen uit de private sector
- Contracten
3
, - Privatisering
- Terminologie
● Nieuwe problemen
- Meer autonomie dus minder democratische controle
- Fragmentatie van beleid en uitvoering → gevolg: o.a crises en schandalen en
minder goed presteren.
- Steeds complexere informatie
- Managementcultus
Week 1 - HC 2
Begrotingsfondsen
● Principe: afzonderlijk beheer van uitgaven en/of ontvangsten
● ‘Begroting binnen de begroting’
Begrotingsfondsen - uitgaven:
● Uitgaven gereserveerd voor een specifiek doel, bijvoorbeeld:
- Uitkeringen aan gemeenten
- Investeringen van het Rijk
● Gevolg: geen relatie meer met overige uitgaven (omdat ze zijn afgezonderd van
andere uitgaven)
Begrotingsfondsen - ontvangsten:
● Meestal: ontvangsten uit een specifieke bron/fonds (oormerken ofwel earmarking),
bijvoorbeeld:
- Aardgasbaten gaan in een investeringsfonds
- Premie AOW gaat in het AOW-fonds
Begrotingsfondsen - zchtbaar?
● Uitgaven en/of ontvangsten in principe geen onderdeel van de reguliere begroting, dus
zorgt voor afstand.
● Zichtbaarheid divers:
- Soms helemaal niet
- Soms aparte fondsbegroting (nl)
- Soms saldo (ook) in reguliere begroting
- Soms uitgaven en ontvangsten (ook) in reguliere begroting (heeft het dan nog
wel een functie?)
Begrotingsfondsen - saldo:
Diverse mogelijkheden:
● Overschot:
- Vervalt (risico dat uitgaven minder doelmatig zullen zijn want ze willen het
opmaken)
- Doorschuiven (vorming reserve, maar in praktijk is het niet zichtbaar
omdat een positief saldo gebruikt moet worden om staatsschuld af te
4
Week 1 - HC 1
Financieel management
● “Planning en beheersing van financiële taken en transacties”
● Niet: beleid (“wat doen we, en waarom?”)
● Maar: beheer (“hoe?”)
● Daar hoort wel een waarom-vraag bij!
Karakter vd Publieke sector:
● Gaat om het doel
● Niet winstgericht (non-profit)
● Diverse producten
● Divers georganiseerd
● Bekostiging is niet marktgeoriënteerd
● Aanzienlijk deel vd economie (de helft)
3 onderdelen
1. Publiek georiënteerde organisaties (klassieke overheid)
2. Cliëntgerichte organisaties (= middenveld, onderwijs, zorg etc.)
3. Private organisaties (= gericht op leden, kerken, vakbonden, goede doelen)
Afbakening
● Publieke sector: overheid (1) + middenveld (2)
● Non-profit: publieke sector + ledenorganisaties (1 + 2 + 3)
● Wij richten ons op publieke sector
● Dus: ledenorganisaties buiten beschouwing gelaten
Overheid = Rijk, provincie, gemeente, waterschappen, agentschappen, B&L dienst,
zelfstandige bestuursorganen, EU, gemeenschappelijke regelingen
Mark vs publieke sector
- Markt = beslissen, betalen en genieten in 1 hand
- PS = relatie doorsneden → gevolg: totaal andere manier van besluiten, uitvoeren en
verantwoorden
- Markt in theorie efficiënt, maar
1. Marktfalen (monopolie, externe effecten, asymmetrische info, collectieve
goederen, reden voor overheidsingrijpen)
● Marktmacht
● Collectieve goederen
● Externe effecten
● Asymmetrische informatie
2. Macro-economie (kan misgaan, econ. crisis)
3. Verdeling/rechtvaardigheid (toegang tot voorzieningen armen)
1
, 4. Paternalisme (verslavingen duurder maken)
Hoe wordt er ingegrepen door de publieke sector
- Regelgeving
- Zelf produceren (defensie door overheid)
- Uitbesteden ( private org. laten doen)
- Financiële prikkels (belasting heffen/subsidies)
- Overdrachten (geld van PS naar uitkeringen)
- Overleg
- Overreding (mensen iets aanleren en iets anders laten doen)
Maar gaat niet altijd goed door budget imperfecties, ofwel non-market failures,
principaal-agent probleem en common-pool problem.
Non-market failures
● Output is moeilijk meetbaar en slecht gedefinieerd (bv. ziekenhuizen)
● Kwaliteit van output is moeilijk vast te leggen
● Geen concurrentie (dus geen lagere kosten als gevolg)
● Geen criteria vh stopzetten van beleid (‘bloempjes van Catharina')
● Geen waardering voor formuleren probleem/uitvoeren en verantwoording/ ontwerpen
oplossing
● Politieke conjunctuur
En het wordt nog erger
● Principaal-agent probleem
● Common pool-probleem
Principaal-agent probleem
● Verschil in doelen tussen kiezer (principaal, baas) en politicus (agent).
● Probleem: politici willen rents (“politieke rente”)
● Speelt ook in relatie politici - ambtenaren
● Oplossing:
- Contracten: lastig want onzeker en complex. Op z'n best incomplete
contracten ( ieder contract is een incompleet contract)
- Gevaar = residual power (beslisbevoegdheden die overheidsautoriteiten
overhouden na het delegeren van bevoegdheden via het overheidscontract)
- Alternatief/oplossing : begrotinginstituties
❖ Verzameling formele en informele regels en beginselen die het
begrotingsproces regelen (bv: comptabele regels, normering = grenzen
die ad begroting worden opgelegd, controle, toezicht)
❖ Instituties die verantwoording verbeteren en concurrentie tussen
politieke agenten vergroot (bv. doorrekening van de politieke
programma’s door het CPB (Keuzes in Kaart))
2
,Common-pool probleem
● Geld afkomstig van algemene middelen (grotere groep, belastingbetalers) wordt
besteed aan afzonderlijke groepen (kleine groep, werklozen etc.).
● Netto baten voor deze groep groot, netto kosten gering → gevolg = te hoge uitgaven
● Oplossingen:
- Begrotingsproces centraliseren
❖ Eenpartijregering: delegatie aan fiscal entrepreneur
❖ Coalitieregering: onderhandeling → akkoord (contract
Richtlijnen voor begrotingsintituties
● Geen verborgen uitgaven/fondsen
● Beperk openeinderegelingen
● Beperk regelgeving die automatisch tot uitgaven leidt
● Beperk contingent liabilities zoals garanties (expliciet en impliciet)
● Alle posten in vergelijkbare maatstaf
● Raam niet (te) optimistisch
● Niet creatief boekhouden
● Uitgaven gebruiken voor hun officiële doel
● Transparantie in procedures
● Begrotingsnormen
● Onafhankelijke informatie (NL: o.a. CPB, SCP, PBL, CBS, AR)
● Centraliseer begrotingsproces
● Maak de spelregels duidelijk
● Eenpartijregering: benoem een ‘financieel zwaargewicht’
● Coalitieregering: onderhandelingen → contract (bijv. Regeerakkoord)
● Druk van buiten: IMF, EU, centrale overheid → decentrale overheden
Fasen
● Planning (besluitvorming, vaststellen van doeleinden en hoe deze gerealiseerd moeten
worden)
● Beheersing (van financiële taken en transacties, management, uitvoering)
● Verslaggeving (informatieverschaffing, wat is er gebeurd)
● Controle en verantwoording
New Public Management
● Uiteenlopende meningen over methoden en technieken uit de marktsector (npm zegt
het moet)
● Gevolgen:
- Focus efficiency
- Planning- en budgetteringtechnieken
- Sturen op prestaties
- Meer concurrentie
- Managementstijlen uit de private sector
- Contracten
3
, - Privatisering
- Terminologie
● Nieuwe problemen
- Meer autonomie dus minder democratische controle
- Fragmentatie van beleid en uitvoering → gevolg: o.a crises en schandalen en
minder goed presteren.
- Steeds complexere informatie
- Managementcultus
Week 1 - HC 2
Begrotingsfondsen
● Principe: afzonderlijk beheer van uitgaven en/of ontvangsten
● ‘Begroting binnen de begroting’
Begrotingsfondsen - uitgaven:
● Uitgaven gereserveerd voor een specifiek doel, bijvoorbeeld:
- Uitkeringen aan gemeenten
- Investeringen van het Rijk
● Gevolg: geen relatie meer met overige uitgaven (omdat ze zijn afgezonderd van
andere uitgaven)
Begrotingsfondsen - ontvangsten:
● Meestal: ontvangsten uit een specifieke bron/fonds (oormerken ofwel earmarking),
bijvoorbeeld:
- Aardgasbaten gaan in een investeringsfonds
- Premie AOW gaat in het AOW-fonds
Begrotingsfondsen - zchtbaar?
● Uitgaven en/of ontvangsten in principe geen onderdeel van de reguliere begroting, dus
zorgt voor afstand.
● Zichtbaarheid divers:
- Soms helemaal niet
- Soms aparte fondsbegroting (nl)
- Soms saldo (ook) in reguliere begroting
- Soms uitgaven en ontvangsten (ook) in reguliere begroting (heeft het dan nog
wel een functie?)
Begrotingsfondsen - saldo:
Diverse mogelijkheden:
● Overschot:
- Vervalt (risico dat uitgaven minder doelmatig zullen zijn want ze willen het
opmaken)
- Doorschuiven (vorming reserve, maar in praktijk is het niet zichtbaar
omdat een positief saldo gebruikt moet worden om staatsschuld af te
4