LAAGLAND HFD 11:
1.1 + 1.2
● Na de nederlaag van Napoleon in 1815 → het nationalisme en imperialisme
bepaalden de belangrijkste politieke ontwikkelingen in Europa.
- De negentiende eeuw was de eeuw van rijke burgerij, bourgeoisie en kunst.
- Door industrialisatie en kapitalisme ontstonden nieuwe arbeidsvormen waarbij
arbeiders in dienst waren van ondernemers.
- Nederland werd een parlementaire democratie met een Staten-Generaal.
- Er kwam een toename van verstedelijking en de moderniteit zorgde voor toename
van individualisme.
- 1824: oprichting van de Nederlandse Handelsmaatschappij → handel met Indië
(koffie en suiker) door/voor cultuurstelsel.
- Door modernisering nam de ontkerkelijking toe → verzuiling → vorm van
emancipatie → feminisme.
2.1 + 2.2 + 2.6
● Het materialisme en het socialisme wezen op de tweedeling in loonarbeiders (het
proletariaat) en de bourgeoisie (het kapitaal).
- Arbeidsdeling en het ontstaan van eigendom leidden tot de vervreemding van de
mens → positivisme.
- Kunst werd koopwaar met nieuwe stijlen als romantiek, realisme en impressionisme.
- Schilderijen waren zijn geloof, kunst had een verlossende functie met een
weergave van gevoelens.
2.3 + 2.4 + 2.5 + 2.7
● Kunst was in de romantiek een expressie van eigen gevoelens.
- De romanticus leefde in onvrede en leed aan Sehnsucht → melancholie (duiken in
zijn ideale wereld, zijn fantasie) en het romantische lijden (Weltschmerz).
- Sommige kunstenaars toonden hierbij engagement, verwerkten een
maatschappijbetrokken standpunt in hun kunst.
- Realisme en impressionisme: kenmerkte zich door en duidelijke gerichtheid op de
eigentijdse werkelijkheid en onderwerpen → serieuze beeldhouwwerken.
- Romantische muziek nam de overhand, en er ontstond impressionistische
muziek, die niet te streng gestructureerd werd.
3.4
● Gevoeligheid en Weltschmerz konden humor oproepen.
- Humor was een middel om met de kloof tussen ideaal en werkelijkheid om
te kunnen gaan → Snikken en grimlachjes van Piet Paaltjens (in 1867).
- Ironische humor was gericht op het parodiëren van onderwerpen als
vriendschap en liefde → woordspelingen, absurde situaties, vermenging realiteit
met fantasie.
3.1
1.1 + 1.2
● Na de nederlaag van Napoleon in 1815 → het nationalisme en imperialisme
bepaalden de belangrijkste politieke ontwikkelingen in Europa.
- De negentiende eeuw was de eeuw van rijke burgerij, bourgeoisie en kunst.
- Door industrialisatie en kapitalisme ontstonden nieuwe arbeidsvormen waarbij
arbeiders in dienst waren van ondernemers.
- Nederland werd een parlementaire democratie met een Staten-Generaal.
- Er kwam een toename van verstedelijking en de moderniteit zorgde voor toename
van individualisme.
- 1824: oprichting van de Nederlandse Handelsmaatschappij → handel met Indië
(koffie en suiker) door/voor cultuurstelsel.
- Door modernisering nam de ontkerkelijking toe → verzuiling → vorm van
emancipatie → feminisme.
2.1 + 2.2 + 2.6
● Het materialisme en het socialisme wezen op de tweedeling in loonarbeiders (het
proletariaat) en de bourgeoisie (het kapitaal).
- Arbeidsdeling en het ontstaan van eigendom leidden tot de vervreemding van de
mens → positivisme.
- Kunst werd koopwaar met nieuwe stijlen als romantiek, realisme en impressionisme.
- Schilderijen waren zijn geloof, kunst had een verlossende functie met een
weergave van gevoelens.
2.3 + 2.4 + 2.5 + 2.7
● Kunst was in de romantiek een expressie van eigen gevoelens.
- De romanticus leefde in onvrede en leed aan Sehnsucht → melancholie (duiken in
zijn ideale wereld, zijn fantasie) en het romantische lijden (Weltschmerz).
- Sommige kunstenaars toonden hierbij engagement, verwerkten een
maatschappijbetrokken standpunt in hun kunst.
- Realisme en impressionisme: kenmerkte zich door en duidelijke gerichtheid op de
eigentijdse werkelijkheid en onderwerpen → serieuze beeldhouwwerken.
- Romantische muziek nam de overhand, en er ontstond impressionistische
muziek, die niet te streng gestructureerd werd.
3.4
● Gevoeligheid en Weltschmerz konden humor oproepen.
- Humor was een middel om met de kloof tussen ideaal en werkelijkheid om
te kunnen gaan → Snikken en grimlachjes van Piet Paaltjens (in 1867).
- Ironische humor was gericht op het parodiëren van onderwerpen als
vriendschap en liefde → woordspelingen, absurde situaties, vermenging realiteit
met fantasie.
3.1