Artikelen Sociologie.
Artikel 1: Hoe mensen elkaar vormen. Socialisatie en Civilisatie
Socialisatie: Het proces waarbij iemand (bewust en onbewust) de waarden, normen en andere
cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd. (bijv. opgroeien in een dorp, is heel anders dan in
een stad)
- Het totale leerproces waarin een mensenkind zich ontwikkeld tot een bekwaam lid van de
samenleving.
Civilisatie: synoniem van de beschaving van de mens. Het kan zowel de gewenste omgangsvormen
van een individu betreffen als van een specifieke cultuur of groep. (Civis = Latijns voor
stedeling/burger)
Sociale vormingen van aangeboren mogelijkheden.
-Bij de geboorte start een leerproces.
-Mensen hebben geleerd een passend gezicht te trekken.
-Kinderen leren goed gedrag aan en ongepast gedrag moeten ze afleren.
Macroparasieten: Roofdieren en rovers
Microparasieten: Virussen en bacteriën.
Bescherming: Leren wat gevaarlijk is.
Kennisoverdracht:
- Informeel – vrienden en gezin.
- Formeel – school
Wat is er veranderd de afgelopen jaren: Eerst was het belangrijk om te overleven, brood bakken enz.
nu is school belangrijk, een brood kan je bij de bakker kopen.
Binnen één samenleving en in dezelfde periode verschilt het socialisatie proces ook:
- verschil arm/rijk, verschil man/vrouw/verschil in opleiding is erfelijk. (sociaal geërfd)
Affectie: dit is nodig om goed te kunnen ontwikkelen. Er is meer bekend over de gestoorde affectieve
ontwikkeling. Dit komt omdat hulpverleners hier meer mee te maken krijgen.
Sturing: Sociale dwang tot zelfdwang, is er op gericht om het kind er toe te brengen zichzelf te
sturen.
Internalisatie: regel van buitenaf beleven als een regel die van binnen zit. Zelfdwang, het moet van
jezelf. Het eigen maken van regels en je ook daarnaar gedragen.
Sociale aspecten:
-actuele verhoudingen: iemand leeft in het heden en in de realiteit met de mensen die op dat
moment aanwezig zijn.
-Virtuele verhoudingen (psychische kanten): herinneringen aan vroegere relaties en met fantasieën
en verwachting over mogelijk en toekomstige verhoudingen.
Civilisatieproces: ontwikkeling in samenleving naar meer verfijnde, meer gevarieerde gedragsregels.
- meer rekening houden met de gevolgen van gedrag en meer rekening houden met andere mensen.
Wat is de laatste eeuw veranderd?
- minder grote verschillen tussen hoog en laag inkomen
, - minder grote verschillen tussen man en vrouw.
- bevelshuishouding is veranderd in een onderhandelingshuishouden (onderling overleg)
Socialisatie nu: legt sterk de nadruk op kennis en zelfsturing.
Decivilisatie: tegenbeweging. Vaak als mensen zich niet langer beschermd voelen tegen het geweld
van hun medemens.
Artikel 2: Samenlevingen. 4 affectieve verbindingen.
Affectief: bindingen die tussen mensen ontstaan op grond van de gevoelens, positief of negatief die
zij voor elkaar koesteren. Vaak is dit met iemand die sociaal en cultureel nabij is. Je bent emotioneel
afhankelijk, gevoelsmatig met elkaar verbonden.
Identificatieniveau: Welke binding op een bepaald moment hun handelen tot uiting komt.
Afhankelijk van de context, de wij-groep waartoe zij zich op dat moment bij voelen horen.
Waarom kan dit omslaan?
- mogelijke verklaring: invloed van andere affectieve bindingen spelen een rol. Bijv. in een huwelijk
bij overspel.
Wij-gevoel: gevoel van verbondenheid. Dit gaat vaak samen met een superioteitsgevoel. en voelt
zich vaak beter dan de ander. (groepscharisma)
-Symbolen en rituelen spelen vaak een grote rol. Bijv. vlag, Wilhelmus) Bij een vijandbeeld kan je een
symbool verbranden om te laten zien dat je er tegen bent.)
Wisseling van identiteiten = wisseling van identificatie niveaus.
1e affectieve band: ouders, verzorgers, broer/zus.
Nature – nurture debat: antwoord op de vraag waarom hebben mensen affectieve bindingen.
Nature aanhangers: leggen de nadruk op het aangeboren karakter van emoties, behoeften en driften
Nurture aanhangers: accentueerden de culturele verscheidenheid in de emoties van mensen en de
wijzen waarop ze deze uitten. Het belangrijkste universele gegeven is dat kinderen zijn aangewezen
op volwassenen om te overleven. (dus hun emotionele repertoire is afhankelijk van hun ouders)
Freud: Kerndriften:
- Erotische drift – gericht op eenwording met andere mensen.
- Doodsdrift: gericht op destructie.
Uitweg: Er is sprake van een ingewikkelde wisselwerkingen tussen biologische, sociaal- culturele en
psychische processen.
Darwins evolutietheorie: Potentieel om bepaalde gedragen te ontwikkelen en bepaalde emoties te
kunnen beleven. (paringsgedrag en zorgen voor genetisch verwanten, met name ouderen)
Theorie van Bowlby = attachment theorie – tegenhanger van ouderlijke zorg. Hechtingsgedrag is
even belangrijk. (neiging van het kind om zich aan moederfiguur vast te klampen)
Genetisch gedragspotentieel verschaft mensen het vermogen om affectieve bindingen aan te gaan.
Regels over uiting van emoties verschilt van tijd tot tijd en van plaats tot plaats.
Artikel 1: Hoe mensen elkaar vormen. Socialisatie en Civilisatie
Socialisatie: Het proces waarbij iemand (bewust en onbewust) de waarden, normen en andere
cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd. (bijv. opgroeien in een dorp, is heel anders dan in
een stad)
- Het totale leerproces waarin een mensenkind zich ontwikkeld tot een bekwaam lid van de
samenleving.
Civilisatie: synoniem van de beschaving van de mens. Het kan zowel de gewenste omgangsvormen
van een individu betreffen als van een specifieke cultuur of groep. (Civis = Latijns voor
stedeling/burger)
Sociale vormingen van aangeboren mogelijkheden.
-Bij de geboorte start een leerproces.
-Mensen hebben geleerd een passend gezicht te trekken.
-Kinderen leren goed gedrag aan en ongepast gedrag moeten ze afleren.
Macroparasieten: Roofdieren en rovers
Microparasieten: Virussen en bacteriën.
Bescherming: Leren wat gevaarlijk is.
Kennisoverdracht:
- Informeel – vrienden en gezin.
- Formeel – school
Wat is er veranderd de afgelopen jaren: Eerst was het belangrijk om te overleven, brood bakken enz.
nu is school belangrijk, een brood kan je bij de bakker kopen.
Binnen één samenleving en in dezelfde periode verschilt het socialisatie proces ook:
- verschil arm/rijk, verschil man/vrouw/verschil in opleiding is erfelijk. (sociaal geërfd)
Affectie: dit is nodig om goed te kunnen ontwikkelen. Er is meer bekend over de gestoorde affectieve
ontwikkeling. Dit komt omdat hulpverleners hier meer mee te maken krijgen.
Sturing: Sociale dwang tot zelfdwang, is er op gericht om het kind er toe te brengen zichzelf te
sturen.
Internalisatie: regel van buitenaf beleven als een regel die van binnen zit. Zelfdwang, het moet van
jezelf. Het eigen maken van regels en je ook daarnaar gedragen.
Sociale aspecten:
-actuele verhoudingen: iemand leeft in het heden en in de realiteit met de mensen die op dat
moment aanwezig zijn.
-Virtuele verhoudingen (psychische kanten): herinneringen aan vroegere relaties en met fantasieën
en verwachting over mogelijk en toekomstige verhoudingen.
Civilisatieproces: ontwikkeling in samenleving naar meer verfijnde, meer gevarieerde gedragsregels.
- meer rekening houden met de gevolgen van gedrag en meer rekening houden met andere mensen.
Wat is de laatste eeuw veranderd?
- minder grote verschillen tussen hoog en laag inkomen
, - minder grote verschillen tussen man en vrouw.
- bevelshuishouding is veranderd in een onderhandelingshuishouden (onderling overleg)
Socialisatie nu: legt sterk de nadruk op kennis en zelfsturing.
Decivilisatie: tegenbeweging. Vaak als mensen zich niet langer beschermd voelen tegen het geweld
van hun medemens.
Artikel 2: Samenlevingen. 4 affectieve verbindingen.
Affectief: bindingen die tussen mensen ontstaan op grond van de gevoelens, positief of negatief die
zij voor elkaar koesteren. Vaak is dit met iemand die sociaal en cultureel nabij is. Je bent emotioneel
afhankelijk, gevoelsmatig met elkaar verbonden.
Identificatieniveau: Welke binding op een bepaald moment hun handelen tot uiting komt.
Afhankelijk van de context, de wij-groep waartoe zij zich op dat moment bij voelen horen.
Waarom kan dit omslaan?
- mogelijke verklaring: invloed van andere affectieve bindingen spelen een rol. Bijv. in een huwelijk
bij overspel.
Wij-gevoel: gevoel van verbondenheid. Dit gaat vaak samen met een superioteitsgevoel. en voelt
zich vaak beter dan de ander. (groepscharisma)
-Symbolen en rituelen spelen vaak een grote rol. Bijv. vlag, Wilhelmus) Bij een vijandbeeld kan je een
symbool verbranden om te laten zien dat je er tegen bent.)
Wisseling van identiteiten = wisseling van identificatie niveaus.
1e affectieve band: ouders, verzorgers, broer/zus.
Nature – nurture debat: antwoord op de vraag waarom hebben mensen affectieve bindingen.
Nature aanhangers: leggen de nadruk op het aangeboren karakter van emoties, behoeften en driften
Nurture aanhangers: accentueerden de culturele verscheidenheid in de emoties van mensen en de
wijzen waarop ze deze uitten. Het belangrijkste universele gegeven is dat kinderen zijn aangewezen
op volwassenen om te overleven. (dus hun emotionele repertoire is afhankelijk van hun ouders)
Freud: Kerndriften:
- Erotische drift – gericht op eenwording met andere mensen.
- Doodsdrift: gericht op destructie.
Uitweg: Er is sprake van een ingewikkelde wisselwerkingen tussen biologische, sociaal- culturele en
psychische processen.
Darwins evolutietheorie: Potentieel om bepaalde gedragen te ontwikkelen en bepaalde emoties te
kunnen beleven. (paringsgedrag en zorgen voor genetisch verwanten, met name ouderen)
Theorie van Bowlby = attachment theorie – tegenhanger van ouderlijke zorg. Hechtingsgedrag is
even belangrijk. (neiging van het kind om zich aan moederfiguur vast te klampen)
Genetisch gedragspotentieel verschaft mensen het vermogen om affectieve bindingen aan te gaan.
Regels over uiting van emoties verschilt van tijd tot tijd en van plaats tot plaats.