1. Wat is het legaliteitsbeginsel?
a) Iedereen mag doen wat hij wil zolang hij niet gepakt wordt
b) Er is geen straf zonder wet
c) De rechter mag zelf wetten bedenken
d) Alleen de politie bepaalt wat strafbaar is
2. Welke drie functies heeft het strafrecht?
a) Vergelding, preventie, rechtszekerheid
b) Vergelding, intimidatie, handhaving
c) Vergelding, preventie, rehabilitatie
d) Preventie, beloning, rechtspraak
3. Wat valt onder materieel strafrecht?
a) Hoe een strafproces verloopt
b) Welke gedragingen strafbaar zijn
c) Welke rechtbank bevoegd is
d) Hoe beroep kan worden ingesteld
4. Wat is opzet?
a) Een daad met voorbedachte rade
b) Een fout door onoplettendheid
c) Een daad zonder gevolgen
d) Alleen psychisch opzet
5. Wat is culpa?
a) Opzettelijk handelen
b) Onzorgvuldig of nalatig handelen
c) Het misdrijf zelf
d) Strafverzwaring
6. Wat is het verschil tussen dader en medeplichtige?
a) Dader pleegt feit, medeplichtige helpt of moedigt aan
b) Medeplichtige pleegt feit, dader helpt alleen
c) Geen verschil
d) Dader krijgt altijd lichtere straf
7. Welke wet vormt de basis van het Nederlandse strafrecht?
a) Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
b) Wetboek van Strafrecht
c) Wetboek van Strafvordering
d) Grondwet
8. Wat wordt bedoeld met proportionaliteit van straf?
a) Straf moet groter zijn dan het delict
b) Straf moet evenredig zijn aan de ernst van het feit
,c) Straf moet altijd een boete zijn
d) Straf mag willekeurig worden opgelegd
9. Welke van de volgende gedragingen is strafbaar?
a) Iemand helpen met het plegen van diefstal
b) Iemand waarschuwen voor een val
c) Iemand corrigeren bij fout gedrag
d) Het maken van een fout in huiswerk
10. Wat is een voorbeeld van een preventief effect van straf?
a) Vergelding
b) Afschrikking van anderen
c) Strafvermindering
d) Onschuldige vervolging
11. Wat is een strafbaar feit?
a) Iets wat maatschappelijk ongewenst is
b) Een daad die volgens de wet strafbaar is gesteld
c) Elke fout die iemand maakt
d) Alleen misdrijven met geweld
12. Welke van de volgende handelingen is een misdrijf?
a) Iemand opzettelijk slaan met letsel
b) Te laat komen op school
c) Per ongeluk een glas laten vallen
d) Verkeersbord lezen
13. Wat is een overtreding?
a) Een ernstig misdrijf
b) Een lichte strafbare gedraging
c) Een daad zonder gevolgen
d) Alleen een verkeersfout
14. Welke rol speelt opzet bij strafbaarheid?
a) Altijd noodzakelijk
b) Alleen bij misdrijven
c) Beïnvloedt of iemand schuld heeft en strafmaat
d) Heeft geen invloed
15. Wat is een poging tot misdrijf?
a) Een volbracht misdrijf
b) Een poging die niet is voltooid
c) Alleen een gedachte
d) Een medeplichtige handeling
16. Welke wetsartikelen bevatten veel strafbare feiten?
a) Art. 1-20 Sr
b) Art. 300-360 Sr
c) Art. 100-200 Sv
d) Art. 10 Grondwet
,17. Wat is een voorbeeld van een strafbaar feit met materieel
gevolg?
a) Iemand beledigen op social media
b) Iemand lichamelijk letsel toebrengen
c) Een fout maken op school
d) Een verkeersbord negeren zonder schade
18. Wanneer is een overtreding vaak voltooid?
a) Wanneer de daad is begonnen
b) Wanneer het strafbare resultaat is bereikt
c) Wanneer iemand erbij nadenkt
d) Altijd bij poging
19. Wat is het verschil tussen misdrijf en overtreding?
a) Geen verschil
b) Misdrijf is ernstiger en overtreding lichter
c) Overtreding is ernstiger
d) Misdrijf is alleen verbaal
20. Een student hackt per ongeluk het schoolsysteem. Is dit een
strafbaar feit?
a) Ja, altijd
b) Nee, omdat het onbedoeld is
c) Ja, als de wet hacken strafbaar stelt
d) Alleen als er schade is
21. Wie is de dader?
a) Degene die het feit pleegt
b) Degene die observeert
c) Degene die getuige is
d) Degene die rapporteert
22. Wie is medeplichtige?
a) Degene die het feit pleegt
b) Degene die helpt of aanmoedigt
c) Degene die niets doet
d) Degene die rapporteert
23. Wat is uitlokking?
a) Dader lokt slachtoffer uit
b) Iemand moedigt een ander aan tot strafbaar feit
c) Onbedoeld iemand beïnvloeden
d) Het ontlopen van straf
24. Een vriend helpt iemand een winkel in te breken. Zijn rol?
a) Dader
b) Medeplichtige
c) Slachtoffer
d) Getuige
, 25. Een dader wordt gepakt met medeplichtigen. Wie krijgt
meestal zwaardere straf?
a) Dader
b) Medeplichtige
c) Beide even zwaar
d) Geen van beiden
26. Wat is een voorbeeld van meer daders samen?
a) Iemand steelt alleen
b) Twee vrienden plegen samen een inbraak
c) Iemand doet een poging alleen
d) Alleen een medeplichtige observeert
27. Wie is schuldig aan uitlokking?
a) Degene die zelf niets uitvoert maar aanmoedigt
b) Dader alleen
c) Slachtoffer
d) Toeschouwer
28. Is iemand medeplichtig als hij per ongeluk iemand helpt een
misdrijf te plegen?
a) Ja, altijd
b) Nee, alleen bij opzettelijke hulp
c) Ja, als het ernstig is
d) Nee, nooit
29. Wat is verschil tussen medeplichtigheid en uitlokking?
a) Geen verschil
b) Medeplichtige helpt bij uitvoering, uitlokker overtuigt
c) Uitlokker voert feit uit
d) Medeplichtige is altijd zwaarder strafbaar
30. Een groep pleegt een misdrijf samen, één lid overtuigde de
rest. Wat is zijn rol?
a) Alleen dader
b) Dader en uitlokker
c) Alleen medeplichtige
d) Getuige
31. Wat is het verschil tussen overtreding en misdrijf?
a) Misdrijf is lichter dan overtreding
b) Geen verschil
c) Misdrijf is ernstiger dan overtreding
d) Overtreding kan niet strafbaar zijn
32. Welke van de volgende is een overtreding?
a) Moord