Samenvatting achtergronden Cicero
Cicero’s debuut
Pro Sexto Roscio is een redevoering ineen rechtbank. Het is dus een retorische tekst met een
persuasief doel. Cicero vertelt dus vanuit zijn eigen perspectief en doet er alles aan om gelijk
te krijgen ook al heeft hij dat niet.
Geschiedenis van de retorica
Met de opkomst van de democratie in Athene ging de retorica een steeds belangrijkere rol
spelen in de besluitvorming. Goede sprekers hadden dan ook veel invloed. Door het
optreden van diverse ‘sofisten’, die stelden kennis te kunnen overdragen op het gebied van
gelijk hebben en vooral gelijk krijgen, werd de retorica het object van systematische
reflectie.
Plato (427-347 v.Chr.) was aan de ene kant een van de beste en meest overtuigende
schrijvers, maar was het aan de andere kant niet met de sofisten eens en geloofde in het
bestaan van een objectieve waarheid en vond dat de waarheid zelf de mensen moest
overtuigen.
Aristoteles (384-322 v.Chr.) maakte onderscheid tussen de retorica, die een moreel neutrale
vaardigheid is, en de redenaar, die verantwoordelijk is voor een moreel verantwoorde
toepassing. De redenaar moet eerlijke en zakelijke argumenten gebruiken maar mag wel
psychologische beïnvloeding en boeiend taalgebruik aanwenden om zijn doel te bereiken.
Demosthenes (384-322 v.Chr.), later grote voorbeeld van Cicero, bereikte het hoogtepunt in
de praktijk van de retorica in Griekenland. Hij excelleerde in de politieke welsprekendheid,
dat minder belangrijk werd na de veroveringen van Alexander de Grote en de stichting van
grote koninkrijken door Alexanders opvolgers. Procesredevoering bleef daarentegen net als
de lofrede belangrijk en ook in het onderwijs ging de retorica een grotere rol spelen.
In de tweede eeuw v.Chr. kwam de retorica ook in Rome op in het onderwijs. Tot die tijd
behaalde de redenaar zijn spreekvaardigheid vooral door aanleg en routine of imitatio. Tot
100 v.Chr waren de leraren Grieks maar daarna werden er ook scholen geopend door
Romeinse leraren die onderwijs in het Latijn gaven. De inhoud van het Griekse
studieprogramma bleef hetzelfde maar de Romeinen pasten op de Griekse voorbeelden
imitatio en aemulatio toe.
In Rome werd het hoogtepunt van de praktijk van de retorica bereikt door Cicero. In zijn De
oratore omschrijft hij de ideale redenaar (orator perfectus). Volgens hem is deze retorisch
geschoold, door de praktijk gevormd en filosofisch onderlegd. Theoretische en technische
aspecten (ars) vindt hij minder belangrijk dan natuurlijke aanleg (ingenium), oefening
(exercitatio) en ervaring (usus).
Cicero’s debuut
Pro Sexto Roscio is een redevoering ineen rechtbank. Het is dus een retorische tekst met een
persuasief doel. Cicero vertelt dus vanuit zijn eigen perspectief en doet er alles aan om gelijk
te krijgen ook al heeft hij dat niet.
Geschiedenis van de retorica
Met de opkomst van de democratie in Athene ging de retorica een steeds belangrijkere rol
spelen in de besluitvorming. Goede sprekers hadden dan ook veel invloed. Door het
optreden van diverse ‘sofisten’, die stelden kennis te kunnen overdragen op het gebied van
gelijk hebben en vooral gelijk krijgen, werd de retorica het object van systematische
reflectie.
Plato (427-347 v.Chr.) was aan de ene kant een van de beste en meest overtuigende
schrijvers, maar was het aan de andere kant niet met de sofisten eens en geloofde in het
bestaan van een objectieve waarheid en vond dat de waarheid zelf de mensen moest
overtuigen.
Aristoteles (384-322 v.Chr.) maakte onderscheid tussen de retorica, die een moreel neutrale
vaardigheid is, en de redenaar, die verantwoordelijk is voor een moreel verantwoorde
toepassing. De redenaar moet eerlijke en zakelijke argumenten gebruiken maar mag wel
psychologische beïnvloeding en boeiend taalgebruik aanwenden om zijn doel te bereiken.
Demosthenes (384-322 v.Chr.), later grote voorbeeld van Cicero, bereikte het hoogtepunt in
de praktijk van de retorica in Griekenland. Hij excelleerde in de politieke welsprekendheid,
dat minder belangrijk werd na de veroveringen van Alexander de Grote en de stichting van
grote koninkrijken door Alexanders opvolgers. Procesredevoering bleef daarentegen net als
de lofrede belangrijk en ook in het onderwijs ging de retorica een grotere rol spelen.
In de tweede eeuw v.Chr. kwam de retorica ook in Rome op in het onderwijs. Tot die tijd
behaalde de redenaar zijn spreekvaardigheid vooral door aanleg en routine of imitatio. Tot
100 v.Chr waren de leraren Grieks maar daarna werden er ook scholen geopend door
Romeinse leraren die onderwijs in het Latijn gaven. De inhoud van het Griekse
studieprogramma bleef hetzelfde maar de Romeinen pasten op de Griekse voorbeelden
imitatio en aemulatio toe.
In Rome werd het hoogtepunt van de praktijk van de retorica bereikt door Cicero. In zijn De
oratore omschrijft hij de ideale redenaar (orator perfectus). Volgens hem is deze retorisch
geschoold, door de praktijk gevormd en filosofisch onderlegd. Theoretische en technische
aspecten (ars) vindt hij minder belangrijk dan natuurlijke aanleg (ingenium), oefening
(exercitatio) en ervaring (usus).