Studietaak 1.1 Perspectief
Samenvatting artikel
https://brightspace.ou.nl/content/7719-PB1412-232433B/cursusbronnen/Thema
%201/Tinbergen_Bateson_Laland.pdf?isCourseFile=true&ou=17006
De oorsprong van Tinbergens vragen
Tinbergen wees erop dat er vier fundamenteel verschillende soorten problemen
in de biologie bestaan; overlevingswaarde, ontogenie (ontwikkeling), evolutie, en
causatie (mechanisme). Deze problemen kunnen worden omgezet in vier vragen
over een eigenschap van een organisme:
1. Wat is het nut ervan?
2. Hoe ontwikkelt het zich gedurende het leven van het individu?
3. Hoe is het geëvolueerd gedurende de geschiedenis van de soort?
4. Hoe werkt het?
Hoewel Tinbergen zich in eerste instantie richtte op gedrag, kunnen deze vier
vragen worden toegepast op vrijwel alle biologische kenmerken en zelf op
sommige niet-biologische systemen. Denk bijvoorbeeld dan aan verkeerslichten.
Hoe zijn ze samengesteld, hoe hun ontwerp in de loop van de tijd is geëvolueerd,
en hoe ze bijdragen aan de veiligheid van weggebruikers en hoe ze functioneren.
Bij een volledig gevormde eigenschap van een organisme, inclusief elk aspect
van gedrag, zijn de biologische functie en het onderliggende mechanisme
vraagstukken van het heden, terwijl de individuele ontwikkeling en evolutie
historische vraagstukken zijn.
De wetenschappelijke basis van Tinbergens indeling
Vaak worden Tinbergens vragen in twee groepen verdeeld:
- Waarom-vragen (ultimate oorzaken): Overlevingswaarde en evolutie
- Hoe-vragen (proximate oorzaken): Mechanisme en ontwikkeling
Tinbergens benadering bood een duidelijke scheiding tussen verleden en
heden, en tussen functie en oorzaak. Tevens voegde Tinbergen na kritiek van
een ontwikkelingsgerichte ethioloog het aspect van ontogenie (verwijst naar
de ontwikkeling van een individu vanaf de bevruchting tot aan de
volwassenheid en soms tot aan de dood) toe
Wat is de functie van een eigenschap?
Functie heeft verschillende betekenissen, maar geef de voorkeur aan
adaptieve waarde. Omdat deze direct verwijst naar de bijdragen van een
eigenschap. Een klassiek voorbeeld hiervan zijn veren, die oorspronkelijk
evolueerden voor temperatuurregulatie, maar later werden aangepast voor
vliegen. Dit benadrukt dat de oorspronkelijke en huidige functie van een
eigenschap kunnen verschillen en dat niet alle functionaliteit direct het
product is van natuurlijke selectie.
Hoe ontwikkelt een eigenschap zich?
Tinbergen heeft de opname van ontogenie in zijn vier vragen van de studie
van gedragsontwikkeling gestimuleerd, heeft hij zelf weinig onderzoek gedaan
naar dit onderwerp, Andere ethologen en psychobiologen hebben een
belangrijke bijdrage geleverd naar hechting, inprenting en zangontwikkeling.
, Een van de grootste inzichten van de afgelopen 50 jaar is dat erfelijkheid
verder gaat dan alleen genetische overdracht. Naast DNA spelen
epigenetische factoren, sociale leerprocessen en omgevingsinvloeden een
cruciale rol in hoe eigenschappen zich ontwikkelen.
Hoe is een eigenschap geëvolueerd?
De evolutie van gedrag is de afgelopen decennia veel beter begrepen dankzij
geavanceerde analysemethoden, zoals fylogenetische vergelijkingen en
experimenten met natuurlijke en kunstmatige selectie.
Fylogenetische vergelijkingen; is het vergelijken van verschillende soorten om
te onderzoeken hoe gedrag zich over een lange tijd heeft ontwikkeld.
En de kunstmatige selectie houdt in; onderzoeken waarin wordt getest hoe
eigenschappen zich ontwikkelen door erfelijkheid en omgeving.
Nikolaas Tinbergen dacht dat natuurlijke selectie de belangrijkste kracht
achter de evolutie van gedrag was. Natuurlijke selectie betekent dat
eigenschappen die voordelig zijn voor overleving en voorplanting vaker
worden doorgegeven aan de volgende generatie.
Tegenwoordig weten wetenschappers dat er naast natuurlijke selectie ook
andere processen een rol spelen in evoluatie, zoals;
- Genetische drift – willekeurige veranderingen in de frequentie van
bepaalde genetische eigenschappen binnen een populatie. Di gebeurt toot
toevallige gebeurtenissen, niet door natuurlijke selectie
- Ontwikkelingsbias – bepaalde genetische of biologische beperkingen
zorgen ervoor dat sommige eigenschappen makkelijker ontstaan dan
andere
- Culturele evolutie – eigenschappen worden doorgegeven via sociale en
culturele leerprocessen zoals taal en gewoontes in plaats van via genen.
Een belangrijk discussiepunt in de wetenschap is of taal en cognitieve
vaardigheden bij mensen zijn ontstaan door natuurlijke selectie (dus genetisch
bepaald) of door culturele transmissie (doorgeven via leren en interactie met
anderen).
Filmpje;
1. Mechanisme (causatie); wat zijn de onmiddellijke oorzaken van het zingen van
de vogel?
De zang van de vogels wordt gemaakt door een speciaal orgaan wat de Serx het
en zit vlakjbij de longen. Het is connected aan twee delen van de Serx wat maakt
dat vogels twee unieke geluiden kunnen maken.
2. Ontwikkeling (ontogenese); hoe ontwikkelt het zanggedrag zich in het leven
van de vogel?
Bij veel vogelsoorten ontwikkelt de zang zich tijdens een gevoelige periode kort
na het uitkomen van het ei. Tijdens deze periode leren de jonge vogels de zang
van hun ouders door deze te imiteren.
3. Functie (adaptie); wat is het nut of het adaptieve voordeel van het zingen door
vogels?
Om vriendjes (mates) aan te trekken. Het helpt om een vriend jou te kunnen
vinden. Hoe luid en goed een vogel zingt, zegt iets over hoe geschikt hij is als
ouder.
4. Evolutie (fylogenese); hoe is het zanggedrag bij vogels ontstaan en hoe heeft
het zich in de loop van de evolutie ontwikkeld?
Vogels hebben bepaalde patronen van muziek puur en alleen omdat hun
,voorouders dit ook hadden. Het heeft niet altijd een functie, net zoals dat onze
appendix ook geen functie heeft.
De vragen naar (1) mechanisme en (2) ontwikkeling zijn proximate vragen;
omdat ze gaan over de directe oorzaken van bepaald gedrag
De vragen naar (3) functie en (4) fylogenese gaan over ultimate oorzaken en
gaan daarmee over de dieper achterliggende evolutionaire oorzaken van een
bepaald gedrag.
Vraag 1. Volgens een biologisch psycholoog die geïnteresseerd is in de
neurologische werkingsmechanismen achter depressie, ligt de oorzaak van
depressie in een disbalans in de productie en heropname van verschillende
neurotransmitters.
Proximate. Deze psycholoog is op zoek naar het mechanisme achter depressie.
Deze verklaring valt dus in de eerste categorie van Tinbergen.
Vraag 2. Volgens de psycholoog Steven Pinker had de vroege mens belangrijke
evolutionaire voordelen bij het gebruik van taal doordat ze beter kon
communiceren en samenwerken in groepen. Dit zorgde voor een verhoogde
overlevingskans en meer kans op het verwekken van nageslacht.
Ultimate. Deze verklaring draait vooral om de adaptieve aspecten van de
menselijke psyche en valt dus in de derde categorie (functie)
Vraag 3. Menselijke taal is ontstaan dankzij de evolutionaire afdaling van het
strottenhoofd (larynx) en de evolutionaire ontwikkeling van een taalmodule in
de neocortex.
Ultimate. Deze verklaring gaat over de evolutionaire ontstaansgeschiedenis
van taal en valt dus in de vierde categorie van (fylogenese)
Vraag 4. Autisme spectrum stoornis (ASS) is voor een belangrijk deel het
gevolg van een ontwikkelingsstoornis in de hersenen waarbij er in de vroege
, jeugd te weinig verbindingen tussen neuronen worden gesnoeid (‘pruning’),
waardoor de connectiviteit tussen hersengebieden zich niet optimaal
ontwikkelt.
Proximate. Deze verklaring kijkt vooral naar het ontwikkelingspatroon van ASS
en valt daarom in de derde categorie van Tinbergen.
Studietaak 1.2 Historie
Opdracht 1.2.1 – Evolutieleer in vogelvlucht
Vraag 1.2.1.1
De belangrijkste grondlegger die in het boek besproken wordt, is natuurlijk
Charles Darwin. Vat zijn theorie beknopt maar volledig samen.
De evolutietheorie van Charles Darwin, is een fundamenteel concept in de
biologie dat de mechanismen uitlegt die verantwoordelijk zijn voor het
ontstaan van soorten. De kern van zijn theorie is het principe van natuurlijke
selectie waarmee hij verklaarde hoe alle levensvormen, door selectiedruk uit
de natuur, voortdurend veranderen.
Samengevat luidt zijn theorie als volgt:
1. Variatie: binnen een populatie van organismen bestaat natuurlijke
variatie. Individuen verschillen in kenmerken zoals grootte, kleur,
snelheid, weerstand tegen ziekten, enzovoort.
2. Overproductie: organismen hebben de neiging om meer nakomelingen
voort te brengen dan nodig is om de populatie op peil te houden. Er is
een hoge mate van reproductie, waardoor er competitie ontstaat om
middelen zoals voedsel, water en ruimte.
3. Strijd om het bestaan: vanwege de beperkte middelen en de
overproductie ontstaat er een strijd om te overleven. Niet alle individuen
kunnen overleven en voortplanten.
4. Selectie: binnen deze strijd om het bestaan hebben individuen met
bepaalde kenmerken een grotere kans om te overleven en zich voort te
planten dan anderen. Dit wordt natuurlijke selectie genoemd. Gunstige
eigenschappen geven een individu een voordeel in zijn omgeving,
waardoor het meer nakomelingen achterlaat.
5. Overerving: organismen geven hun erfelijke eigenschappen (deels) door
aan hun nakomelingen. De erfelijke eigenschappen die hebben
bijgedragen aan dit reproductieve succes kunnen zo dus ook de fitness
verhogen van de volgende generatie (en verspreiden zich zo in de
populatie).
Door middel van deze selectieve processen over meerdere generaties heen,
zullen de gunstige eigenschappen zich ophopen in de populatie. Dit leidt tot
veranderingen in de populatie in de loop van de tijd, resulterend in evolutie.
Natuurlijke selectie is een krachtig mechanisme dat de diversiteit van het leven
verklaart en heeft geleid tot de ontwikkeling van nieuwe soorten door middel
van aanpassingen aan verschillende omgevingen.
Vraag 1.2.1.2