Samenvatting Goals blok 2 Minor Sportvoeding

Week 1

Kent de gemiddelde dagelijkse inname (ADI) van deze micronutriënten voor de normale
bevolking en sporters (in µg of mg).

ADI: Aanvaardbare dagelijkse inname: maximale inname van stof zonder dat het nadelig is.

Inname bovengrens
Foliumzuur: niet meer dan 1000 microgram per dag
Vitamine D: niet meer dan 100 microgram per dag
Calcium: niet meer dan 2500 microgram per dag
IJzer: niet meer dan 45 milligram per dag

ADH: Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid: hoeveel je per dag nodig bent van voedingsstof.

Vitamine D Algemeen: 10 mcg per dag
Ouderen: 20 mcg per dag
Calcium Man 9-17 jaar: 1200 mg per dag
Vrouw 9-17 jaar: 1100 mg per dag
Algemeen 18-24: 1000 mg per dag
Algemeen 25-50: 950 mg per dag
70+: 1200 mg per dag
Zwanger: 1000 mg per dag

 Ongeveer 1100 mg per dag
Foliumzuur (vitamine B11) 9-13 jaar: 225 mcg per dag
Folaat Vanaf 14 jaar: 300 mcg per dag
Zwanger: 400 mcg per dag
Cobalamine (vitamine B12) 9-13 jaar: 2 mcg per dag
Algemeen: 2,8 mcg per dag
Zwanger/borstvoeding: 3,,8 mcg per dag
IJzer Algemeen 11 mg per dag
Vrouwen menstruatie: 16 mg per dag

Week 2

Methoden beschrijven om lichaamssamenstelling te bepalen + voor- en nadelen

Dubbel gelabeld water:  goed inzicht in energieverbruik in dagelijks leven
Lichte atomen waterstof en zuurstof worden vervangen voor zware atomen, daarna wordt de
urine uitkomst geanalyseerd.
+ Niet radio actief, niet giftig, wordt gezien als gouden standaard
- Duur en getraind personeel nodig om waarden af te lezen, duurt lang

, Mythes over vetpercentage:
 Je moet vet verbranden om af te vallen
 Je verbrandt geen vet tijdens de eerste 20 minuten van de training
 Dat je regionaal vet kunt verbranden (Spotreductie)
 Dat vasten de trainingsprestaties verhoogt


Kan uitleggen of spotreductie mogelijk is en hoe het werkt
 Je kunt regionaal geen vet verbranden (spotreductie kan niet!)

Hormoongevoelige lipase: vetopslag doorbreken.
Hormoongevoelig komt meer voor in buikvet.

Als je in een negatief energiebalans bent – verbruik groter dan inname, dan verlies je ook
eerder buikvet, omdat daar de vetvoorraad het grootst is.


Kan uitleggen wat er gebeurt tijdens een nuchtere training
 Als je gaat vasten en gaat trainen, dan is vetverbranding hoger (RQ lager).

Als je wilt afvallen gaat het niet om vetverliezen tijdens inspanning, maar gaat erom of je in
een negatieve energiebalans bent.


Week 4

Weet wat de specifieke aanpassingen zijn aan weerstandstraining bij kracht- en
krachtsporten
Aanpassing in spier zelf; contractiele elementen (myofibril)  grotere spier  meer
sarcomeren (actine/myosine)  grotere spierkracht (hypertrofie)

Sarcomeren zijn voor de synthese van contractiel eiwit  grotere spieren.
Contractiel eiwit; actine en myosine.

 Sarcomeren
 Meer myofibrillen: opgebouwd uit actine en myosinefilamenten.

Spiervezels; dikker  meer kracht.

Spieren aanpassing aan krachttraining:
Neemt toe:
 Spiergrootte
 Eiwit inhoud
 Energie substraat level tijdens rust
 Capillairen (haarvaten) (zuurstof naar de spier)
 Mitochondria (power centrales van een cel) (meer en grotere mitochondria)


Door krachttraining:
- Meer mitochondria  dus er kan meer kracht geleverd worden (power centra van cel)
- Meer capillairen (haarvaten)  dus meer zuurstof naar de spier



Heeft basiskennis over het opzetten van voedings gerelateerd onderzoek