Samenvatting, leerdoelen en K.A. H1+H2 Binding,
MAW 4 Havo.
Milena Yousef 4h1.
Hoofdstuk 1: De Intensiteit van Bindingen
Sociale bindingen: Relaties en onderlinge afhankelijkheden tussen mensen (familie,
groep, maatschappij, staat). Fundamenteel ondanks individualisering. Verschillende
vormen en intensiteiten.
Interdependentie: Wederzijdse afhankelijkheid.
Typen bindingen:
Economische bindingen: Productie en distributie van schaarse goederen.
Politieke bindingen: Politieke macht, fysieke dwang, collectieve regelingen.
Affectieve bindingen: Positieve en negatieve gevoelens, genegenheid, steun.
Cognitieve bindingen: Kennisvorming en kennisoverdracht.
Sociale Ongelijkheid: Verschillen tussen mensen in aangeboren kenmerken hebben
consequenties voor hun maatschappelijke positie.
Groepsvorming: Bindingen tussen meer dan twee mensen door beïnvloeding en
ontwikkeling van gemeenschappelijke waarden en normen. Insluiting en uitsluiting.
Groeperingen zijn min of meer af te grenzen van andere mensen.
Variabelen: Eigenschappen van objecten die de onderzoeker interesseren en die
van elkaar kunnen verschillen.
Wij-perspectief: De waarneming, beleving en bedoelingen van de leden zelf van de
bestudeerde samenleving of groepering.
Formele groepen: Vast omschreven doelen, vastgelegde regels en procedures,
bepaalde rollenstructuur en een hiërarchie.
Informele groepen: Stilzwijgende binding zonder vastgelegde doelen en normen,
rollenstructuur en hiërarchie.
Anomie: Een toestand van onzekerheid over welke normen nog binden.
Sociale Cohesie: Aantal en kwaliteit van bindingen tussen mensen in een sociaal
kader. Geeft het gevoel lid te zijn van een groep.
Collectieve Identiteit: Het beeld dat iemand van zichzelf heeft.
Drie factoren die sociale cohesie bevorderen:
Wederzijdse afhankelijkheid of het eigenbelang van mensen.
Dwang of macht.
Gedeelde waarden en normen (saamhorigheidsbesef).
Socialisatie: Overdracht en verwerving van cultuur van de groep(en) en
samenleving.
Acculturatie: Aanleren en verwerven van een andere cultuur of elementen daaruit.
, Internalisatie: Het zich eigen maken van waarden, normen, opvattingen en
gedragingen van een bepaalde samenleving of groep.
Sociale Controle: Middel waarmee maatschappij mensen onder druk zet zich aan
algemeen geldende regels te houden. Formeel en informeel.
Individualisering: Proces waarbij individuen hun zelfstandigheid vergroten, leidt tot
losmaken van traditionele bindingen en sociale controle.
Informalisering: Verhoudingen en contacten tussen mensen minder hiërarchisch,
minder formeel.
Gezag: Macht die als legitiem beschouwd wordt.
Sociale Instituties: Complex van min of meer geformaliseerde regels die gedrag van
mensen en hun relaties reguleren.
Hoofdstuk 2: Politieke Bindingen
Politieke Instituties: Complex van min of meer geformaliseerde regels die het
gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke machtsuitoefening en
politieke besluitvorming reguleren. Formeel en informeel.
Rechtsstaat: Staat waarin de 'spelregels' tussen de staat en de burgers zijn
vastgelegd.
Drie instituties vormen de pijlers van het politieke systeem:
De rechtsstaat.
De grondwet.
De onafhankelijke rechterlijke macht.
Hierboven alles kort samengevat, nu meer diepte:
H1.
Groepsvorming
Mensen vormen groepen op basis van gemeenschappelijke waarden en
normen. Dit leidt tot insluiting (wij-gevoel) en uitsluiting (zij-groepen).
Groepen zijn af te grenzen van anderen.
Formele groepen hebben duidelijke doelen, regels en hiërarchieën (bijv. een
bedrijf).
Informele groepen ontstaan spontaan en hebben minder vastgelegde
structuren (bijv. een vriendengroep).
Socialisatie is het proces waarbij cultuur wordt overgedragen en verworven,
opleiding, opvoeding en andere vormen van omgaan met elkaar. Acculturatie is het
aanleren van elementen uit een andere cultuur dan waarin die gene mee is
opgegroeid. Internalisatie houdt in dat men zich meer bewust word van zijn waarden
en normen waardoor ze als vanzelfsprekend worden ervaren.
Sociale instituties zijn geformaliseerde regels die het gedrag van mensen
reguleren. Denk aan het huwelijk, onderwijs en de politiek.
MAW 4 Havo.
Milena Yousef 4h1.
Hoofdstuk 1: De Intensiteit van Bindingen
Sociale bindingen: Relaties en onderlinge afhankelijkheden tussen mensen (familie,
groep, maatschappij, staat). Fundamenteel ondanks individualisering. Verschillende
vormen en intensiteiten.
Interdependentie: Wederzijdse afhankelijkheid.
Typen bindingen:
Economische bindingen: Productie en distributie van schaarse goederen.
Politieke bindingen: Politieke macht, fysieke dwang, collectieve regelingen.
Affectieve bindingen: Positieve en negatieve gevoelens, genegenheid, steun.
Cognitieve bindingen: Kennisvorming en kennisoverdracht.
Sociale Ongelijkheid: Verschillen tussen mensen in aangeboren kenmerken hebben
consequenties voor hun maatschappelijke positie.
Groepsvorming: Bindingen tussen meer dan twee mensen door beïnvloeding en
ontwikkeling van gemeenschappelijke waarden en normen. Insluiting en uitsluiting.
Groeperingen zijn min of meer af te grenzen van andere mensen.
Variabelen: Eigenschappen van objecten die de onderzoeker interesseren en die
van elkaar kunnen verschillen.
Wij-perspectief: De waarneming, beleving en bedoelingen van de leden zelf van de
bestudeerde samenleving of groepering.
Formele groepen: Vast omschreven doelen, vastgelegde regels en procedures,
bepaalde rollenstructuur en een hiërarchie.
Informele groepen: Stilzwijgende binding zonder vastgelegde doelen en normen,
rollenstructuur en hiërarchie.
Anomie: Een toestand van onzekerheid over welke normen nog binden.
Sociale Cohesie: Aantal en kwaliteit van bindingen tussen mensen in een sociaal
kader. Geeft het gevoel lid te zijn van een groep.
Collectieve Identiteit: Het beeld dat iemand van zichzelf heeft.
Drie factoren die sociale cohesie bevorderen:
Wederzijdse afhankelijkheid of het eigenbelang van mensen.
Dwang of macht.
Gedeelde waarden en normen (saamhorigheidsbesef).
Socialisatie: Overdracht en verwerving van cultuur van de groep(en) en
samenleving.
Acculturatie: Aanleren en verwerven van een andere cultuur of elementen daaruit.
, Internalisatie: Het zich eigen maken van waarden, normen, opvattingen en
gedragingen van een bepaalde samenleving of groep.
Sociale Controle: Middel waarmee maatschappij mensen onder druk zet zich aan
algemeen geldende regels te houden. Formeel en informeel.
Individualisering: Proces waarbij individuen hun zelfstandigheid vergroten, leidt tot
losmaken van traditionele bindingen en sociale controle.
Informalisering: Verhoudingen en contacten tussen mensen minder hiërarchisch,
minder formeel.
Gezag: Macht die als legitiem beschouwd wordt.
Sociale Instituties: Complex van min of meer geformaliseerde regels die gedrag van
mensen en hun relaties reguleren.
Hoofdstuk 2: Politieke Bindingen
Politieke Instituties: Complex van min of meer geformaliseerde regels die het
gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke machtsuitoefening en
politieke besluitvorming reguleren. Formeel en informeel.
Rechtsstaat: Staat waarin de 'spelregels' tussen de staat en de burgers zijn
vastgelegd.
Drie instituties vormen de pijlers van het politieke systeem:
De rechtsstaat.
De grondwet.
De onafhankelijke rechterlijke macht.
Hierboven alles kort samengevat, nu meer diepte:
H1.
Groepsvorming
Mensen vormen groepen op basis van gemeenschappelijke waarden en
normen. Dit leidt tot insluiting (wij-gevoel) en uitsluiting (zij-groepen).
Groepen zijn af te grenzen van anderen.
Formele groepen hebben duidelijke doelen, regels en hiërarchieën (bijv. een
bedrijf).
Informele groepen ontstaan spontaan en hebben minder vastgelegde
structuren (bijv. een vriendengroep).
Socialisatie is het proces waarbij cultuur wordt overgedragen en verworven,
opleiding, opvoeding en andere vormen van omgaan met elkaar. Acculturatie is het
aanleren van elementen uit een andere cultuur dan waarin die gene mee is
opgegroeid. Internalisatie houdt in dat men zich meer bewust word van zijn waarden
en normen waardoor ze als vanzelfsprekend worden ervaren.
Sociale instituties zijn geformaliseerde regels die het gedrag van mensen
reguleren. Denk aan het huwelijk, onderwijs en de politiek.