Wat is de bouw/ functie/ werking van het lymfestelsel?
Het lymfestelsel bestaat uit lymfe vaten (groen) waardoor lymfe stroomt. Ook bestaat de
lymfe uit structuren die vreemde stoffen opvangen. Dit zijn lymfeknopen (oranje) en lymfe
organen (geel (zoals de milt)).
Lymfeknopen: bevatten macrofagen. Dendritische cellen zitten buiten het lymfestelsel maar
migreren naar de lymfeknopen nadat ze met pathogenen in contact zijn gekomen. In de
lymfeknopen werken de dendritische cellen samen met andere immuuncellen, waardoor
verworven afweer wordt gestimuleerd.
In het onderste plaatje zie je in stapjes de route van lymfe en laat zien wat de rol van
lymfeklieren/knopen (synoniemen).
1. Interstitiële vloeistof en witte bloedcellen worden continu door de lymfevaten
opgenomen.
2. De vloeistof die dan vormt in de lymfevaten, genaamd lymfe, stroomt door de
lymfevaten door het hele lichaam naar lymfeklieren.
3. In de lymfeklieren komen witte bloedcellen pathogenen en niet-lichaamseigen
deeltjes tegen, deze witte bloedcellen worden dan geactiveerd en ondernemen dan
defensieve acties.
4. Lymfevaten brengen de lymfe terug naar het bloed via twee grote kanalen die dicht
bij de schouders zitten, deze twee kanalen laten het lymfe terugstromen in het
bloed.
,Het lymfestelsel helpt bij het handhaven van de vloeistofbalans in het lichaam, het speelt
een centrale rol in de afweer tegen ziekten, en draagt bij aan de opname van
voedingsstoffen en de verwijdering van afvalstoffen. Dit gebeurt doordat vloeistoffen en
eiwitten lekken vanuit de haarvaten in het interstitium (de ruimte tussen de cellen).
Lymfevaten nemen deze gelekte vloeistoffen en eiwitten op en brengen ze naar grote
aderen die aan het begin van de nek zitten. In de lymfevaten zitten kleppen die het
terugstromen van de vloeistof tegengaan.
Het lekken van de vloeistoffen en eiwitten: (ook taak 11)
Zoals je in het figuur hiernaast kan zien hebben de
haarvaten 3 belangrijke eigenschappen.
De eerste is dat het oppervlakte van de haarvaten
heel erg groot is ten opzichte van de slagaderen en
de aderen. Veel oppervlakte betekent veel plek
voor het uitwisselen van voedingstoffen en
zuurstof.
De tweede is dat het bloed drastisch vertraagd in de
haarvaten (tot wel 1cm per seconde!). Dit komt
omdat er heel veel haarvaten zijn, met bij elkaar
opgeteld een hele grote doorsnede. Omdat het
bloed uit de slagader naar de haarvaten gaat waar
bij elkaar opgeteld een grote doorsnede heeft gaat
het bloed veel slomer, waardoor voeding- en
vloeistoffen dus veel tijd hebben om uit de
haarvaten te gaan.
Het laatste is dat de bloeddruk erg verlaagd in de
haarvaten omdat de vloeistoffen en voedingstoffen
uit de haarvaten gaan.
, Vloeistof uitwisseling tussen haarvaten en de interstitiële vloeistof:
In het figuur hieronder zie je hoe dit lekken precies gaat in de haarvaten. Twee
tegenovergestelde krachten controleren de beweging van vloeistof tussen de haarvaten en
de omliggende weefsels: Bloeddruk zorgt dat vloeistof uit de haarvaten gaat (rode pijlen) en
de aanwezigheid van eiwitten zorgt dat die vloeistof weer terugkomt (blauwe pijlen).
Rode pijlen:
Zoals je kan zien stroomt het bloed in het haarvat naar rechts. Het bloed waar dus nog de
meeste nutriënten in zitten komt dus links aan, hier is de rode pijl dus ook het
grootst/langst. Deze rode pijl stelt de bloeddruk voor, hoe groter deze pijl is, hoe hoger de
bloeddruk is en dus hoe meer vloeistof uit het haarvat stroomt door die druk. Die bloeddruk
drukt namelijk tegen de wand van het haarvat aan, en drukt dus ook vloeistoffen tegen deze
rand aan waardoor het eruit gaat.
Blauwe pijlen:
De meeste bloedeiwitten en alle bloedcellen zijn te groot om door de wand te gaan. Ze
blijven in de haarvaten. De opgeloste eiwitten zijn verantwoordelijk voor een groot deel van
de osmotische druk (de druk dat geproduceerd wordt door de verschillen in opgeloste
stoffen over het membraan). De osmotische druk ontstaat ook omdat er in het bloed veel
ionen zitten (zie samenstelling van het bloed), deze ionen zitten in een hoge concentratie in
het bloed en trekken dus vloeistoffen aan van plekken waar een lage concentratie zit.
De blauwe pijl staat dus voor de osmotische druk.
In dit geval wordt de rode pijl niet kleiner dan de blauwe en stroomt er dus alleen vloeistof
naar buiten. Plekken in het lichaam waar opbouw van vloeistoffen nogal onhandig is, zoals
in de longen, wordt deze rode pijl uiteindelijk kleiner dan de blauwe zodat er ook vloeistof
terug kan stromen in de haarvaten.