Inhoudsopgave
Week 1....................................................................................................................................................................................2
HC 01 – Ver van de boom.................................................................................................................................................2
Solomon hoofdstuk 1 - Zoon.........................................................................................................................................3
Solomon hoofdstuk 2 - Doof.........................................................................................................................................4
Solomon hoofdstuk 4 - Syndroom van Down...............................................................................................................5
Week 2....................................................................................................................................................................................7
HC 02 – Ontwikkeling van de kindertijd in historisch perspectief....................................................................................7
Stearns inleiding............................................................................................................................................................8
Stearns hoofdstuk 1 - Childhood in agricultural societies.............................................................................................8
Stearns hoofdstuk 2 - Childhood in the classical civilizations....................................................................................10
Stearns hoofdstuk 4 - Changes and contrast in the postclassical and early modern centuries, 600-1700...................11
Stearns hoofdstuk 6 - Childhood in the industrial age................................................................................................12
Stearns hoofdstuk 7 - Forces of change in western society, 1750-1900.....................................................................13
Stearns hoofdstuk 15 - Globalization and childhoods.................................................................................................14
Week 3..................................................................................................................................................................................16
HC 03 – Jeugdbeleid en jeugdzorg..................................................................................................................................16
De Winter - Medemenselijk opvoeden........................................................................................................................17
Week 4..................................................................................................................................................................................19
HC 04 – Opvoeding en opvoedingsondersteuning in cultuur-vergelijkend perspectief..................................................19
De Haan - The reconstruction of parenting after migration........................................................................................20
Stearns hoofdstuk 9 - The immigrant child.................................................................................................................21
Week 5..................................................................................................................................................................................22
HC 05 - Herstel, empowerment en ervaringsdeskundigheid...........................................................................................22
Leunen - Help ik wordt hulpverlener..........................................................................................................................23
Razzaque - Een inleiding tot peer-supported open dialogue binnen de geestelijke gezondheidszorg........................24
Week 6..................................................................................................................................................................................25
HC 06 - Is de wereld wel voor jou gemaakt?..................................................................................................................25
Van Ertvelde - Handicap: een bevrijding....................................................................................................................26
1
,Week 1
HC 01 – Ver van de boom
Denkkader
Hoe gaan we in de huidige samenleving en cultuur om met kinderen en jongeren die zich ‘anders’
ontwikkelen?
Welk beleid wordt ten aanzien van jeugdigen en hun ouders gevoerd?
Welke invloed heeft een ‘afwijkende’ ontwikkeling op de opvoeding, binnen en buiten het gezin?
Welke rol spelen professionals in deze processen?
Hervormingen in de steun bij opgroeien en opvoeden
Jeugdhulp omvat alle vormen van hulp variërend van licht en ambulant tot intensief en specialistisch
Jeugdzorg is de verzamelnaam voor jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering
Transitie en transformatie van de jeugdzorg
De Jeugdwet (2015) betekende een fundamentele verschuiving in verantwoordelijkheid: van landelijke
instellingen naar gemeenten. De achterliggende gedachte was dat lokale besturen dichter bij gezinnen staan
en daardoor beter passende, tijdige en integrale ondersteuning kunnen bieden.
Transformatiedoelen
1. Preventie en uitgaan van eigen mogelijkheden
2. Demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren
3. Tijdig passende hulp
4. Eén gezin, één plan, één regisseur
5. Meer ruimte voor professionals
Ontzorgen en normaliseren
Ontzorgen: versterken van veerkracht jeugdigen en ouders, en het activeren en benutten van hun
sociale netwerken.
Normaliseren: tegengaan van onnodig problematiseren en etiketteren.
In de praktijk is het beleid echter vaak verschoven van gezinsbeleid naar veiligheidsbeleid, waarin afwijkend
gedrag als risico wordt gezien. Deze trend sluit aan bij de observatie van Verhaeghe: de moderne
samenleving accepteert steeds minder afwijkingen. Het gevolg is een pathologiserende cultuur waarin
kinderen sneller worden gediagnosticeerd, niet omdat de problematiek toeneemt, maar omdat de norm
strakker wordt.
Wat is ‘normaal’ en wat is ‘afwijkend’?
Volgens Paul Verhaeghe creëert elke maatschappij haar eigen norm voor ‘normaal’ en ‘afwijkend’. In onze
meritocratische samenleving, waarin ‘meedoen’ en excelleren de norm zijn, wordt afwijken snel gezien als
tekortschieten. Diagnoses kunnen houvast bieden, maar ook leiden tot stigmatisering en zelfvervulling van
negatieve verwachtingen.
Het DSM-systeem versterkt deze tendens
Identiteit of defect?
Andrew Solomon introduceert in Ver van de Boom een fundamentele pedagogische discussie:
Is ‘anders zijn’ een defect dat moet worden hersteld (klinisch/medisch model) of een identiteit die moet
worden erkend (acceptatie/identiteits model)?
Het klinisch/medisch model ziet afwijking als stoornis die moet worden gecorrigeerd, zodat het
individu kan functioneren binnen de norm van de samenleving.
2
, Sluit aan op ‘humanist vision’ => lijden van individu verlichten met de mogelijkheden die we
hebben
Het acceptatie (of identiteits-)model ziet afwijking als onderdeel van menselijke diversiteit; het kind
hoeft niet te worden ‘gerepareerd’, maar de samenleving moet ruimte bieden voor verschillen.
Sluit aan bij ‘social vision’ => diversiteit hoort bij de samenleving
Prenatale diagnostiek
Opsporen van aangeboren of erfelijke afwijkingen bij ongeboren kind
De NIPT
Niet Invasieve Prenatale Test
De opkomst van prenatale testen zoals de NIPT stelt nieuwe morele vragen. Door genetische screening
kunnen ouders afwijkingen vroegtijdig ontdekken, maar dit roept de vraag op: welke vormen van leven
vinden we wenselijk?
Solomon hoofdstuk 1 - Zoon
Centraal thema
Het fundamentele verschil tussen “je kind krijgen” en “je kind leren kennen”.
Voortplanting is geen kopie van jezelf, maar een confrontatie met het onbekende.
Verticale identiteit
Een verticale identiteit omvat eigenschappen, waarden en normen die van ouder op kind worden
doorgegeven, genetisch én cultureel.
Voorbeelden hiervan zijn:
Etniciteit: kinderen delen vaak huidskleur met hun ouders; deze wordt genetisch overgedragen.
Taal: kinderen nemen meestal de taal van hun ouders over, bijvoorbeeld Grieks.
Religie: katholieke ouders brengen hun kinderen vaak katholiek op.
Nationaliteit: meestal hetzelfde als die van de ouders, behalve bij migratie.
Verticale identiteiten zijn ingebed in een gemeenschap: ouders herkennen zichzelf in hun kinderen, wat
zorgt voor continuïteit en verbondenheid.
Horizontale identiteit
Een horizontale identiteit ontstaat wanneer een kind eigenschappen heeft die niet gedeeld worden met de
ouders. Deze eigenschappen kunnen genetisch, biologisch of sociaal bepaald zijn.
Voorbeelden:
Homoseksualiteit
Doofheid
Autisme
Genialiteit of een verstandelijke beperking
Psychopathie of crimineel gedrag
Kinderen met een horizontale identiteit vinden vaak hun herkenning niet binnen het gezin, maar in een ‘peer
group’ van mensen met vergelijkbare ervaringen. Deze identiteiten vragen van ouders extra
aanpassingsvermogen, acceptatie en veerkracht, omdat ze niet vanzelfsprekend aansluiten bij hun eigen
waarden of verwachtingen.
Ziekte of identiteit
Solomon bespreekt de spanningslijn tussen het zien van een eigenschap als ziekte (iets wat verholpen moet
worden) en als identiteit (iets wat iemand definieert).
Hij stelt dat dit onderscheid vaak vals en beperkend is: veel aandoeningen zijn tegelijk ziekte én identiteit.
Bijvoorbeeld: autisme kan lijden veroorzaken, maar vormt ook een manier van zijn en denken.
Het taalgebruik beïnvloedt hoe we ermee omgaan:
3
Week 1....................................................................................................................................................................................2
HC 01 – Ver van de boom.................................................................................................................................................2
Solomon hoofdstuk 1 - Zoon.........................................................................................................................................3
Solomon hoofdstuk 2 - Doof.........................................................................................................................................4
Solomon hoofdstuk 4 - Syndroom van Down...............................................................................................................5
Week 2....................................................................................................................................................................................7
HC 02 – Ontwikkeling van de kindertijd in historisch perspectief....................................................................................7
Stearns inleiding............................................................................................................................................................8
Stearns hoofdstuk 1 - Childhood in agricultural societies.............................................................................................8
Stearns hoofdstuk 2 - Childhood in the classical civilizations....................................................................................10
Stearns hoofdstuk 4 - Changes and contrast in the postclassical and early modern centuries, 600-1700...................11
Stearns hoofdstuk 6 - Childhood in the industrial age................................................................................................12
Stearns hoofdstuk 7 - Forces of change in western society, 1750-1900.....................................................................13
Stearns hoofdstuk 15 - Globalization and childhoods.................................................................................................14
Week 3..................................................................................................................................................................................16
HC 03 – Jeugdbeleid en jeugdzorg..................................................................................................................................16
De Winter - Medemenselijk opvoeden........................................................................................................................17
Week 4..................................................................................................................................................................................19
HC 04 – Opvoeding en opvoedingsondersteuning in cultuur-vergelijkend perspectief..................................................19
De Haan - The reconstruction of parenting after migration........................................................................................20
Stearns hoofdstuk 9 - The immigrant child.................................................................................................................21
Week 5..................................................................................................................................................................................22
HC 05 - Herstel, empowerment en ervaringsdeskundigheid...........................................................................................22
Leunen - Help ik wordt hulpverlener..........................................................................................................................23
Razzaque - Een inleiding tot peer-supported open dialogue binnen de geestelijke gezondheidszorg........................24
Week 6..................................................................................................................................................................................25
HC 06 - Is de wereld wel voor jou gemaakt?..................................................................................................................25
Van Ertvelde - Handicap: een bevrijding....................................................................................................................26
1
,Week 1
HC 01 – Ver van de boom
Denkkader
Hoe gaan we in de huidige samenleving en cultuur om met kinderen en jongeren die zich ‘anders’
ontwikkelen?
Welk beleid wordt ten aanzien van jeugdigen en hun ouders gevoerd?
Welke invloed heeft een ‘afwijkende’ ontwikkeling op de opvoeding, binnen en buiten het gezin?
Welke rol spelen professionals in deze processen?
Hervormingen in de steun bij opgroeien en opvoeden
Jeugdhulp omvat alle vormen van hulp variërend van licht en ambulant tot intensief en specialistisch
Jeugdzorg is de verzamelnaam voor jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering
Transitie en transformatie van de jeugdzorg
De Jeugdwet (2015) betekende een fundamentele verschuiving in verantwoordelijkheid: van landelijke
instellingen naar gemeenten. De achterliggende gedachte was dat lokale besturen dichter bij gezinnen staan
en daardoor beter passende, tijdige en integrale ondersteuning kunnen bieden.
Transformatiedoelen
1. Preventie en uitgaan van eigen mogelijkheden
2. Demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren
3. Tijdig passende hulp
4. Eén gezin, één plan, één regisseur
5. Meer ruimte voor professionals
Ontzorgen en normaliseren
Ontzorgen: versterken van veerkracht jeugdigen en ouders, en het activeren en benutten van hun
sociale netwerken.
Normaliseren: tegengaan van onnodig problematiseren en etiketteren.
In de praktijk is het beleid echter vaak verschoven van gezinsbeleid naar veiligheidsbeleid, waarin afwijkend
gedrag als risico wordt gezien. Deze trend sluit aan bij de observatie van Verhaeghe: de moderne
samenleving accepteert steeds minder afwijkingen. Het gevolg is een pathologiserende cultuur waarin
kinderen sneller worden gediagnosticeerd, niet omdat de problematiek toeneemt, maar omdat de norm
strakker wordt.
Wat is ‘normaal’ en wat is ‘afwijkend’?
Volgens Paul Verhaeghe creëert elke maatschappij haar eigen norm voor ‘normaal’ en ‘afwijkend’. In onze
meritocratische samenleving, waarin ‘meedoen’ en excelleren de norm zijn, wordt afwijken snel gezien als
tekortschieten. Diagnoses kunnen houvast bieden, maar ook leiden tot stigmatisering en zelfvervulling van
negatieve verwachtingen.
Het DSM-systeem versterkt deze tendens
Identiteit of defect?
Andrew Solomon introduceert in Ver van de Boom een fundamentele pedagogische discussie:
Is ‘anders zijn’ een defect dat moet worden hersteld (klinisch/medisch model) of een identiteit die moet
worden erkend (acceptatie/identiteits model)?
Het klinisch/medisch model ziet afwijking als stoornis die moet worden gecorrigeerd, zodat het
individu kan functioneren binnen de norm van de samenleving.
2
, Sluit aan op ‘humanist vision’ => lijden van individu verlichten met de mogelijkheden die we
hebben
Het acceptatie (of identiteits-)model ziet afwijking als onderdeel van menselijke diversiteit; het kind
hoeft niet te worden ‘gerepareerd’, maar de samenleving moet ruimte bieden voor verschillen.
Sluit aan bij ‘social vision’ => diversiteit hoort bij de samenleving
Prenatale diagnostiek
Opsporen van aangeboren of erfelijke afwijkingen bij ongeboren kind
De NIPT
Niet Invasieve Prenatale Test
De opkomst van prenatale testen zoals de NIPT stelt nieuwe morele vragen. Door genetische screening
kunnen ouders afwijkingen vroegtijdig ontdekken, maar dit roept de vraag op: welke vormen van leven
vinden we wenselijk?
Solomon hoofdstuk 1 - Zoon
Centraal thema
Het fundamentele verschil tussen “je kind krijgen” en “je kind leren kennen”.
Voortplanting is geen kopie van jezelf, maar een confrontatie met het onbekende.
Verticale identiteit
Een verticale identiteit omvat eigenschappen, waarden en normen die van ouder op kind worden
doorgegeven, genetisch én cultureel.
Voorbeelden hiervan zijn:
Etniciteit: kinderen delen vaak huidskleur met hun ouders; deze wordt genetisch overgedragen.
Taal: kinderen nemen meestal de taal van hun ouders over, bijvoorbeeld Grieks.
Religie: katholieke ouders brengen hun kinderen vaak katholiek op.
Nationaliteit: meestal hetzelfde als die van de ouders, behalve bij migratie.
Verticale identiteiten zijn ingebed in een gemeenschap: ouders herkennen zichzelf in hun kinderen, wat
zorgt voor continuïteit en verbondenheid.
Horizontale identiteit
Een horizontale identiteit ontstaat wanneer een kind eigenschappen heeft die niet gedeeld worden met de
ouders. Deze eigenschappen kunnen genetisch, biologisch of sociaal bepaald zijn.
Voorbeelden:
Homoseksualiteit
Doofheid
Autisme
Genialiteit of een verstandelijke beperking
Psychopathie of crimineel gedrag
Kinderen met een horizontale identiteit vinden vaak hun herkenning niet binnen het gezin, maar in een ‘peer
group’ van mensen met vergelijkbare ervaringen. Deze identiteiten vragen van ouders extra
aanpassingsvermogen, acceptatie en veerkracht, omdat ze niet vanzelfsprekend aansluiten bij hun eigen
waarden of verwachtingen.
Ziekte of identiteit
Solomon bespreekt de spanningslijn tussen het zien van een eigenschap als ziekte (iets wat verholpen moet
worden) en als identiteit (iets wat iemand definieert).
Hij stelt dat dit onderscheid vaak vals en beperkend is: veel aandoeningen zijn tegelijk ziekte én identiteit.
Bijvoorbeeld: autisme kan lijden veroorzaken, maar vormt ook een manier van zijn en denken.
Het taalgebruik beïnvloedt hoe we ermee omgaan:
3