Door: Erving Goffman (p. 100 – 123)
In hoofdstuk onderzoekt Erving Goffman hoe mensen hun gedrag afstemmen op de sociale
ruimte waarin ze zich bevinden. Hij noemt zo’n ruimte een region, oftewel een gebied waarin
iemand een bepaald optreden (performance) uitvoert. Net als in een toneelstuk bestaan er
verschillende “delen van het toneel” waar mensen zich op een bepaalde manier gedragen,
afhankelijk van wie aanwezig is en wat er van hen verwacht wordt.
De eerste en meest zichtbare ruimte is het façadegebied, ook wel de front region genoemd. Dit
is de plek waar iemand optreedt voor een publiek en probeert een bepaalde indruk te maken. In
dit gebied toont men gedrag dat past bij de sociale rol die men vervult. Mensen letten op hun
taal, houding, kleding en gezichtsuitdrukking, zodat alles bijdraagt aan een geloofwaardige
voorstelling. Goffman noemt dit het handhaven van de façade: de uiterlijke presentatie van
iemand die een bepaald beeld ondersteunt.
Het façadegebied bestaat uit twee belangrijke onderdelen:
(1) De setting, oftewel de fysieke omgeving waarin het optreden plaatsvindt – zoals een
klaslokaal, kantoor of restaurant.
(2) Het personal front, dat verwijst naar persoonlijke kenmerken zoals kleding,
stemgebruik, houding en gezichtsuitdrukking.
Samen vormen de setting en het personal front de façade waarmee iemand zijn rol
ondersteunt. Binnen het façadegebied is het belangrijk dat alles consistent en geloofwaardig
blijft; zodra iemand “uit zijn rol valt”, raakt de voorstelling verstoord.
Achter het façadegebied bevindt zich het achterafgebied, in het Engels de back region of
backstage. Dit is de ruimte waar iemand zich kan terugtrekken van het publiek en waar andere
gedragsregels gelden. In het achterafgebied kan men zich ontspannen, voorbereiden op de
volgende voorstelling of gedrag vertonen dat in de front region ongeschikt zou zijn. Hier wordt
de façade tijdelijk losgelaten: mensen kunnen lachen, klagen, fouten bespreken of even zichzelf
zijn zonder dat het publiek meekijkt.
Het achterafgebied vervult dus een belangrijke voorbereidende en herstellende functie. Het is
de plaats waar mensen hun rol kunnen oefenen, zich kunnen omkleden of onderling afstemmen
met anderen. Wanneer meerdere mensen samen optreden (bijvoorbeeld bedienend personeel,
collega’s of een gezin) vormt deze backstage ook de plek waar ze als team samenwerken om hun
publieke voorstelling goed te laten verlopen. Goffman benadrukt dat het onderscheid tussen
façadegebied en achterafgebied essentieel is: als iemand uit het publiek plotseling de
backstage binnenkomt, wordt de hele sociale illusie doorbroken.
Naast deze twee gebieden onderscheidt Goffman nog een derde: het buitenregion (outside).
Dat is de ruimte buiten de voorstelling, waar mensen geen rol spelen in de betreffende sociale
situatie. Buitenstaanders horen niet bij het publiek of de uitvoerders, en hebben meestal geen
toegang tot het façade- of achterafgebied. Deze scheiding zorgt ervoor dat de sociale
voorstelling beschermd blijft. Het zou bijvoorbeeld vreemd zijn als een klant plots in de
keuken van een restaurant verschijnt of een student het lerarenlokaal binnenloopt – dat
verstoort de symbolische grens tussen publiek en uitvoerders.
De grenzen tussen deze drie gebieden, façadegebied, achterafgebied en buitenregion, zijn
volgens Goffman van groot belang. Ze worden zorgvuldig bewaakt, zowel door fysieke
middelen (zoals muren, deuren of gordijnen) als door sociale regels (wie mag waar komen en
1
,hoe hoort men zich daar te gedragen). Door deze scheiding kunnen mensen bepalen welke
informatie zichtbaar is en welke verborgen blijft. Goffman noemt dit information control: het
vermogen om te sturen wat anderen over je te zien of te weten krijgen.
Zo wordt duidelijk dat menselijk gedrag niet zomaar willekeurig is, maar sterk afhankelijk van
plaats en publiek:
(1) In het façadegebied laat men zijn beste, meest gecontroleerde kant zien;
(2) In het achterafgebied bereidt men zich voor of laat men even los;
(3) In het buitenregion speelt men helemaal geen rol in de betreffende situatie.
Dankzij deze driedeling kunnen mensen hun sociale rollen geloofwaardig uitvoeren en blijft de
sociale orde intact.
Het sociale leven functioneert als een toneelstuk met verschillende ruimtes. Het façadegebied
is het podium van de rol, het achterafgebied is de kleedkamer waar men de rol voorbereidt en
loslaat, en het buitenregion is de wereld buiten het toneel. Samen zorgen ze ervoor dat mensen
hun gedrag kunnen organiseren, indrukken kunnen beheren en de samenleving soepel blijft
functioneren.
2
, Week 3: De onbedoelde effecten van sociaal beleid (optioneel)
Door: Godfried Engberdsen en Romke van der Veen
In “De onbedoelde effecten van sociaal beleid” pleiten Engbersen en Van der Veen voor wat zij
een sceptische beleidsanalyse noemen. Zij stellen dat sociaal beleid niet alleen gewenste
resultaten heeft, maar ook vaak leidt tot onbedoelde, en soms zelfs tegengestelde effecten.
Beleidsmakers moeten daarom niet alleen hun bedoelingen, maar ook de mogelijke
neveneffecten van hun ingrepen onder ogen zien. Alleen door inzicht te krijgen in de
mechanismen achter zulke effecten kan beleid realistischer en effectiever worden vormgegeven.
Het artikel begint met de constatering dat het geloof in de maakbaarheid van de samenleving
sinds de jaren zestig en zeventig sterk is afgenomen. Waar vroeger vertrouwen bestond in de
overheid als probleemoplosser, overheerst nu vaak beleidsscepsis: de overtuiging dat
overheidsinterventie evenveel problemen schept als oplost. Voorbeelden daarvan zijn het
oneigenlijke gebruik van de WAO, de massale uitkeringsafhankelijkheid van migranten en de
kwaliteitsproblemen in het onderwijs. Engbersen en Van der Veen willen echter niet vervallen in
cynisme of anti-overheidssentiment, maar pleiten voor een genuanceerde, kritische houding.
Beleid moet niet klakkeloos worden uitgebreid (zoals progressieven vaak doen), maar ook niet
zomaar worden afgebroken (zoals conservatieven bepleiten).
De auteurs plaatsen hun analyse in een bredere sociologische traditie. Het idee van onbedoelde
gevolgen van sociaal handelen is oud en loopt als een rode draad door de sociale wetenschappen.
Adam Smith wees al op de “onzichtbare hand”: individueel eigenbelang kan onbedoeld leiden
tot algemeen welzijn. De Tocqueville toonde daarentegen aan dat goedbedoelde armenzorg juist
armoede kon verergeren, een voorbeeld van een zogenoemd pervers effect. Ook Marx, Weber en
Durkheim beschreven hoe maatschappelijke systemen door hun interne logica effecten
produceren die het tegenovergestelde zijn van wat men beoogt. Zo kan economische vooruitgang
leiden tot vervreemding of anomie. Het aanwijzen van zulke effecten is echter lastig, omdat
intenties en oorzaken in complexe samenlevingen moeilijk vast te stellen zijn en effecten zich
vaak pas na lange tijd manifesteren.
In het tweede deel van het artikel bespreken de auteurs hoe het thema van onbedoelde gevolgen
zich heeft ontwikkeld in de moderne sociale wetenschappen. Binnen het functionalisme, vooral
bij Robert Merton, is veel aandacht voor latente functies: gevolgen van menselijk handelen die
niet zijn bedoeld maar wel invloed hebben, ook wel: onbedoelde gevolgen. Merton
introduceerde ook begrippen als goal displacement (doelverschuiving) en de self-fulfilling
prophecy, die laten zien hoe organisaties of verwachtingen zichzelf kunnen versterken of
ondermijnen (bureaucratische persoonlijkheid).
Een tweede benadering is het labelling- of sociaal-constructivisme, waarin onderzoekers als
Howard Becker en Erving Goffman laten zien hoe maatschappelijke labels en classificaties
mensen kunnen stigmatiseren en zo juist het probleemgedrag versterken dat men wilde
bestrijden. Een derde invalshoek is de rationele-keuzetheorie, waarin Raymond Boudon
beschrijft hoe rationeel gedrag van individuen gezamenlijk kan leiden tot irrationele, collectieve
uitkomsten. Iedereen probeert zijn eigen positie te verbeteren, maar dat kan ertoe leiden dat de
samenleving als geheel er niet beter van wordt.
Daarnaast bespreken Engbersen en Van der Veen de figuratiesociologie van Norbert Elias,
waarin wordt benadrukt dat veel maatschappelijke processen ongepland verlopen omdat
mensen voortdurend van elkaar afhankelijk zijn in complexe netwerken. Ook Abram de
Swaan beschreef bijvoorbeeld de verzorgingsstaat als het onbedoelde product van groeiende
wederzijdse afhankelijkheden. Tot slot noemen de auteurs de culturele-conflictbenadering,
3