Samenvatting Systematic Intervention Design 2025 hoofdstuk 1 - 10

Systematic Intervention Design in Psychology
Chapter 1: Applied Psychology: Designing Interventions
for Psychological problems
Psychologie  de wetenschap van gedrag en geest (mind)  de studie
van mentale processen en menselijk gedrag met als uitdrukkelijk doel dat
gedrag te verklaren, te voorspellen en te veranderen  stelt ons in staat
uitspraken te doen over menselijke motieven, emoties, verlangens en hun
invloed op gedrag.

Psychologie wordt niet alleen gebruikt voor mentale problemen maar ook
in andere situaties zoals in de criminologie, onderwijs en bij het
ontwikkelen van een gezonde levensstijl.

De wetenschap van gedrag  observeerbaar gedrag als centraal object
van een wetenschappelijke studie

Laws of Thorndike  illustratief voorbeeld van de behavioristische
benadering van de studie van menselijk gedrag

- Eerste wet van Thorndike: Law of exercise (oefening)  De relatie
tussen een stimulus en een respons wordt sterker als die stimulus
steeds vaker beantwoord wordt met hetzelfde respons  ook wel 
de relatie tussen een stimulus en een respons wordt zwakker als die
stimulus minder vaak beantwoord wordt met dat respons.
- Tweede wet van Thorndike: Law of effect  De relatie tussen een
stimulus en een respons wordt sterker als het respons beantwoord
wordt met een beloning  ook wel  de relatie tussen een stimulus
en een respons word zwakker als het respons word beantwoord met
een straf

Het belonen van gewenst gedrag is krachtiger in het veranderen van
gedrag dan het straffen van ongewenst gedrag.

Het begrijpen van het brein en de gedachten van individuen is belangrijk
om het gedrag van een individu te verklaren

Het doel van zowel behaviorisme (wetenschap van gedrag) als cognitieve
psychologie is het beschrijven, begrijpen en voorspellen van menselijk
gedrag  bij het beschrijven, begrijpen en voorspellen van gedrag 
behaviorisme beperkt zich tot het observeren van gedrag  terwijl
cognitieve psychologie zich richt op motieven, emoties en gedachten die
verband houden met gedrag.

Structuralisme  het herleiden van psychologische processen tot een
reeks basiscomponenten van het bewustzijn

Empirical methode  psychologische concepten (bijv. geheugen opslag)
omzetten tot zichtbare waarnemingen (hoeveel nummers een individu kan

,onthouden)  nauwkeurige metingen, herhaling van gebeurtenissen en
controleerbaar  theorieën moeten onderzocht en bewezen worden

Functionalisme  gebruiken van het bewustzijn bij het analyseren en
overkomen van alledaagse problemen (john Dewey) ?????? doorlezen
Münsterberg:
1. Onderzoekt of resultaten uit fundamenteel onderzoek kunnen (basic
research) worden gebruikt om praktische problemen (structuralisme)
op te lossen  nadeel: onderzoek wordt uitgevoerd onder streng
gecontroleerde laboratoriumomstandigheden  kan moeilijk worden
toegepast op de werkelijkheid  is over het algemeen beschrijvend
of verklarend  word gebruikt om voorspelingen en hypothesen te
testen.

2. Het doel van het onderzoek moet eerst gedefinieerd worden voordat
bepaald kan worden welke oplossing het meest geschikt is.

Empirical cycle  het onderzoeken van verschijnselen  onderzoeken en
verklaren

Knowledge (kennis) generatie
1. Observeren  het nadenken over een fenomeen en kijken in welke
omstandigheden dit fenomeen zich voordoet.
2. Inductie  opstellen van hypothesen (cognitieve proces)
3. Deductie  testen van de hypothese  voorspellen dat de
hypothese correct is.
4. Testen  uitvoeren van het experiment en analyseren van alle data
5. Evaluatie  evalueren van de hypothese

Regulatieve cyclus problemen oplossen  oplossing te vinden voor
ongewenst gedrag (probleem analysis)

1. Duidelijk beeld krijgen van het probleem  heb je te maken met de
gevolgen van een probleem of met het eigenlijke probleem
2. Beschrijven van het probleem  over view van de behaviorisme
(gedrag) determinanten gerelateerd aan het probleem
3. Interventie opzetten dat deze gedrag determinanten targets.
4. De interventie op kleine schaal naar buiten brengen -> zo kunnen er
nog kleine veranderingen gemaakt worden
5. De interventie word op grote schaal naar buiten gebracht
6. Evulatie van de interventie

Probleemanalyse, het bedenken van oplossingen, het implementeren van
de oplossing en het evalueren van de impact ervan.

toegepaste research  ??  kan soms ook een hypothese testen maar het
hoofddoel is een specifiek onderzoek in een algemene situatie.

Design-oriënteerde research  niet alleen onderzoeken om iets te
verklaren, maar ook een interventie ontwerpen om het probleem te

, elimineren  design en test interventies  oplossing gericht en
gebaseerd op probleem analysis  systematisch onderzoek naar het
ontwerpen, ontwikkelen en evalueren van psychologische problemen

Formatieve evaluatie  een evaluatie gericht op het verbeteren van de
oplossing
Summatie evaluatie evaluatie die zich richt op de vraag of het probleem
is opgelost door de toegepaste oplossing.

Probleemoplossing in de psychologie
-1970 probleemoplossing was de algemene werkwijze  één
probleemoplossing methode was geschrikt voor allerlei problemen
(ongeacht de discipline)
Polya begrijpen van het probleem, plan bedenken, plan uitvoeren,
terugkijken
 deductieve approach  Het probleem aan een bekend
probleem linken, probleem in eigen woorden formuleren,
tekening of diagram opstellen  heuristics

-1972Newell & Simon algemeen beeld van het probleem, synthesis,
evaluation  deductieve approach
-1980 -> er is niet een manier waarin problemen opgelost kunnen worden


Deductieve approach  probleemoplosser denkt en werkt op een logische
manier
Inductieve benadering  probleemoplosser probeert een algemene regel
af te leiden die van toepassing is op alle problemen die men kan
tegenkomen (onderwijs, wiskunde, natuurkunde, wetenschap)

Psychological Design
1. Ontwerpbenadering  analyse, synthese, constructie, evalueren
(Polya)
1. Analyse  analyseren en definiëren van het problem
2. Synthese  identificeren van gedrag determinanten
(gedragsbepalende factoren) en selecteren van methoden en
strategieën voor gedragsverandering (interventie)
3. Constructie  opzetten van een plan
4. Evaluatie  beoordelen of het plan het gewenste gedrag
veroorzaakt (ongewenste gedrag heeft geëlimineerd)
2. Deductieve benadering analyse en synthese komen altijd voor in
dezelfde volgorde
Inductieve benadering  evalueren is belangrijk om erachter te
komen of een plan het juiste resultaat heeft geleverd
Creatieve benadering  er hoeft niet altijd een heel nieuw plan
ontworpen te worden  literatuurstudie kan bijv. laten zien dat een
eerder ontwikkeld plan voldoende is met een aantal wijzigingen
3. Behavioural determinants  behavioural determants zijn van belang
om een interventie uiteindelijk tot stand te laten komen  anders
vind gedragsverandering niet plaats