De Geo 3VWO H3 Chili: het land waar de aarde ophoudt
Uittreksels Basisboek
B4 Regio in beeld
► Aardrijkskundige onderwerpen zijn in twee groepen verdeeld: gebiedskenmerken
en bevolkingskenmerken.
● Met behulp van het schema ‘Regio in beeld’ krijg je snel een eerste beeld van een
gebied.
B5 Gebiedskenmerken
► Om een gebied te beschrijven, zeg je iets over de ligging, de natuurlijke omgeving
en het ingerichte landschap.
● Absolute ligging geeft aan waar een gebied precies ligt. Relatieve ligging: de tijd, de
kosten en de moeite om andere gebieden te bereiken.
■ De absolute ligging blijft altijd gelijk, maar de relatieve ligging kan veranderen.
● Bij de natuurlijke omgeving gaat het om een beschrijving van klimaat,
natuurlandschap, reliëf en grond- en delfstoffen.
● Het ingerichte landschap kun je in beeld brengen door informatie te verzamelen
over bijvoorbeeld de bebouwing, het bodemgebruik of de infrastructuur.
B6 Bevolkingskenmerken
► Eigenschappen van de bevolking (bevolkingskenmerken) kun je in vier groepen
indelen.
● Demografische kenmerken: de omvang, de groei en de veranderingen van de
bevolking.
● Economische kenmerken gaan over de manier waarop mensen geld verdienen.
● Culturele kenmerken gaan over cultuur: alles wat je hebt aangeleerd.
● Bij politieke kenmerken zijn wetten en regels van groot belang.
B35 Draaiing van de aarde
► De aarde draait dagelijks rond de aardas en draait in één jaar rond de zon.
Door de schuine stand (hoek van 23½°) vallen de stralen schuin op aardoppervlak.
■ Midzomernacht: rond 21 juni altijd licht op de Noordpool.
Poolnacht: rond 22 december altijd donker op de Noordpool.
● Loodrechte stand van de zon beweegt tussen de keerkringen (23½° N.B. en 23½°
Z.B). Ertussen liggen de tropen.
B37 Temperatuurfactoren
► Vijf temperatuurfactoren:
● Breedteligging: hoe verder van de evenaar, hoe kouder.
● Hoogteligging: hoe hoger, hoe kouder.
● Ligging ten opzichte van de zee: hoe verder van zee, hoe warmer in de zomer en
hoe kouder in de winter.
● Aanvoer van koude of warmte van elders door wind of zeestromen.
● Ligging van gebergten: wel of geen beschutte ligging.
B39 Luchtstreken
► Luchtstreek: temperatuurzone op aarde.
Uittreksels Basisboek
B4 Regio in beeld
► Aardrijkskundige onderwerpen zijn in twee groepen verdeeld: gebiedskenmerken
en bevolkingskenmerken.
● Met behulp van het schema ‘Regio in beeld’ krijg je snel een eerste beeld van een
gebied.
B5 Gebiedskenmerken
► Om een gebied te beschrijven, zeg je iets over de ligging, de natuurlijke omgeving
en het ingerichte landschap.
● Absolute ligging geeft aan waar een gebied precies ligt. Relatieve ligging: de tijd, de
kosten en de moeite om andere gebieden te bereiken.
■ De absolute ligging blijft altijd gelijk, maar de relatieve ligging kan veranderen.
● Bij de natuurlijke omgeving gaat het om een beschrijving van klimaat,
natuurlandschap, reliëf en grond- en delfstoffen.
● Het ingerichte landschap kun je in beeld brengen door informatie te verzamelen
over bijvoorbeeld de bebouwing, het bodemgebruik of de infrastructuur.
B6 Bevolkingskenmerken
► Eigenschappen van de bevolking (bevolkingskenmerken) kun je in vier groepen
indelen.
● Demografische kenmerken: de omvang, de groei en de veranderingen van de
bevolking.
● Economische kenmerken gaan over de manier waarop mensen geld verdienen.
● Culturele kenmerken gaan over cultuur: alles wat je hebt aangeleerd.
● Bij politieke kenmerken zijn wetten en regels van groot belang.
B35 Draaiing van de aarde
► De aarde draait dagelijks rond de aardas en draait in één jaar rond de zon.
Door de schuine stand (hoek van 23½°) vallen de stralen schuin op aardoppervlak.
■ Midzomernacht: rond 21 juni altijd licht op de Noordpool.
Poolnacht: rond 22 december altijd donker op de Noordpool.
● Loodrechte stand van de zon beweegt tussen de keerkringen (23½° N.B. en 23½°
Z.B). Ertussen liggen de tropen.
B37 Temperatuurfactoren
► Vijf temperatuurfactoren:
● Breedteligging: hoe verder van de evenaar, hoe kouder.
● Hoogteligging: hoe hoger, hoe kouder.
● Ligging ten opzichte van de zee: hoe verder van zee, hoe warmer in de zomer en
hoe kouder in de winter.
● Aanvoer van koude of warmte van elders door wind of zeestromen.
● Ligging van gebergten: wel of geen beschutte ligging.
B39 Luchtstreken
► Luchtstreek: temperatuurzone op aarde.