Anatomie spijsverteringsstelsel
Verteringsproces en organen van het spijsverteringsstelsel
In het spijsverteringsstelsel worden bruikbare stoffen uit het voedsel opgenomen.
Grote voedingsstoffen moeten tot kleinere voedingsstoffen worden afgebroken
(vertering), voordat ze kunnen worden opgenomen in het lichaam. Veel organen
spelen een rol bij de vertering van het voedsel, de opname (resorptie) van de
voedingsstoffen in het lichaam en de uitscheiding van onverteerde voedingsresten.
Het hele proces heet de spijsvertering.
Het spijsverteringskanaal is een lange buis van mond tot einddarm (rectum). Gladde
of onwillekeurige spieren in de wand van het kanaal zorgen ervoor dat het voedsel
vanaf het begin (mond) door het spijsverteringskanaal wordt getransporteerd. De
zenuw die bijna alle gladde spieren van het spijsverteringskanaal prikkelt is de 10 e
hersenzenuw (nervus vagus).
Functie van het spijsverteringsstelsel:
- Transport (peristaltiek)
- Vertering
- Resorptie
- Uitscheiding
Voedingsstoffen
Kleine stoffen voedingsstoffen
(micronutriënten) is in ons voedsel, zoals: vitaminen en mineralen. Ze kunnen zonder
bewerking geresorbeerd worden door de darmen. Het grootste deel van voedsel
bestaat uit grote stoffen (macronutriënten), zoals koolhydraten, vetten en eiwitten
(proteïnen)
- Koolhydraten en vetten zijn brandstoffen. Als ze worden verbrand komt er
energie vrij. De cellen gebruiken deze energie voor de taken die ze uitvoeren.
- Eiwitten dienen voornamelijk als bouwstof voor nieuwe cellen of onderdelen
van cellen. Als er meer koolhydraten, vetten en eiwitten worden gegeten dan
het lichaam gebruikt, dan word de rest omgezet in vetweefsel.
- Sommige koolhydraten (vezels) kunnen niet worden opgenomen en
afgebroken in het spijsverteringskanaal, maar ze zijn wel belangrijk voor een
goede darmwerking
Grote voedingsstoffen en hun functie
- Koolhydraten (bouwsteen glucose) (sachariden) zijn ketens van suikers. Een
molecuul (monosacharide) of mono suiker. Een voorbeeld is glucose. Suiker uit
de suikerpot is sucrose, dat is een disacharide van glucose en fructose.
Zetmeel (brood, pasta en aardappelen) is een polysacharide (een lange keten
van suiker). Dit moet eerst worden verteerd, pas na de splitsing ontstaan er
pas mono suikers alleen deze mono suikers kunnen worden opgenomen in de
darm.
- Eiwitten (bouwsteen aminozuur)zijn ketens van aminozuren. Er zijn 20
verschillende aminozuren. De aminozuurketens worden in een aantal stappen
, gesplitst in aminozuren. De afzonderlijke aminozuren worden opgenomen in
de darm.
- Vetten (bouwsteen triglyceriden) bestaan uit een stam van glycerol met 3
vetzuren als zijketen. Alleen vetten met kleine vetzuurketens kunnen direct
door de darmwand worden opgenomen. De grotere vetten worden eerst
gesplitst in glycerol en vetzuren.
Vertering
Vertering vind plaats met behulp van enzymen, er is voor elke stof een apart enzym.
Enzymen: is een stof die een chemische reactie (opbouw of afbraak) bevorderd. Het
enzym word niet zelf afgebroken of verbruikt.
Pas als de (grote) voedingsstoffen verteerd zijn, worden ze door darmcellen
geresorbeerd en komen vervolgens in het bloed terecht.
Soorten enzymen
Bij de spijsvertering zijn koolhydraatsplitsende enzymen, eiwitsplitsende enzymen en
vetsplitsende enzymen betrokken.
- Koolhydraatsplitsende enzymen
o Amylase: enzym dat zetmeel (amylum) afbreekt. Het komt voor in
speeksel.
o Lactase: enzym dat melksuiker (lactose) afbreekt. Het komt voor in de
dunne darm.
- Eiwitsplitsende enzymen
o Proteïnase: enzym dat eiwitten (proteïnen) afbreekt. Het komt voor in
alvleesklier sap.
o Pepsine: enzym dat kleine eiwitten (peptiden) afbreekt. Het komt voor
in de maag.
- Vetsplitsend enzym
o Lipase: enzym dat vetten (lipiden) afbreekt. Het komt voor in
alvleesklier sap.
3.3 via de mond naar de maag
Mond
De mondholte is bedekt met slijmvlies. Het slijmvlies rondom de tanden en kiezen
noemen we tandvlees (gingiva). De tong bestaat voornamelijk uit spierweefsel. Aan
de zijkant liggen veel keelamandelen (deze bevatten veel afweercellen (lymfocyten)
en zorgen zo voor bescherming tegen het binnendringen van bacteriën.
Tanden en kiezen
Tanden en kiezen maken het mogelijk om een stuk stevig voedsel af te bijten en er
kleinere stukjes van te maken. Kauwen bevordert ook de bloedstroom naar de
hersenen. Op de tanden, kiezen en het tandvlees zit een laagje van slijm, bacteriën,
eiwitten en kolhydraten. Sommige mondbacteriën zetten koolhydraten om in zuur.
Proeven
In het slijmvliesoppervlak van de tong liggen 5 soorten smaakzintuigen: voor de
smaken zoet, zuur, zout, bitter en umami. Ruiken speelt ook een grote rol bij het
Verteringsproces en organen van het spijsverteringsstelsel
In het spijsverteringsstelsel worden bruikbare stoffen uit het voedsel opgenomen.
Grote voedingsstoffen moeten tot kleinere voedingsstoffen worden afgebroken
(vertering), voordat ze kunnen worden opgenomen in het lichaam. Veel organen
spelen een rol bij de vertering van het voedsel, de opname (resorptie) van de
voedingsstoffen in het lichaam en de uitscheiding van onverteerde voedingsresten.
Het hele proces heet de spijsvertering.
Het spijsverteringskanaal is een lange buis van mond tot einddarm (rectum). Gladde
of onwillekeurige spieren in de wand van het kanaal zorgen ervoor dat het voedsel
vanaf het begin (mond) door het spijsverteringskanaal wordt getransporteerd. De
zenuw die bijna alle gladde spieren van het spijsverteringskanaal prikkelt is de 10 e
hersenzenuw (nervus vagus).
Functie van het spijsverteringsstelsel:
- Transport (peristaltiek)
- Vertering
- Resorptie
- Uitscheiding
Voedingsstoffen
Kleine stoffen voedingsstoffen
(micronutriënten) is in ons voedsel, zoals: vitaminen en mineralen. Ze kunnen zonder
bewerking geresorbeerd worden door de darmen. Het grootste deel van voedsel
bestaat uit grote stoffen (macronutriënten), zoals koolhydraten, vetten en eiwitten
(proteïnen)
- Koolhydraten en vetten zijn brandstoffen. Als ze worden verbrand komt er
energie vrij. De cellen gebruiken deze energie voor de taken die ze uitvoeren.
- Eiwitten dienen voornamelijk als bouwstof voor nieuwe cellen of onderdelen
van cellen. Als er meer koolhydraten, vetten en eiwitten worden gegeten dan
het lichaam gebruikt, dan word de rest omgezet in vetweefsel.
- Sommige koolhydraten (vezels) kunnen niet worden opgenomen en
afgebroken in het spijsverteringskanaal, maar ze zijn wel belangrijk voor een
goede darmwerking
Grote voedingsstoffen en hun functie
- Koolhydraten (bouwsteen glucose) (sachariden) zijn ketens van suikers. Een
molecuul (monosacharide) of mono suiker. Een voorbeeld is glucose. Suiker uit
de suikerpot is sucrose, dat is een disacharide van glucose en fructose.
Zetmeel (brood, pasta en aardappelen) is een polysacharide (een lange keten
van suiker). Dit moet eerst worden verteerd, pas na de splitsing ontstaan er
pas mono suikers alleen deze mono suikers kunnen worden opgenomen in de
darm.
- Eiwitten (bouwsteen aminozuur)zijn ketens van aminozuren. Er zijn 20
verschillende aminozuren. De aminozuurketens worden in een aantal stappen
, gesplitst in aminozuren. De afzonderlijke aminozuren worden opgenomen in
de darm.
- Vetten (bouwsteen triglyceriden) bestaan uit een stam van glycerol met 3
vetzuren als zijketen. Alleen vetten met kleine vetzuurketens kunnen direct
door de darmwand worden opgenomen. De grotere vetten worden eerst
gesplitst in glycerol en vetzuren.
Vertering
Vertering vind plaats met behulp van enzymen, er is voor elke stof een apart enzym.
Enzymen: is een stof die een chemische reactie (opbouw of afbraak) bevorderd. Het
enzym word niet zelf afgebroken of verbruikt.
Pas als de (grote) voedingsstoffen verteerd zijn, worden ze door darmcellen
geresorbeerd en komen vervolgens in het bloed terecht.
Soorten enzymen
Bij de spijsvertering zijn koolhydraatsplitsende enzymen, eiwitsplitsende enzymen en
vetsplitsende enzymen betrokken.
- Koolhydraatsplitsende enzymen
o Amylase: enzym dat zetmeel (amylum) afbreekt. Het komt voor in
speeksel.
o Lactase: enzym dat melksuiker (lactose) afbreekt. Het komt voor in de
dunne darm.
- Eiwitsplitsende enzymen
o Proteïnase: enzym dat eiwitten (proteïnen) afbreekt. Het komt voor in
alvleesklier sap.
o Pepsine: enzym dat kleine eiwitten (peptiden) afbreekt. Het komt voor
in de maag.
- Vetsplitsend enzym
o Lipase: enzym dat vetten (lipiden) afbreekt. Het komt voor in
alvleesklier sap.
3.3 via de mond naar de maag
Mond
De mondholte is bedekt met slijmvlies. Het slijmvlies rondom de tanden en kiezen
noemen we tandvlees (gingiva). De tong bestaat voornamelijk uit spierweefsel. Aan
de zijkant liggen veel keelamandelen (deze bevatten veel afweercellen (lymfocyten)
en zorgen zo voor bescherming tegen het binnendringen van bacteriën.
Tanden en kiezen
Tanden en kiezen maken het mogelijk om een stuk stevig voedsel af te bijten en er
kleinere stukjes van te maken. Kauwen bevordert ook de bloedstroom naar de
hersenen. Op de tanden, kiezen en het tandvlees zit een laagje van slijm, bacteriën,
eiwitten en kolhydraten. Sommige mondbacteriën zetten koolhydraten om in zuur.
Proeven
In het slijmvliesoppervlak van de tong liggen 5 soorten smaakzintuigen: voor de
smaken zoet, zuur, zout, bitter en umami. Ruiken speelt ook een grote rol bij het