Bindweefsel
- Bestaat uit 1. Cellen (Die naar vorm en functie bij elkaar horen) 2.
De tussen de cellen gelegen tussenstof
- Bindweefsel bevindt zich overal in het lichaam in, om en tussen de
organen
Losmazig = vetweefsel, onderhuid
Reticulair = RES, bloedaanmaak
Vezelig = dicht, veel elastische weefsel
Kraakbeen
- Bestaat uit 2 delen: cellen en tussenstof
- Cellen hebben alleen een betekenis bij aanmaan van tussenstof
- Kraakbeen wordt gevormd uit bindweefsel
Hyalien = gewrichtskraakbeen en ribkraakbeen
Elastisch = oorschelp
Vezelig = tussenwervelschijf
Been bestaat uit 35% organische matrix en 65% anorganische zouten
Osteocyten = de cellen van het been
Endoderm = spijsverteringskanaal, ademhalingssysteem
Ecotderm = zenuwstelsel + opperhuid
Mesoderm = bindweefsel
1
,Epitheelweefsel bedekkend
Spierweefsel contractiel
Zenuwweefsel impulsegeleiding
Bindweefsel steun/ verbinding
Bot zonder mineralen = vervormbaar
Bot zonder collagene = breekbaar
2
,WEEK 2 ANATOMIE MYOLOGIE
Spiervezels zijn verantwoordelijk voor de bewegende kracht (3 soorten)
Dwarsgestreepte spiervezels
- Vormen de spierbuiken van de skeletspieren
- Spiervezels lopen vaak van pees tot pees
Gladspierweefsel
- Zit om organen heen
Hartspierweefsel
- Zit om het hart heen
Momentsarm = Hoe groter de lijn, des te
minder kracht er nodig is voor een
draaimoment
Spierfascia (om de spier heen)
bindweefselstructuur die de spier
beschermd
Endomysium ligt om een spiervezel
heen
3
, Type I spiervezels
- Gaat goed werken in samenwerking met zuurstof
- Heel veel doorbloeding
- Rood/tonische spieren genoemd
- Spieren niet snel vermoeibaar
- Gebruik voor lange afstanden
Type IIb
- Zonder zuurstof
- Afhankelijk van glucose (suiker)
- Wit/fasisch genoemd
- Veel kracht, snel vermoeibaar
4