4 VWO – H1 t/m H3
Gemaakt door Summary Shop
Als je fouten opmerkt in dit document, stuur me dan
een berichtje, en dan fix ik het z.s.m.
, Hoofdstuk 1: Chemisch rekenen
In dit hoofdstuk leer je de basis van chemisch rekenen. Het gaat om het
begrijpen van de atoomtheorie, het periodiek systeem, het begrip mol en het
rekenen met massa’s, molaire massa’s, concentraties en reacties. Deze
vaardigheden vormen de basis voor bijna alle andere onderdelen van de
scheikunde.
Belangrijkste begrippen
- Grootheid en eenheid: meetbare eigenschappen met internationale
standaardeenheden.
- Mol (n): hoeveelheid stof, 1 mol = 6,02·10²³ deeltjes (Avogadro-constante).
- Massa (m): hoeveelheid materie, meestal in gram of kilogram.
- Molaire massa (M): massa van 1 mol stof, uitgedrukt in g/mol, af te lezen in
Binas.
- Isotopen: atomen met gelijk aantal protonen maar verschillend aantal
neutronen.
- Atoomnummer (Z): aantal protonen in de kern.
- Massagetal (A): protonen + neutronen.
Belangrijke formules
n = N / Nₐ → bereken aantal mol uit aantal deeltjes
m = n × M → massa berekenen
ρ = m / V → dichtheid
c = n / V → concentratie (molairiteit)
Kernpunten en voorbeelden
- Elektronen zijn verdeeld over schillen (K: 2, L: 8, M: 18).
- Periodiek systeem is geordend naar atoomnummer. Elementen in dezelfde
groep hebben vergelijkbare eigenschappen.
- Edelgasconfiguratie (8 elektronen in buitenste schil) geeft stabiliteit.
- Voorbeeld: Bereken het aantal atomen in 2,0 mol zuurstof (O₂):
N = n × Nₐ = 2,0 × 6,02·10²³ = 1,20·10²⁴ moleculen, dus 2,40·10²⁴ atomen.
Schema:
Grootheid Symbool Eenheid
Massa m g / kg
Volume V L / m³
Chemische hoeveelheid n mol
Concentratie c mol/L