Hoofdstuk 1
1.1 drie soorten stoffen
Elementen: de niet ontleedbare stof of atomen die de bouwstenen van de niet-ontleedbare stoffen
zijn.
Periodiek systeem:
- Horizontaal: rijen
- Verticaal: groepen
• Groep 17: halogenen -> dit zijn niet-metalen die erg reactief zijn en schadelijk voor het milieu.
• Groep 18: edelgassen -> gassen die niet met andere stoffen reageren.
Drie soorten stoffen:
- Metalen: stoffen die uitsluitend bestaan uit metaalatomen;
- Moleculaire stoffen: stoffen die uitsluitend bestaan uit niet-metaalatomen;
- Zouten: stoffen die zijn opgebouwd uit een metaal en een niet-metaal.
Verbindingen: een ander woord voor een ontleedbare stof.
Stroomgeleiding
Metalen Geleiden stroom in vaste en Alle metalen zijn bij
vloeibare fase kamertempratuur vast, behalve
kwik.
Moleculaire stoffen Ze kunnen geen stroom Ze kunnen vast, vloeibaar of
geleiden. gasvormig zijn.
Zouten Alleen opgeloste en gesmolten Bij kamertempratuur zijn
zouten kunnen stroom zouten altijd vast.
geleiden; vaste zouten geleiden
geen stroom. (want ionen
kunnen in een ionrooster niet
vrij bewegen)
, 1.2 atoombouw van het periodiek systeem
Atoommodel van Dalton: alle atomen van één atoomsoort zijn aan elkaar gelijk, en anders dan de
atomen van een andere atoomsoort.
Atoommodel van Thomson: negatief geladen deeltjes, elektronen, uit een atoom kan je vrij maken.
Dat betekent dat de rest van het atoom positief geladen moet zijn.
Atoommodel van Rutherford: een atoom bestaat uit een kern en een elektronenwolk. De kern bevat
dus positief geladen protonen. Het aantal protonen in de kern blijkt overeen te komen met het
atoomnummer in het periodiek systeem.
Atoommodel van Bohr: het atoommodel van Rutherford, maar dan verbeterd door Niels Bohr. Hij
stelde dat de elektronen zich op vaste afstanden van de kern bevinden. Die noem je de
elektronenschillen. Bohr gebruikte de letters K, L, M, N, … voor zijn schillen.
- Maximaal 2 in de K-schil
- Maximaal 8 in de L-schil
- Maximaal 18 in de M-schil
Elektronenconfiguratie: de verdeling van de elektronen over de schillen.
Edelgasconfiguratie: de verdeling van de elektronen over de schillen zoals bij een edelgas. Die is heel
erg stabiel.
Isotopen: atomen met hetzelfde atoomnummer, dus met hetzelfde aantal protonen. Isotopen hebben
echter een verschillend aantal neutronen, dus een verschillend massagetal. Het massagetal is het
totaal aantal protonen plus neutronen.
Molecuulmassa: (M)r is de som van de massa’s van alle atomen in het molecuul.
Deeltje Plaats in een atoom Massa Lading
Proton Kern 1u +1
Neutron Kern 1u 0
Elektron Elektronenschil (0) -1
atoomnummer = aantal protonen
massagetal = aantal protonen + neutronen
1.1 drie soorten stoffen
Elementen: de niet ontleedbare stof of atomen die de bouwstenen van de niet-ontleedbare stoffen
zijn.
Periodiek systeem:
- Horizontaal: rijen
- Verticaal: groepen
• Groep 17: halogenen -> dit zijn niet-metalen die erg reactief zijn en schadelijk voor het milieu.
• Groep 18: edelgassen -> gassen die niet met andere stoffen reageren.
Drie soorten stoffen:
- Metalen: stoffen die uitsluitend bestaan uit metaalatomen;
- Moleculaire stoffen: stoffen die uitsluitend bestaan uit niet-metaalatomen;
- Zouten: stoffen die zijn opgebouwd uit een metaal en een niet-metaal.
Verbindingen: een ander woord voor een ontleedbare stof.
Stroomgeleiding
Metalen Geleiden stroom in vaste en Alle metalen zijn bij
vloeibare fase kamertempratuur vast, behalve
kwik.
Moleculaire stoffen Ze kunnen geen stroom Ze kunnen vast, vloeibaar of
geleiden. gasvormig zijn.
Zouten Alleen opgeloste en gesmolten Bij kamertempratuur zijn
zouten kunnen stroom zouten altijd vast.
geleiden; vaste zouten geleiden
geen stroom. (want ionen
kunnen in een ionrooster niet
vrij bewegen)
, 1.2 atoombouw van het periodiek systeem
Atoommodel van Dalton: alle atomen van één atoomsoort zijn aan elkaar gelijk, en anders dan de
atomen van een andere atoomsoort.
Atoommodel van Thomson: negatief geladen deeltjes, elektronen, uit een atoom kan je vrij maken.
Dat betekent dat de rest van het atoom positief geladen moet zijn.
Atoommodel van Rutherford: een atoom bestaat uit een kern en een elektronenwolk. De kern bevat
dus positief geladen protonen. Het aantal protonen in de kern blijkt overeen te komen met het
atoomnummer in het periodiek systeem.
Atoommodel van Bohr: het atoommodel van Rutherford, maar dan verbeterd door Niels Bohr. Hij
stelde dat de elektronen zich op vaste afstanden van de kern bevinden. Die noem je de
elektronenschillen. Bohr gebruikte de letters K, L, M, N, … voor zijn schillen.
- Maximaal 2 in de K-schil
- Maximaal 8 in de L-schil
- Maximaal 18 in de M-schil
Elektronenconfiguratie: de verdeling van de elektronen over de schillen.
Edelgasconfiguratie: de verdeling van de elektronen over de schillen zoals bij een edelgas. Die is heel
erg stabiel.
Isotopen: atomen met hetzelfde atoomnummer, dus met hetzelfde aantal protonen. Isotopen hebben
echter een verschillend aantal neutronen, dus een verschillend massagetal. Het massagetal is het
totaal aantal protonen plus neutronen.
Molecuulmassa: (M)r is de som van de massa’s van alle atomen in het molecuul.
Deeltje Plaats in een atoom Massa Lading
Proton Kern 1u +1
Neutron Kern 1u 0
Elektron Elektronenschil (0) -1
atoomnummer = aantal protonen
massagetal = aantal protonen + neutronen